Requiem: Hoofdstuk 1
REQUIEM
1
Ik sta verweesd te kijken naar de
beide zilvergrijze urnen op het stalen vlak in het grasveld. Het miezert, maar
ik heb het niet echt in de gaten. De motregen vermengt zich met mijn stille
tranen en vloeit langs mijn van verdriet vertrokken gezicht. Ik wil en zal me
sterk houden, maar niets is moeilijker.
Mijn doorweekte haar plakt als een
slak in mijn nek. Waar mijn ouders ook mogen zijn, in deze urnen of als een
onsterfelijke ziel in een of andere dimensie, mijn gedachten zijn bij hen. Ik
ben noch atheïst noch een overtuigde pilaarbijter, maar hoe langer ik op deze
aardbol rondloop, hoe meer ik twijfel aan het bestaan van een Opperwezen. Sommigen
noemen dit wezen God, sommigen geven Hem een andere naam. ‘Als’ Hij bestaat en
macht of invloed op onze wereld heeft, als Hij enigszins de kracht heeft om in
te grijpen, dan mag zoiets niet gebeuren.
Beelden schieten door mijn hoofd.
Een namiddag in de sneeuw met mijn vader waar we een reuzensneeuwman maakten
met alles erop en eraan. De mooie zwarte haren van mijn moeder die ik als klein
kind graag borstelde. De vele levenswijsheden die ik met de paplepel meekreeg
van mijn beide ouders.
Een God die dit toelaat, wil ik
vandaag niet kennen. De mens die hiervoor verantwoordelijk is, ken is des te
beter. Het is het enige wezen dat de mogelijkheid bezit om zijn eigen soort
zonder wroeging te decimeren, te verkrachten, als een beest af te slachten en
te vierendelen. Het enige levende schepsel dat in één handomdraai zijn eigen soort
uitmoordt en zonder omkijken, zonder ook maar even stil te staan bij zijn
onomkeerbare daad, net alsof er niets gebeurd is, weer verdergaat.
De stoffelijke resten van mijn
ouders, twee maal een paar handvol as, dalen in hun respectievelijke urnen
geluidloos onder de grond. Een kleine koperkleurige plaat, niet zo groot, waar
in kleine letters hun naam, geboorte- en sterfdatum op gedrukt staat, schuift automatisch
over de ruimte en neemt hun plaats in. Het lijkt mij als een misplaatste
goocheltruc: nu zie je ze nog….dan niet meer! In mijn hart zullen ze echter
nooit verdwijnen.
Arturo Mitsukai en zijn vrouw Sachiko
Matai waren een gewelddadige dood gestorven. Geweld is weliswaar van het begin
van het bestaan van de mensheid een onmiskenbaar gegeven. De overlevingsdrang
die in onze genen verankerd zit, kan men er moeilijk uitsnijden als een tumor
of een gezwel. Het is eigen aan onze maatschappij en in ons gebrand als een
merkteken. Zowel bij de mens of in de samenleving is er één regel, één wet die
nog steeds geldig is. De wet van de sterkste! Soms is het resultaat van deze
wet recht evenredig met het gebruik van de macht van de persoon die het geweld
hanteert. Helaas zijn er mensen die enkel maar dit antwoord kennen, die maar
luisteren wanneer ze een harde hand voelen. Een andere keer is de gebruikte
agressie zo excessief dat de meerderheid het ronduit afkeurt omdat het zijn
doel voorbijschiet. Maar wanneer dat stukje perverse bruutheid je persoonlijk aanraakt,
verandert het je voor altijd. Het is een kankergezwel dat steeds maar groeit en
op een bepaald moment als een overrijpe puist openbreekt. Met alle rampspoedige
gevolgen van dien. Het kruipt in je hersens, het nestelt als een virus in je
gedachten, een worm die onherroepelijke schade aanbrengt.
Vrienden en kennissen van mijn
ouders, sommige die ik ooit wel eens had gezien, mensen van het
boekhoudingkantoor waar ik werk, andere volledig vreemden voor mij, hebben
zojuist hun deelneming betuigd in een stilte die beladen is door de wijze
waarop mijn ouders letterlijk en figuurlijk uit het leven zijn gesneden. Ik mag
het mij gewoon niet voorstellen, mijn gedachten moet ik met alle kracht
proberen weg te duwen in een apart hoekje waar ze even mogen sluimeren in stil
verdriet. Daar ga ik ze een tijd bewaren tot op het moment dat de tijd er rijp
voor is. Dan, op het moment dat het nodig is, ga ik deze gevoelens weer
opdiepen. Nooit zal ik vergeten wat mijn ouders werd aangedaan, nimmer zal ik
de dader vergeven!
