Bloeddorst: Hoofdstuk 8


8


            Epimetheus mocht dan de domme broer van Prometheus genoemd worden en het was waar dat hij soms eerst handelde en daarna nadacht, toch wist hij dat de liefde van zijn leven een vergiftigd geschenk was van de goden. Een vrouw die zo bevallig, zo slim en wel gemanierd was, was te mooi om waar te zijn. Hij had haar drie dochters gegeven, Phrophasis, Metamelea en Pyrrha. Het was zijn manier om Pandora aan hem te binden. De familieband zou op die manier sterk genoeg zijn, dacht hij, om haar bij andere mannen weg te houden
            Maar Pandora deed het hart van vele mannen sneller slaan. Toch bleef ze haar man trouw tot de dag dat Epimetheus voor een langere tijd weg van huis was. Het was een warme nacht en het was volle maan. Pandora had zich gekleed in een doorzichtig zijden gewaad, meer kon ze niet op haar lichaam verdragen wegens de hitte. Ze had zich op haar bed gelegd en was even ingeslapen. Pandora was wakker gekomen van een geluid dat ze eerst niet kon plaatsen. Toen ze het terug hoorde wist ze wat ze gehoord had. Het huilen van een wolf naar de maan.
            Ze had het nog veel te warm gehad en had zich ontdaan van het zijden gewaad. Onder het dak van haar woonst voelde ze zich echter veilig. Het duurde daarom niet lang of ze sliep terug in en droomde. Ze wist dat het een verboden droom was, gedachten die haar man, Epimetheus niet zou goedkeuren. In dromen echter mag alles. Haar fantasie creëerde voor haar een minnaar die plotseling aan haar bed stond en haar in zijn armen nam. Ze bedreven een bijna dierlijke liefde. Toen ze achteraf vroeg hoe hij heette antwoordde hij met een glimlach op zijn gezicht: ‘Lycaon’. Met de smaak van de laatste kus op haar lippen, werd ze wakker en zag nog juist een zwarte wolf die snel door het raam sprong.
            De naam van de man in haar droom bleef in Pandora’s gedachten naklinken. Ze herinnerde zich maar een persoon die deze naam droeg. Haar hart sloeg in haar keel van angst toen ze besefte dat Lycaon en de wolf een en dezelfde waren. Lycaon was door Zeus gestraft omdat hij Zeus’ kind Arcos aan hem als eten had aangeboden. Zeus had hem veranderd in een wolf. Hoe kon het dat zij een man in haar dromen had gezien en een wolf toen ze wakker werd? Was dit alles toeval of een product van haar fantasie?
            De dagen en weken volgden elkaar op en Pandora kon niet anders besluiten dat haar droom geen droom was geweest. In de afwezigheid van haar man, Epimetheus had Lycaon haar zwanger gemaakt. Ze kon haar omgeving in de waan laten, door wijde klederen te dragen. Niemand besefte dat ze een kind droeg, haar vierde kind. Gelukkig was er man niet aanwezig en moest ze het bed niet met hem delen. Na negen maanden baarde ze een gezonde dochter die ze in het geheim deed voeden en opvoeden door een min. Kort daarop keerde Epimetheus terug en vermoedde niets van wat er gebeurd was.
            Pandora bezocht haar vierde dochter zo veel ze kon, meestal wanneer haar man afwezig was. Op die manier zag ze het kind opgroeien. Toen het meisje twaalf jaar werd gebeurde het wat Pandora zo lang gevreesd had. Op de eerste avond van de volle maan, toen haar dochter twaalf werd, gebeurde het dat ze veranderde in een wolf. Ondanks dat Pandora heel verdrietig was om deze gebeurtenissen, bleef ze van haar dochter houden. Ze wou de goden en Zeus in het bijzonder niet om een gunst vragen omdat haar dochter ook het kind van Lycaon was. Ze liep de laatste dagen met een idee in haar hoofd maar wist niet of ze het zou durven om het uit te voeren.
