Bloeddorst: Hoofdstuk 9
9
Dragosj
had Julius en Diana geroepen na de komst van Mercedes. Hij had Pandora’s
dochter uitgelegd dat dit twee van de meest betrouwbare mensen waren die hij
kende. Zij moesten erbij zijn, wanneer zij uitlegde waarom ze contact had
gezocht met de leider van de nachtwandelaars.
Diana,
nog onder de indruk van het dramatische verhaal van Julius, had het enigszins
moeilijk om in de ogen van Dragosj te kijken. Nadat Julius haar had verteld van
de zinloze moord op zijn moeder door Dragosj, kon ze moeilijk haar
onverstoorbaar evenwicht terugvinden. Alhoewel er in haar achterhoofd twijfels
over de leiderscapaciteiten van Dragosj naar boven kwamen zweven, was ze op
haar hoedde.
Ze
bekeek de vreemde vrouw van op een veilige afstand. Haar zesde zintuig vertelde
dat ze deze mooie vrouw met het kastanjebruine weelderige haar niet mocht
onderschatten. Ze keek recht door de ogenschijnlijke nonchalance en
ongeïnteresseerdheid waarmee Mercedes een appel aan het eten was. Het was een
houding, een goed stukje acteerwerk. Ze voelde vijandelijke vibraties die van
haar persoon uitstraalden.
Julius
daarentegen had niets in de gaten. Hij beschouwde haar als een sterveling die
een wit voetje wilde halen bij hen, in ruil voor wat dubieuze informatie. Hij
was klaarblijkelijk verveeld met de situatie en had tijdens de laatste vijf
minuten al drie keer op zijn uurwerk gekeken. Het duurde hem allemaal te lang
en na zijn relaas gedaan te hebben aan Diana, had hij geen zin om Dragosj onder
de ogen te komen.
De
deur naar de ontvangstkamer werd opengedaan en Dragosj schreed binnen. Deze
keer had hij zijn wandelstok niet bij. Beiden, Julius en Diana, hadden dit
direct opgemerkt. Zijn flitsende ogen in zijn verweerd gezicht, getuigden van
een zekere agitatie. Iets wat zij de laatste tijd niet meer hadden gemerkt. De
informatie van de vrouw die zichtbaar genoot van haar appel, was blijkbaar niet
van goede aard.
‘Diana,
Julius, mag ik jullie voorstellen aan Mercedes, dochter van een heel oude
vriendin. Ik weet niet of jullie al ooit hebben kennis gemaakt met iemand van
haar soort, maar zij is een wolfheks. Uit de eerste bloedlijn, heel sterk en
ervaren. Ze zou een geduchte vijand kunnen zijn, maar…’ Hier stopte de Graaf
even terwijl hij Mercedes even met een fronsende voorhoofd aankeek. ‘Maar
vandaag is ze gekomen in vrede. Behandel haar dan ook op deze wijze. Vanwege
mijn vroegere vriendschap met haar moeder maar ook om hetgene ze ons komt
vertellen. Mercedes?’
Het
was duidelijk dat hij het woord gaf aan de vrouw die nu was rechtgestaan. Ze
veegde haar vingers en mond af aan een modieuze zakdoek die ze uit haar vestje
had gehaald. ‘Diana en Julius dus, Graaf Dragosj. Ik heb geen keuze om aan
jullie deur te kloppen. Wees er zeker van dat ik dit anders niet zou doen.
Vampiers zijn niet mijn maatjes.’
Bij deze benoeming
siste Diana licht door haar tanden. Er was geen enkele nachtwandelaar die deze
term graag hoorde en het leek erop dat Mercedes expres deze benaming had
gebruikt. Omwille van de woorden van Dragosj besloot Diana haar nog niet te
vermoorden, nog niet. Julius neep zijn ogen wat toe en was bewust van de vonken
die tussen beide vrouwen heen en weer schoten, figuurlijk gesproken dan.