Mijn naam is Yukiko Mitsukai en vandaag
beloof ik vergelding voor deze moorden. Ik beroep mij op deze bloedeed. Het is
de wraakneming, de vergelding die de enige uitzondering is op de vredelievende
leer van de Akai. Als het in deze omstandigheden niet kan, als deze belofte op
dit moment niet aan de orde is, dan zeg ik dat is er geen enkele reden is voor
het bestaan van dit gebruik bij de Akai.
Uitzonderlijke omstandigheden eisen
uitzonderlijke maatregelen, dat hebben jullie mij geleerd. Zo waar als ik jullie
dochter ben, zal ik jullie moordenaar zoeken, vinden en opjagen, waar hij zich
ook mag verschuilen. Al moet ik zoeken aan de andere kant van de wereld of in
de diepste krochten van de hel, hij zal mij niet ontsnappen. Al duurt die
zoektocht tot ik zelf sterf of men mij doodt. Ik zal in de loop van dat proces alles
trachten te gebruiken wat jullie mij hebben bijgebracht om mijn doel te
bereiken. Want zoveel dat nu van mij is, komt van jullie. Wat jullie mij hebben
geschonken is onschatbaar. Iets waarvoor ik eeuwig dankbaar moet zijn en ook
ben.
Mijn handen en voeten zullen mijn
wapens worden, mijn geest zal harder en scherper zijn dan het staal van een
zwaard. Ik hoop dat mijn wraak jullie beiden zielenrust kan schenken. De dood
van jullie moordenaar zal in niets vergelijken met wat hij jullie heeft
aangedaan. Dat en niets minder beloof ik! Zowaar ik ‘Akai’ ben in hart en nieren.
……….
Arturo Mitsukai knipte beheerst en
vakkundig hier en daar een blaadje uit een prachtig bloemstuk. Arturo was in de
winter van zijn leven. Zijn leeftijd, moeilijk in te schatten, zou men hem zijn
vijfenzeventig jaar nauwelijks toeschrijven. Arturo liep nog altijd even kaarsrecht
als vroeger toen hij nog een kwieke en trotse jongeman was. Zijn stap was zelfs
nu nog steeds zelfverzekerd en vast. Misschien ietsje trager dan vroeger. Zijn
kort geknipt witgrijs haar was een natuurlijke vingerwijzing naar de vele jaren
die hij telde. De wijsheid die uit zijn ogen straalde en de sereniteit in de
woorden als hij over iets sprak, getuigden van een jarenlange ervaring maar ook
van een gegronde kennis van zaken. Zijn lichamelijke conditie was tiptop, daar
zorgde hij zelf iedere dag zelf. Arturo Mitsukai liep iedere voormiddag een
kleine vijf kilometer, buiten als het mooi weer was en anders op de loopband,
die hij jaren geleden had aangeschaft. Hij fietste tevens regelmatig aardig wat
afstand op zijn fiets of hometrainer in zijn hobbyruimte. Een gezonde geest in
een gezond lichaam was voor hem zeker geen lege frase.
Zijn grootste passie was echter zijn
serre met exotische flora. Arturo had een ruime verzameling aan bloemen én
planten. Van tientallen soorten orchideeën, waaronder de hybridensoorten
Cymbidium, Vanda en Phalaenopsis tot bromelia's van verschillende geslachten
zoals Billbergia, Guzmania en Aechmea. Ook yucca’s en andere tropische planten
sierden zijn ruime serre. In het begin, toen hij met enkele plantjes begon, had
hij het soms moeilijk om de ene soort van de andere te onderscheiden. Nu na al
die jaren zoeken en er iedere dag met hartstocht mee te werken, kende hij ze
zelf bij hun volkse én Latijnse naam.
Orchideeën, vertelde hij soms aan
vrienden, gedijen in een hoge luchtvochtigheid. Daarom passen ze perfect te samen
met planten met een grote bladmassa. Hij vertelde hen ook dat orchideeën epifytisch
zijn, wat wil zeggen dat ze op andere planten kunnen groeien. Daarom worden ze
met een speciaal substraat op een schors gebonden. Om een natuurlijk effect te
bereiken, kan men er zelf een soort boom van maken en dan combineren met bijvoorbeeld
de bromelia’s die hij kweekte. Serrebouw en zijn toepassingen kende voor Arturo
maar weinig geheimen meer en soms liep hij bij een toevallige bezoeker over van
enthousiasme. Het werd hem met alle begrip voor de hartstocht voor zijn
levenswerk vergeven.
