Chateau Rouge: Deel 14




















14. Buiten!


            Het was voor Jean-Pierre niet echt moeilijk om de weg naar buiten terug te vinden. Nu had hij geen zwarte kap over zijn hoofd en het licht scheen in de gang. Hij zou gewoon de gang terug moeten lopen en een trap op. Daar zou hij verbinding hebben om Katarina te bereiken en haar te verwittigen, haar tegen te houden om naar de open plek in het bos te gaan. Als ze wist dat hij ontsnapt was, zou ze wel luisteren naar hem.
            De man die hij had geëlektrocuteerd had echter geen identiteitsbewijs nog een vuurwapen bij hem. Blijkbaar waren ze zo arrogant dat ze vertrouwden op hun suprematie over hem, dat ze het niet nodig achtten om zich zwaar te bewapenen. Toen hij de neergevelde man goed had bekeken, was hij blij dat zijn list gelukt was. Hij was minstens een kop grote dan Jean-Pierre en gezien zijn getatoeëerde spierballen zou hij maar één goede slag in zijn gezicht nodig hebben gehad om bij Jean-Pierre voor even het licht uit te doven.
            Hij verwonderde zich over de lengte van de gang. Jean-Pierre kwam ook verschillende deuren tegen aan zijn linker en rechterkant die hij echter stilletjes voorbijging. Hij was van de opinie dat hij geen slapende honden wou wakker maken. Zijn prioriteit was hier buiten geraken. Er waren ook enkel zijgangen, maar zover hij zich herinnerde, hadden ze nergens afgeslagen. Net toen hij dacht dat hij zich toch vergiste, zag hij die trap in de verte. Hij zuchtte van opluchting.
            Toen hield hij zijn adem in, want hij hoorde voetstappen. Het was te laat om rechtsomkeer te maken. Het was een doodlopend eind en terug naar zijn cel was geen mogelijkheid. Een man in een paarse pij kwam de trap af gehobbeld. Blijkbaar moest de kerel onder de pij nogal goed in het vlees zitten, want het kledingstuk spande op zijn buik. Hij was ongeveer even groot als Jean-Pierre en daarom wist hij dat hij een kans zag. Nu zou moeten blijken of zijn oefeningen vruchten zouden afwerpen.
            De man had ondertussen Jean-Pierre ook opgemerkt en haalde van uit een van de wijde zakken van de pij een korte stok die hij met een korte zwaai openschoof. Het was een of ander slagwapen en de man was nogal zeker van zijn zaak, want hij hoorde een gedempt lachen onder zijn vermomming.
            Dikke pij kwam langzaam nader, af en toe met zijn stok lichtjes in zijn hand slaande. Een waarschuwing voor straks wanneer hij dit op Jean-Pierre zou toepassen, maar waarschijnlijk dan heel wat harder en pijnlijker.
            Jean-Pierre liet hem naderen en deed behoedzaam wat kleine stapjes achteruit. De man moest niet direct denken dat hij zelfverzekerd was. Neen, het was belangrijk om de man te laten geloven dat hij de overmacht had. Jean-Pierre hoopte dat op die manier de man minder geconcentreerd zou zijn en dat hij daardoor zijn voordeel kon halen.
            De man naderde en kwam op een paar meter van Jean-Pierre.
Jean-Pierre hield zijn rechterarm beschermend wat over zijn hoofd alsof hij bang was om geslagen te worden.
Hij hoorde de man grinniken onder zijn paarse kap. ‘Dat is niet slim van je, Mijnheer Jean-Pierre. Mijn baas zou niet tevreden zijn. Gelukkig heeft hij gezegd dat we met je kunnen doen wat we willen. Je hebt je doel gediend en nu zal ik je een lesje leren. Het laatste dat je ooit zult leren, mijn vriend.’
Hij hief zijn wapenstok om Jean-Pierre’s hoofd de eerste slag toe te brengen en dat was waar Jean-Pierre in de laatste seconden juist had op gewacht. Terzelfdertijd had hij zich nog iets meer zijwaarts naar links gedraaid en met een onverwachte snelheid had hij een torsiebeweging gemaakt waarbij zijn linkerarm naar voor sloeg. Zijn gestrekte arm eindigde in een handpalm die opgespannen was en waarvan de basis met een vernietigende kracht op het neusbeen van de man terechtkwam. Althans toch op de plaats waar Jean-Pierre de neus veronderstelde. Het is wat moeilijk om onder een kap te kijken.
De man gaf een droge hik en zakte als een zoutzak door de knieën en zonk zijwaarts tegen de muur. Bloed liep uit de kap op zijn paarse pij. Hij was niet dood, niettegenstaande deze beweging dodelijk kon zijn en Jean-Pierre had ze ook zo bedoeld. Men kon het neusbeen in één slag in de hersenen rammen en een directe dood veroorzaken. Hij had de slag geoefend in luchtgevechten en zijn snelheid en kracht leren opdrijven. Vandaag had hij die in de praktijk gebracht en vanwege de kap had hij waarschijnlijk de neus niet juist gepast. De man had geluk gehad.
Jean-Pierre onderzocht ook deze man, maar vond ook geen identiteitsgegevens. Hij rukte hem de kap van het hoofd en zag de verwoesting die zijn slag had aangericht aan het gezicht van de man. Hij vond het vreemd dat hij geen medelijden in hem vond en prentte het gezicht goed in zijn geheugen. Misschien kon hij deze informatie nog gebruiken.
Hij sprong over de bewusteloze man en rende naar de trap die hij met twee treden tegelijk nam en naar de deur bracht en naar buiten. Hij trok met alle geweld de deur open en zag dat het donker was. Het was reeds avond. Zou hij te laat komen en hadden ze Katarina al in handen?
Jean-Pierre haalde de buitgemaakte GSM boven en wou het nummer intikken, maar zag toen pas dat hij een paswoord nodig had. Hij vloekte als een ketter en smeet het apparaat in diggelen tegen de muur. Het zou hem niet kunnen dienen. Hij mocht echter de moed niet opgeven.
Hij liep verder en zag in het licht van de maan dat hij in een of ander oud klooster was ondergebracht. Het was vervallen en niet meer door de religieuze orde bewoond. De sekte die er zijn intrek had genomen had het waarschijnlijk een goede plaats gevonden om onopgemerkt hun plannen te kunnen smeden.
Jean-Pierre zette het op een draf en volgde eerst de weg die met keitjes was versterkt en die daarna in een aardeweg veranderde. Hierlangs was hij naar het klooster gebracht. Tot zijn wanhoop zag hij in de wijde verte geen huis staan. Nergens een licht te bespeuren in het donker. Niemand om tegen te houden en hulp te vragen.
Niets zou hem tegenhouden om al het nodige te doen die hij kon. Hij was buiten en met de moed van de wanhoop begon hij aan een lange tocht. Recht voor hem uit kijkend, soms lopend, dan weer stapvoets omdat hij op adem moest komen, doorkruiste hij de maanverlichte streek. Hij was gelukkig in goede conditie. Jean-Pierre probeerde er alles uit te persen wat menselijk mogelijk was, maar hij wist dat hij toch ergens moest doseren wilde hij zijn einddoel halen. Een bruikbare telefoon en dat ene gesprekje dat iemands leven kon redden. Katarina’s leven stond op het spel.

© Rudi J.P. Lejaeghere

23/01/2016


Reacties

Populaire posts van deze blog

Chateau Rouge: Deel 12