‘Ik ben inderdaad
een wolfheks en ik ben er fier op. Ik ben geen creatuur van de nacht die me
moet voeden met mensenbloed om te kunnen overleven.’
Dit was teveel
voor Diana. ‘Je zal wel moeten inbinden, heksje, als je niet in een tiental
stukken wilt buitengedragen worden als voedsel voor de honden.’ Haar ogen
bliksemeden en vertelden dat dit geen bluf was.
Mercedes gromde,
toonde haar tanden en schudde even met het haar. Haar voorhoofd werd
geprononceerder en haar neus en mond werd met een onheilspellend gekraak de
muil van een kastanje rode wolf. Ze liet de transformatie maar een halve minuut
duren, maar haar punt was gemaakt. ‘Ik eet jullie als gewoonlijk als ontbijt en
krijg meestal oprispingen, dus doe me een lol en heb wat respect voor wat ik
ben en voor die hondjes. Ze zijn trouwens nog familie van mij in een ver
verleden. Graaf?’ Ze keek Dragosj vragend aan die de hint begreep en ingreep.
‘Houd jullie kalm.
Ik vermoed dat we ze wel aankunnen, maar niet met ons drieën. Laat ons
luisteren wat ze ons te zeggen heeft, zonder dat een van ons het niet meer kan
navertellen’
Beiden hadden haar
snelle transformatie gezien in een bloeddorstige wolf, met scherpe tanden die
schitterden in het speeksel die van de muil afdroop. Dit was geen gewone vrouw
en zeker geen ordinaire wolf. De magie die rond haar dreef was bijna tastbaar.
‘Er is een oud
Kwaad terug opgedoken. Het is oud omdat het reeds sinds mensenheugenis op deze
wereld is. Maar deze keer is het veel
sterker dan voorheen. Voor zover mijn informatie juist is, heeft hij het deze
keer speciaal voorzien op jullie wezens.’ Mercedes had terug vampiers willen
zeggen, maar besloot om de gemoederen niet tot het uiterste te testen. Als ze
een verbond wilde sluiten met deze bloedzuigers, zou ze diplomatischer moeten
zijn, hoe veel moeite haar dit ook kostte.
‘We zijn op de
hoogte van de laffe moorden van dit wezen. Hij heeft het inderdaad op ons
voorzien.’ Julius had zich gemengd in het gesprek. Hij hield niet van honden of
wolven in dit geval. Had ooit in zijn jeugd een beet gekregen van een hond
waarmee hij aan het spelen was en vertrouwde sindsdien deze viervoeters niet
meer. Heksen daarentegen vond hij interessant. Ze had iets gevaarlijks, iets
mysterieus die in haar ogen schitterde en dat trok hem aan.
Diana was niet
blind voor de blikken die haar vriend naar Mercedes wierp. Ze kende hem door en
door en zag dat zijn interesse niet louter beroepsmatig was, als je dat dan ook
zo zou kunnen formuleren. ‘Julius, houd je tong in je mond, straks hangt ze op
je schoenen.’
Het was snauwend
gezegd, maar de betovering was gebroken. Julius keek haar even aan zonder iets
terug te zeggen. Hij slikte even en probeerde haar weerwoord te bieden maar
bedacht zich. Hij zou toch aan het kortste eind trekken. Als Diana in een
jaloerse bui was, kon je best maar inbinden.
‘Jullie hebben
waarschijnlijk al gehoord van de doos van Pandora?’ Mercedes keek even naar
haar drie toehoorders. Ze zag iedereen knikken. ‘Dit is geen sprookje zoals de
meeste schepsels denken. Ik kan het weten, ik ben de dochter van Pandora.’
Zowel Julius als
Diana keken vragend naar Dragosj die heel ernstig keek en knikte om dit te
beamen. Verwonderd luisterden ze verder naar wat deze vrouw te vertellen had.