Een leek in het vak zou niet
begrijpen wat hij nu deed. Waarom hij met tederheid en liefde nog versgroene bladeren
en soms ook af en toe een bloeiende bloem – stukjes die leven vertegenwoordigden
- aan het verwijderen was uit een bloemstuk? Men zou kunnen denken dat dit een
daad van nutteloze verminking was, een vernietigen van een stukje natuurlijke
schoonheid. Waarom hij het groene blaadje en de afgesneden bloem met tederheid
apart in een bakje legde zou evenzeer vreemd overkomen. Straks zou hij een
gepaste bestemming vinden voor deze verzameling van uitgeknipte bloemen en verwijderde
plantendelen.
Deze bladeren, bloemen, betekenden nieuw
leven. Meststof voor een andere bloem of plant. Hun cyclus van verval was een
deel van de kring van het leven van een andere plant of bloem. Dit was één van
de wegen die de Akai bewandelden. Akai
of rood in het Japans stond voor de zon op hun vlag de Hinomaru. Dit betekende zonneschijf en zij kleurde nog altijd hun
nationale banier . Voor de Akai was die zon de bron van leven en groei.
De sterkte en de esthetiek van een bloem
mag niet ondergeschikt zijn aan de kwantiteit van de bloesems en het groen van
het blad. Afhankelijk, dat wel, van het aantal en de grootte van de bladeren
die voor elke soort bloem verschillend was. Zo groeit en bloeit een bloem, een
plant in al zijn pracht en praal. Verspilling was een zonde tegen de regels van
de natuur. Deze levenswijze van de Akai zorgde voor evenwicht, balans en gemoedsrust
in de planten- en bloemenwereld, zo ook bij de flora in de serre van Arturo Mitsukai.
Deze manier van denken kon in een
aantal gevallen doorgetrokken worden voor sommige levenswaarden bij de mens.
Soms kan men bij zichzelf bepaalde kwaliteiten beter ontwikkelen door zijn
gekende zwakheden bij zichzelf om te zetten in positieve krachten. De kracht
van een mens is maar zo sterk als zijn grootste zwakheid. Door deze weg te gaan
en te bewerken, verbetert de mens zichzelf als een geheel. Door aan zijn
mindere goede kanten te werken, versterkt men het totaalbeeld van zichzelf.
Toen de deur van de serre openging
en de kilte van de avond even zijn frisse adem blies over de rug van Arturo,
keek hij niet om. De geur van jasmijnthee kwam hem tegemoet in de persoon van Sachiko
Matai, zijn levensgezellin. Net als hij was ze gekleed in een sober zwart-wit
ensemble dat haar lichte huid extra accentueerde. Een huid als zijde die hij zo
goed kende, een lichaam dat hij nog altijd begeerde. Zijn liefde voor Sachiko in
het laatste seizoen van zijn leven was weliswaar niet meer getekend door de
felle kleuren van de hartstocht of door de onstuimigheid van de jeugd. Nu kende
hun relatie de zachte diepgang van de beheersing, een eigenschap die eigen is
aan hun ouderdom en de kennis van hun onvoorwaardelijke liefde voor elkaar. Het
bewijs hiervan leverden ze al zoveel jaren, zoveel dagen te samen in voorspoed
en tegenslag.
Het spreekt voor zichzelf dat men zoiets
pas na lange tijd bereikt. Samen de weg van het leven te mogen gaan is een
voorrecht waarop men terecht trots mag zijn. Het is weliswaar een avontuur van
vallen en opstaan, een proces van leren en begrijpen, van geven en nemen.
Periodes van geluk en rampspoed wisselen elkaar af zoals in elk mensenleven,
maar telkens helpt men elkaar er weer terug bovenop. Dat was de kern van hun liefde.
Het was niet altijd een even gemakkelijke weg, maar die leidde uiteindelijk
steeds weer naar het dagelijks genieten van de diepe genegenheid tussen een man
en een vrouw.
Met een liefdevolle glimlach als
stille bedanking, nipte hij aan de hete jasmijnthee die zij voor hem had
meegebracht. Hij prefereerde dit soort thee, niet alleen omdat hij het de beste
geurthee vond, maar ook omdat de thee gemaakt werd door jasmijnbloemen te
leggen tussen de bladeren van groene thee. Dat vond hij symbolisch in evenwicht
met zijn hobby, met zijn honderden bloemen en planten die hij kweekte in zijn
serre.