            Bij hun huwelijk hadden ze van Zeus een klein vat, een soort doos gekregen, als geschenk. Haar man had nog altijd de doos niet geopend. Misschien zat er in dat vat iets dat haar dochter kon helpen, iets die de vloek teniet zou doen en haar verder zou laten opgroeien als een gewone vrouw. Haar verstand zei dat een geschenk van Zeus niet zonder gevolgen zou zijn. Maar als een van de gevolgen zou betekenen dat haar dochter vrij zou zijn, dat had ze er veel voor over.
            De nieuwsgierigheid van Pandora was te sterk en op een zekere dag na nog een laatste keer getwijfeld te hebben, opende ze met ingehouden adem het geschenk. Met een luid geraas als van een orkaanwind en gepaard gaande met kreten en gefluister van gekwelde zielen ontsnapte de inhoud aan de doos. Tientallen kwalen ontsnapten hun ketenen en in hetzelfde moment besefte Pandora dat ze verkeerd had gehandeld. Ze sloeg            zo vlug ze kon de doos toe, maar het kwaad was geschied. Even schudde ze nog aan de doos en ze hoorde dat er toch nog iets in zat. Niet alles was ontsnapt, maar het kwaad was geschied.
            Bij haar volgende bezoek aan haar dochter vertelde ze het meisje alles. Haar conceptie en geboorte, de vloek en ook over de doos die ze geopend had. Het meisje had haar moeder gerustgesteld en gezegd dat ze sinds de laatste volle maan haar metamorfose beter in handen had. Pandora had verbaasd en onbegrijpend naar haar geluisterd. Zou er dan toch nog iets goeds gekomen zijn het feit dat ze haar nieuwsgierigheid niet had kunnen bedwingen?
            Haar dochter getuigde dat in haar geval er zeker wat veranderd was. ‘Het was alsof een onbekende kracht in mij binnendrong en mij vulde tot in het diepste van mijn ziel. Ik wist van het Begin der Tijden en hoe alle leven was geëvolueerd. Ik voelde me verbonden met de aarde, de zon en de maan. De volgende dagen hoorde ik vreemde stemmen die me snel bekend voor kwamen. Het was de wind, het vuur en het water die tegen me spraken en ik verstond ze en kon dingen van hen vragen. Ik verstond de dieren en de bomen, ik hoorde de doden net als de levenden. Toen ik hen vraagde of ze me kenden antwoordde iedereen hetzelfde. Toen ze mijn naam opnieuw en opnieuw herhaalden, wist ik wat ik was. Een nieuwe kracht was in mij geboren, een kracht die eigen was aan mijn naam…Heks!’
            Pandora wist niet of dit goed of slecht was. Ze wist enkel dat haar dochter nu zelf kon bepalen wanneer ze veranderde en dat was meer dan voordien. Enkel op de eerste nacht van de volle maan had ze geen kracht over haar metamorfose. De maan was op die dag te sterk voor haar en dat waren de enige dagen dat ze haar eigen lot niet in handen had. In haar hart had Pandora vrede met deze situatie. Ze wist dat ze niet om meer kon vragen. Op die dag had ze aan haar kind, haar vierde dochter gevraagd welke naam ze wou dragen in haar verdere leven. Het jonge meisje had even weg gekeken, met een blik alsof ze in de toekomst keek en had haar moeder een vreemd klinkende naam toegefluisterd. ‘Mercedes!’