‘Wat niet zo
bekend is echter is het volgende. Mijn moeder had twee dozen. Een die ze
ongelukkig genoeg geopend heeft, met alle gevolgen van dien. Een tweede die ze
angstvallig gesloten hield, wetende dat de schenker uiteindelijk geen goeds met
deze geschenken meende. Het is een geheim dat mijn moeder mij heeft
toevertrouwd en dat ik helaas nu moet onthullen. Wanneer deze doos ooit geopend
word, dan zal de drager of de persoon die deze doos opent, alle krachten en
plagen die opgesloten zaten in de eerste doos, bezitten. Niet alleen bezitten,
maar ook kunnen gebruiken. Wapens die in de verkeerde handen, het einde van elk
bestaan zou kunnen betekenen.’
Dragosj had zich
ondertussen neergezet en keek bedenkelijk. Diana’s woeste blikken waren
verdwenen en er verscheen een frons in haar voorhoofd. Julius, die vermoedde
waar dit naartoe zou gaan, balde de vuisten, zodanig hard dan zijn knokkels er
wit van werden.
‘Ik heb de laatste
tijd dromen. Mensen noemden ze ooit visioenen. Ik kan jullie verzekeren dat wat
ik zie in deze visioenen, meestal werkelijkheid wordt. De man die
verantwoordelijk is voor jullie slachtoffers, want het is zeker een man, is op
zoek naar deze doos. Ik heb toekomstbeelden gezien, die elke wreedheid in het
niet doen verdwijnen, met wat deze kracht van plan is. Hij zal niet stoppen bij
jullie nachtwezens, hij wil alle magische wezens de wereld uit en heerser
worden van de gehele mensheid. Ooit komt hij ook voor mij en zelfs ik ben geen
partij voor hem. Hij zou mij kraken als een lucifer. Daarom moeten we de handen
in elkaar slaan en voor deze ene keer samen werken om dit Kwaad een halt toe te
roepen.’
Julius had al niet
veel kleur, nu was hij nog bleker geworden. ‘Dan bergen we die doos toch weg in
de diepste kerker ter wereld en gieten er tien wagens beton op, of zoiets. Er
moeten toch middelen zijn om hem de toegang tot die doos te ontzeggen, al is
hij dan misschien sterker dan ons.’
‘Dat is het
probleem niet, Julius.’ Mercedes hield even haar adem in, bevreesd voor wat ze
moest zeggen.
‘Wat dan, zeg het
ons, we vinden een oplossing, wat het ook mag zijn.’ Diana was onrustig en
begreep niet goed wat het probleem van Mercedes uiteindelijk was.
‘We zouden er
misschien wel iets kunnen op vinden. Ik bedoel om de doos te beschermen. Maar
het ene en grote probleem is dat ik niet weet waar de doos is!’
……….
Vladimir
had uren nodig gehad om, ondanks de aanwijzingen van zijn onfortuinlijke
tipgever, de weg te vinden in de kleine straatjes van de achterbuurten van
Roskam. Hij was zelf een paar keer teruggelopen naar het beginpunt om vooraf
aan te starten omdat hij dacht zich vergist te hebben. Uiteindelijk leidden
zijn schreden zich naar een doodlopend straatje waar een klein trapje de weg
naar een kelder toonde. Toen hij het trapje was afgedaald, stond hij voor een
krakkemikkige deur, waar hij toch geen beweging in kreeg. Hij zag op ooghoogte
een verroeste deurtelefoon aan zijn linkerkant waarvan hij het knopje induwde.
‘Ja?’
Het klonk kort en scherp. Blijkbaar was het orakel vandaag niet in een
praatgrage bui. ‘Ik wou inlichtingen omtrent een verloren gegaan voorwerp. Ik
betaal goed en contant, Mevrouw Pitja.’