Eigenlijk was de thee die hij dronk
van Chinese oorsprong waar men tien kilo jasmijnbloemen gebruikte om ongeveer
één kilo jasmijnthee te bekomen. De thee had bij Arturo een kalmerende invloed en
werkte ontspannend. Het bevorderde tevens zijn spijsvertering, wat op zijn
leeftijd wel degelijk van belang was. Daarom was hij altijd dankbaar voor de jasmijnthee
die zijn vrouw hem iedere dag zonder fout bereidde.
Hij vond Sachiko Matai nog steeds aantrekkelijk
en slank, al was zij amper vijf jaar jonger. Bij verschillende gelegenheden
vertelde hij haar dat ook. Echte liefde en genegenheid wordt uitgedrukt in
woorden én daden. Soms na jaren van stilte of het blindelings aannemen van een
vaststaand feit, verdwijnt die vanzelfsprekende genegenheid met mondjesmaat en
op een moment is het op, is het op een dag volledig weg.
Sachiko veroorloofde het zich op
haar leeftijd haar grijze haren zwart te kleuren. Sachiko deed dit om haar man
te plezieren en niet uit persoonlijke ijdelheid. Dat zou een zonde zijn voor
een Akai. Arturo had ooit verteld dat als hij haar voor de eerste keer
ontmoette dat het haar zwarte lange haren waren die hem het eerst opvielen. Hij
viel eerst voor haar zwartglanzende haar, dan voor haar stille glimlach die
altijd in haar ogen blonk en toen hij haar echt leerde kennen als zijn
toekomstige echtgenote viel hij voor de vrouw Sachiko zelf.
Het was al zo lang geleden. Vervlogen
tijden en toen was ze nog zo’n jong en onwetend kind. Nu stopte ze als volwassen vrouw haar haren
op in een knotje, maar ’s avonds in de intimiteit van hun slaapkamer maakte zij
het los en streelde Arturo nog immer met evenveel liefde en genegenheid door haar
ravenzwarte lange haar vooraleer hij haar welterusten kuste. Sachiko had nog
nooit in haar leven iets van make-up gebruikt. Haar man zei trouwens telkens dat
ze een soort van natuurlijke schoonheid bezat, waarbij ze iedere keer na het
kleine complement nog steeds bloosde als het jong meisje dat ze ooit geweest
was.
Nog voor Arturo zijn kopje thee had
opgedronken, doofde het licht in de serre en gebeurden er verschillende zaken
tegelijk. Arturo en Sachiko werden beiden verrast, zowel door de duisternis als
door de vreemde geur van de spray die uit de vernevelingsproeikoppen kwam. Geschrokken
wilden ze samen naar de uitgang van de serre rennen maar hun voeten weigerden dienst
na een paar wankelende stappen. De wereld begon als een wazig beeld voor hun
ogen te draaien en ze bleven wankelend staan, steun zoekend bij elkaar. Die
laatste passen die hen verwijderden van de zuurstofrijke en bevrijdende
avondlucht werden hen echter niet meer gegund.
De afgelijnde omtrek van de
serredeur verdween in een steeds donker wordende mist voor hun ogen toen ze
beiden bewusteloos neervielen tussen hun orchideeën, lelies, bromelia’s en andere
exotische planten die iedere dag in hun liefde deelden.
……….
Langzaam kwam de wereld terug in diverse
gradaties van pijn. Het klopte als een zeurend bonzen achterin zijn hoofd, een
kniezen in zijn tanden, een droge keel die om water smeekte en zijn oude botten
die blijkbaar op verschillende plaatsen gekneusd waren. Het was een uiterst
gekweld gevoel over gans zijn lichaam dat ontwaakte uit de verdoving.
Arturo kreunde zacht toen hij zijn
ogen opende. Het licht was te helder, flitste pijnlijk als het scherp van een
mes door zijn geest waardoor hij zijn hoofd uiterst voorzichtig naar rechts
wendde. Tot zijn grote ontzetting en vrees zag hij dat zijn vrouw Sachiko zich in
dezelfde omstandigheden bevond.
Net als hij was ze met beide handen
en voeten vastgebonden op een stoel. Ze zat naast hem binnen handbereik. Was
hij niet geboeid, hij kon ze zo aanraken. Zo dicht en toch zo ver van elkaar.
Gekneveld met een vuile doek was ook zij langzaam aan het bijkomen en keek verbaasd
en angstig om zich heen. Een verraste en verontruste blik verscheen in haar
ogen toen ze Arturo opmerkte.
Toen gleden de eerste muzikale
klanken door de ruimte waarin ze vastgebonden waren. De tonen zinderden als gloeiend
hete kolen door hun ontwakende lichaam. Zowel Sachiko als Arturo, die in andere
omstandigheden beiden een stukje goede klassieke muziek konden smaken, kwamen
verward weer bij bewustzijn op de klanken van een somber Requiem.