……….



            Vladimir Sango, ooit in een vroeger leven Daniël Ainsworth, staarde door het raam van zijn penthouse. Hij zag in de verte de skyline van Roskam. Hier aan de kaai had hij een mooi vergezicht over het water en de stad. Gelukkig was een van zijn slachtoffers eigenaar van verschillende appartementen, waaronder ook dit penthouse. Hij had voorlopig van deze woonst zijn uitvalsbasis gemaakt.
            Hij had in zijn omzwervingen over de aarde informatie verzameld die hij graag in de praktijk wou omzetten. Daarvoor had hij nog meer inlichtingen nodig. Inlichtingen die hij maar kon verkrijgen van één persoon: Het Orakel. Zijn informatie vertelde hem dat die hier in Roskam huisde, de poel van verderf waar iedereen naar toe getrokken werd. Ook hijzelf. Hij voelde de kracht die aan hem trok.
            De naam Pitja was verschillende keren in documenten opgedoken als voorspelster van rampen en andere onheuglijke tijdingen. Ze was een Griekse oude vrouw en niemand kende haar leeftijd. Ze leefde ondergedoken aan de rand van de stad, in een krot ergens in een van de gure zijstraatjes. Iemand zou hem er brengen tegen een fikse vergoeding. Deze man wist niet eens met wie hij te maken had en dat hij zijn doodsvonnis reeds had ondertekend.
            Vladimir moest even glimlachen, al bereikte deze lach zijn ogen niet. Pitja, het kon niet meer voor de hand liggen. Hij had iemand anders gekend die deze naam droeg, al was hij dan niet hetzelfde geschreven. Pythia, het Orakel van Delphi, was wereldberoemd om haar cryptische voorspellingen. Hopelijk was haar hedendaagse opvolger wat klaarder in haar toekomstomschrijvingen.
            Hij wist van de tweede doos, zoveel had hij ondertussen al geleerd. Zeus had twee dozen gehad. Een had hij aan Epimetheus en Pandora als huwelijksgeschenk gegeven, met als resultaat dat alle kwaad op de wereld werd losgelaten. De tweede echter was hier ook ergens op dit tranendal die men de aarde noemt. Hier kwam Pitja van doen. Die zou hem moeten laten weten waar hij zou moeten zoeken.
            Er was niet zoveel te vinden over deze tweede doos. Er waren maar een aantal ingewijden die van de profetie afwisten. De meeste had hij, na hen uitgehoord te hebben voor zover dit mogelijk was, gedood. Wat er in de doos zat wist niemand juist precies. De een vertelde over een geheel aantal nieuwe hedendaagse plagen. Een ander verhaalde dat het een val was voor het kwaad met de hoofdletter K. Maar bij iedere uitleg werd er van uit gegaan dat de kracht die de doos herbergde noodlottig zou worden voor ieder wezen van de nacht. Nachtwandelaars, heksen, zwarte tovenaars, demonen en duivels, ze zouden allemaal verdwijnen wanneer dit tweede doosje zou geopend worden. Op welke manier dit zou gebeuren wist hij niet, maar dat maakte niet veel uit. Er was vooral één regel in de oude profetie die hem vooral beviel. Diegene die de doos zou openen zou gespaard blijven, wat hij ook was.
            Met de kracht die hij nu bezat, zou hij bij de verdwijning van deze oude kwalen die de wereld al eeuwen teisterde, Heer en Meester zijn. Niemand zou hem nog iets in de weg kunnen leggen. Zolang die wezens van de Donkere Kant rondliepen was het nodig om regelmatig van lichaam te verspringen. De profetie vertelde dat de opener van de doos, alle kracht zou krijgen van datgene wat hij allemaal opsloot. Hij zou onsterfelijk worden, onverwoestbaar en machtig als een god. Zo had Zeus het bedoeld met deze tweed doos en zo zou het ook zijn.



……….