De
deur ontsloot zich met een korte klik en nadat Vladimir Sango ze had
opengeduwd, zag hij een lange gang die zich verder kronkelde in een duistere
diepte. Het hol van het Orakel. Het rook er muf en de schimmel stond op de
muren. Toen hij een tiental meter verder was gelopen, hoorde hij de deur terug
in het slot vallen. Tovenarij! Het orakel had zijn eigen magie die sterk en oud
was. Hij zou listig en voorzichtig moeten zijn om zijn doel te bereiken.
De
weg leidde verder en begon nu te dalen. Waar het licht vandaan kwam, zag
Vladimir niet, maar het was juist genoeg om te zien waar hij zijn voeten zette
en om de volgende meter te gaan. Uiteindelijk kwam hij in een grotere ruimte
waar aan het uiteinde een doek voor een lichtbron was geschoven. Daarachter zag
hij vreemde vormen. Het ene moment was het de schaduw van een vrouw, het ander
moment dacht hij van een wezen te zien met verschillende hoofden. Er hing een
ijle lucht en een geur van wierook en zwavel.
‘Spreek en stel je vraag, sterveling. We zullen je antwoorden met de woorden die ons dienen en naar waarheid van de beelden die we zien.’
Zonder
dat hij er bewust van was, trok hij zijn wenkbrauwen op in een spottend gebaar.
Orakeltaal was niet eenvoudig en hij zou tussen de lijnen moeten lezen. Hij
wist dat hij geen naam zou voorgeschoteld krijgen. Geen plaatsnaam waar hij het
object zou kunnen vinden, dat zou te gemakkelijk zijn. Zo werkte het Orakel
niet.
‘Ik
zoek de tweede doos van Pandora, Mevrouw Pitja. Die is verloren gegaan en ik
zou een gelukkige man zijn als ik die terug zou vinden.’ Hij wou niet al te
veel loslaten. Niemand moest zijn plannen kennen. Dat zou enkel maar naar
problemen leidden en de mogelijkheid creëren om zich stokken in de wielen te
laten steken.
‘De eerste doos van Pandora is overal ter
wereld, waar we ook zijn zien we haar in werking. Nooit zal die nog
teruggevonden worden.’
Hij zuchtte. ‘Inderdaad, die wijsheid,
Orakel, is sinds wereldkundig gemaakt. Er is echter een tweede doos. Dit object
is belangrijk voor mij. Weet u waar deze doos is?’
Vladimir
wist niet hoe duidelijker hij het nog moest stellen, maar wachtte geduldig op het
antwoord van achter het doek. De kleuren die eerst lichtgeel waren begonnen
roder te worden en af en toe zelfs met zwarte nuances. Hij hoorde een
melancholiek gezang dat klonk alsof het uit de aarde kwam. Hier was oude magie
aan het werken.
‘De doos is er om zo te zien en weg te nemen
en toch kan je het niet. Wie het toch probeert zal getroffen worden door een
storm van geluiden en ingesloten worden. Ze ligt begraven onder in een piramide,
die men opent met een vreemde spreuk en daar zal je de doos vinden die je zoekt.’
Vladimir had zijn
antwoord gekregen en het licht was weer normaal en doofde langzaamaan uit
achter het doek. Met een snelle ruk trok hij het doek opzij en was gereed om
toe te slaan. Geen losse eindjes of getuigen. Het orakel mocht zijn waarheid aan
niemand anders vertellen.
Zijn verbazing was
groot toen hij ontdekte dat niemand zich achter het doek bevond. Er was geen
spoor van de vrouw of het schepsel dat hem van antwoord had gediend. Hij kon
niet doden wat er niet was en voelde zich voor de eerste keer in zijn lange
leven verslagen. Een gevoel die hij moeilijk kon verkroppen. Iemand zou
hiervoor moeten boeten en hij wist al wie zijn slachtoffers zouden zijn.
© Rudi J.P. Lejaeghere
09/03/2015
Reacties
Een reactie posten