Dat is een stuk van Mozart, schoot
het Sachiko door het hoofd, bijna tegelijkertijd toen haar man het muziekstuk
herkende. De bekende woorden klonken tot hen door, maar een kloppende hoofdpijn
verhinderde beiden om zich over deze muziek te verbazen . Feiten vermengden
zich met hun gekwelde gevoelens.
Het Requiem van Mozart was het laatste en onvoltooide werk van de
Meester, gecomponeerd op zijn ziekbed. Het was figuurlijk en letterlijk zijn
laatste compositie geweest, zijn requiem. Een van die futiele feiten die door
de geest van Arturo schoot. Iets dat er nauwelijks toe deed op dit moment. Hij
wist dat Frans Xaver Süssmayr deze onvoltooide compositie van Mozart tot een
legendarisch meerstemmig muziekstuk had gecomponeerd.
Waarom Arturo nu juist daaraan dacht,
wist hij niet? Gewoon een neurotransmitter die wat informatie via een synaps in
het hoofd van een mens doorgaf. Een chemische reactie op een moment dat andere
zaken in hun penibele situatie veel belangrijker waren.
Ze hoorden de klanken en de woorden van het Lacrimosa, het zesde deel van het Requiem van Wolfgang Amadeus
Mozart uit diverse hoeken van uit de muren dreigend op hen toestromen.
Lacrimosa
Dies Illa,
Qua Resurget
Ex Favilla
Judicandus
Homo Reus,
Op die dag van tranen,
Waarop de schuldige mens
Uit de as zal verrijzen
Om beoordeeld te worden
Een theatraal figuur
gekleed in een wijd wit gewaad kwam de kamer binnen en danste plots als een
onwezenlijk spook met zwierende gebaren rond hen heen. Arturo en Sachiko
volgden het wezen met angstige ogen. Op iedere toon van het doodslied zwaaide
hij met een samoeraizwaard rond hen, tussen hen, raakte hen tijdens die
macabere dans tenslotte af en toe met trefzekere slagen. Het opgeblonken wapen weerkaatste
het licht bij elke beweging en bij elke slag. Flitsende slagen om te verwonden,
nog niet om te doden. Als de maatstok van een dirigent hanteerde de witte geest
het vlijmscherpe wapen op de klanken van het lied, als een meester vilde en
schilde hij op het ritme van de muziek.
Lacrimosa
Dies Illa,
Snijden en kerven.
Stoten en draaien. De knevel smoorde voor een deel het schreeuwen van de pijn,
hun gesmeek om genade. Het bloed vloeide echter met iedere noot, meer en meer
in een somber crescendo, in een dreigende climax. Het witte kleed dat hun beul
droeg werd rood, doorweekt van het bloed op de klanken van de sombere muziek. Het
lied leidde naar een onmenselijk tragische maar zekere dood. En de dood danste
als een duivel om hen heen!
Qua resurget
Ex Favilla
Judicandus
Homo Reus,
Huic Ergo Parce Deus
Pie Jesu, Domine,
Dona Eis
Requiem.
Wees hem dan genadig,
O god!
Lieve Jezus, Heer,
Geef hun rust.
Het leven van
Arturo Mitsukai en zijn echtgenote Sachiko vloeide nu heel vlug in stromen uit
hen weg. Hun lichaam was toegetakeld en stukken huid hingen onwezenlijk in
flarden aan hun lichaam. In hun met bloed doorlopen ogen was er geen hoop, bijna
geen licht meer. Enkel een sputterend waakvlammetje dat ieder moment dreigde
uit te doven.
Dona Eis Requiem.
Een smeekbede!
Geef hun rust! De witrode nachtmerrie die helaas geen droom was, rechtte zich
in al zijn kracht op, klaar voor de laatste noten. Het zwaard hoog boven zich
geheven en op het woord ‘Requiem’ haalde hij met alle kracht uit voor de
laatste slag waarbij hij met een vloeiende beweging in één slag met de vlijmscherpe
Nihonto zijn beide slachtoffers onthoofdde.
Het laatste
gezongen woord van het Requiem schreeuwde de gestalte nog luider dan de stemmen
van het koor verschillende keren mee, terwijl de hoofden van Arturo en Sachiko
op de grond voor zijn voeten rolden als een uiteindelijke bevrijding van hun
lijden. Zijn ultieme bevrediging, hun vergiffenis in de dood!
‘Amen, Amen,
Amen!’
Reacties
Een reactie posten