            Julius en Diana hadden hun nachtelijke uitstap vervolgd in de slaapkamer. Beiden waren door de jacht zo opgefokt dat hun liefdesdaad snel en onstuimig was. Hun honger naar elkaar was gevoed door de spanning van de laatste dagen, maar ook door het bloed dat ze gedronken hadden. Hun spieren stonden tot het uiterste gespannen en hun bewegingen waren super snel en ritmisch. De ontlading was navenant en nadien lagen ze hijgend maar voldaan in elkaars armen.
            ‘Diana,’ verbrak Julius als eerste de stilte, ‘als ik dan toch akkoord zou gaan, indien men mij voorstelt om Dragosj op te volgen, zou dat iets veranderen tussen ons?’
            ‘Waarom zou er iets veranderen? Van mijn kant, weet je dat ik niet geef om titels of onderscheidingen. Als dat je drijfveer is, dan is dat het fundament van misplaatste arrogantie. Een slechte eigenschap die op een bepaald moment je einde kan betekenen. We leven een gevaarlijk leven, Julius, laten we er niet om heen draaien. Wat voor mij van belangrijk is, is verantwoordelijkheid nemen en op die manier het beste ervan te maken. Als je dat voor ogen houdt, zal er voor mijn nooit iets in onze relatie veranderen.’
            ‘Maar…als ik je goed begrijp, als ik de opvolging weiger dan…zou er tussen ons wel iets kunnen veranderen, want dan neem ik volgens jou mijn verantwoordelijkheid niet op? Of zie ik het verkeerd?’
            Diana draaide zich op haar zijde en keek hem met haar donkere ogen peinzend aan. ‘Ik ken je zo niet, Julius. Je bent een man die zijn verantwoordelijkheid opneemt. Dat heb je altijd al gedaan, zo lang ik je ken. Dus is er een reden waarom je weigert. Dat is zo klaar als een klontje. Maar zolang je het me niet vertelt dan zal ik moeten mijn besluit trekken met de informatie die ik beschik. Dan kan er inderdaad iets veranderen tussen ons.’
            Julius zuchtte. ‘Goed, Diana. Het is iets waar ik niet gemakkelijk over praat. Misschien juist omdat ik in mijn vorig leven heel veel belang hechtte aan die verantwoordelijkheid.’ Hij wreef even door zijn haar vooraleer verder te gaan met zijn uitleg. ‘Misschien is het beter dat ik erover praat, misschien is het zo’n monster in mijn hoofd geworden dat ik niet meer klaar zie.’
            Diana wist dat ze nu niets meer moest zeggen. Julius stond op het punt om haar iets heel persoonlijks te vertellen, een oud geheim die hij meesleurde en die te maken had met hun heer en meester Dragosj. Ze zag die ene grote rimpel in zijn voorhoofd verschijnen en dat gebeurde niet zo veel. De keren dat dit voorkwam bij Julius was er steeds iets heel ergs voorgevallen.
            ‘Ik weet dat wij, nachtwandelaars, alle banden hebben doorgesneden met ons vorige leven. Wij leven ook heel wat langer dan de gemiddelde mens, heel wat langer. Ik weet ook dat we die in het begin van ons bestaan, we die menselijke gevoelens minderwaardige gevoelens kunnen uitschakelen. Een ingebouwde bescherming die eigen is aan onze soort. Ik weet niet hoe het bij een ander is, maar ik had het er heel moeilijk mee in het begin.’
            Zijn vrouwelijke metgezel luisterde en knikte hem ernstig toe. Een teken dat hij verder moest gaan. Een knik van vertrouwen die ze hem gaf tussen twee geliefden, maar ze sprak geen woord. Julius zou zelf zijn weg hierin moeten vinden. Ze kon de woorden niet in zijn mond leggen.
            ‘De eerste tijd nadat Dragosj mij had veranderd, had ik het veel te druk met mezelf om aan iets anders te denken. Mijn lichaam die anders voelde, mijn zintuigen en mijn gewaarwordingen die ik gewoon moest worden. Daar moet een tijd over gaan, dat zal voor iedereen zo zijn. Zo was het voor jou waarschijnlijk en zo was het ook voor mij. Dragosj leerde me overleven. Hoe ik mijn prooien moest zoeken, hoe ik hen moest opjagen of veroveren, hoe ik hen kon betoveren met mijn blik. Vooral hoe ik mezelf in toom moest houden, daar was hij heel streng en strikt in. Dragosj doodde niet voor zijn plezier maar enkel uit noodzaak. Wanneer zijn dorst gelest was, dronk hij niet meer dan nodig was. Dit leerde hij ook aan mij.’
            Diana wist niet direct waar dit naartoe zou gaan, maar ze was geduldig. Ze wist waarvan hij sprak, ze had het ook allemaal zelf mee gemaakt en wist dat de roes van het bloed je over een grens kon trekken. Er was niet veel verschil tussen doden om te drinken en doden om het plezier van de jacht. Het genot van de jacht mocht er zijn, maar dan enkel functioneel anders wist je gewoon niet wanneer je zou stoppen met moorden en dat wist Julius ook heel goed.
            ‘Ik dacht er pas na enkele weken aan. Ik geloof dat ik me er zelf ietwat over schaamde, een gevoel dat ik sinds mijn korte en nieuwe bestaan dan niet meer had gevoeld. Ik vroeg me pas na een drietal weken af…hoe het met mijn moeder Martine zou zijn? Zou ze me erg missen? Of zou ze het verwacht hebben? Ik bedoel, zou ze het gedacht hebben dat ik als menselijke nietsnut uiteindelijk uit haar leven zou verdwijnen? Het was een zaadje die ik in mijn hersenen plantte, maar die na een aantal dagen woekerde als een onkruid dat alles overschaduwde. Ik wou weten hoe het met haar was.’
            Het was nu muisstil in de kamer. Diana had haar benen onder zich geplooide en met haar hoofd in een van haar handen luisterde ze geboeid naar de biecht van Julius. Want zo klonk het toch. Een belijdenis van iets dat hem al lang parten speelde.
            ‘Toen ik op een avond na het donker, langs mijn oude huis kwam, zag ik geen licht. Op dat uur zou mijn moeder nog niet gaan slapen zijn. Ik sloop de woning binnen maar vond niets. Het huis was verlaten en verwaarloosd. Geen spoor van mijn moeder. Ik zocht overal en vond haar uiteindelijk terug…op het kerkhof.’
            Diana had werktuigelijk haar adem ingehouden toen hij dit zei. Dit was een eigenaardige samenloop van omstandigheden als zijn moeder zou zijn gestorven op het moment dat Julius een nachtwandelaar was geworden.
            ‘Ik weende en zag toen voor het eerst wat ik werkelijk was geworden. Rood van het bloed, liepen de tranen van mijn gezicht. Had ik dit veroorzaakt bij mijn moeder? Was mijn verdwijning te veel voor het oude mens? Had ik ze de dood ingejaagd? Het waren allemaal vragen die door mijn hoofd joegen. Ik wou een antwoord en ik had maar een persoon naar wie ik me kon wenden. Dragosj.’
            Het was normaal dat men zich tot zijn maker wendde als men met iets zat. De band tussen de maker en zijn bloed was sterk en daarom verwonderde het Diana niet dat Julius op die manier reageerde. Ze wist ook dat zijn sterke gevoelens tegenover zijn overleden moeder juist kwamen door zijn verantwoordelijkheid die hij gedurende zijn leven tegenover haar had. Ze begreep nu wat hij eerder wou insinueren omtrent dit gevoel.
            ‘Ik vertelde mijn meester wat er gebeurd was. Hij zei dat ik mijn menselijkheid moest wegduwen, mijn gevoelens moest uitschakelen. Dat ik me heel wat beter zou voelen. Maar ik kon het niet. Hoe graag ik het ook had willen doen. Mijn moeder was heel speciaal voor mij en ik weet dat ik niet de zoon was die ze gewenst had. Ik weet dat ik elke dag tekort schoot, maar op mijn manier wou ik geld voor haar verdienen. Voor haar oude dag, zodanig dat ze niets tekort zou hebben en nu was ze dood. Dat vertelde ik ook allemaal aan Dragosj.’
            Diana verbrak voor het eerst haar stilzwijgen en vroeg met een akelig voorgevoel: ‘Wat zei hij?’
            De rimpel in het voorhoofd van Julius vergrootte nog wat. ‘Hij lachte met mij en vertelde dat hij uit liefde voor mij, haar dezelfde nacht dat hij mij had gemaakt, haar had gedood. Hij voegde eraan toe dat ze niets had gevoeld.’

© Rudi J.P. Lejaeghere

23/02/2015

Reacties

Populaire posts van deze blog

Chateau Rouge: Deel 12