Requiem: Hoofdstuk 26 (2e deel)
...
Ik stak mijn vinger
op zoals een ijverige leerling op een schoolbank. ‘Zes faculteit dat is 720
mogelijkheden, daar blijf je wel een tijdje zoet mee al je dat in een game moet
proberen.’
Gekko knikte ontkennend. ‘Je vergeet
Yu dat de letter A twee keer voorkomt. Dat maakt dat er een stuk minder
mogelijkheden zijn, namelijk 360.’
Stephen grinnikte even. ‘Dat wist ik
zelf niet, maar blijkbaar had Suzy voorzien dat ik nu eenmaal geen wiskundig
brein was. Om het kort uit te leggen, heb ik gewoon het spel verder gespeeld.
Ik ben vanaf het gesavede spel de eerste deur niet binnengegaan en nog wat
verder gespeeld. Ik kan je verzekeren dat in de huidige omstandigheden zo’n
spel spelen niet aan te raden is.’ Stephen veegde werktuigelijk over zijn
voorhoofd.
Hij
was duidelijk nog gestrest. ‘Mijn zenuwen stonden, staan nog altijd op het
knappen en dan moet je je proberen te concentreren op enerzijds de nodige
monsters neer te leggen vooraleer je weer van vooraf aan moet beginnen en anderzijds
was ik in mijn hoofd de mogelijkheden van de letters door elkaar aan het
husselen. Dan kom je na veel nagelbijten en spelen bij een console waar je,
raar maar waar, zes letters kan ingeven. Hoe toevallig hé? Dus heb ik gewoon in
willekeurige volgorde die bewuste zes letters ingegeven en het spel heeft mij
dan weer een persoonlijke vraag gesteld over Suzy en mezelf en toen kreeg ik
het volgende als resultaat op de console te zien:
Deeplands
Iro Masowa
37° 55′ 0″ N, 139°
3′ 0″ E
Gekko was al druk aan het zoeken en
het duurde maar een aantal tellen vooraleer hij een antwoord voor ons had.
‘Niigati, dat zijn de coördinaten van wat vroeger Niigati was. Het ligt aan de
grens van de Deeplands juist voor de Catacomben en is min of meer bij de fall-outzone
gerekend. Ik probeer mijn databanken even op de naam Iro Masowa te laten zoeken…’.
Hij toverde weer met zijn handen en zelfs Stephen was gebiologeerd door de meesterlijke
bewegingen van Gerekko Dai. De gevechtstechniek van ons technologisch
wonderkind. Ik zag Gekko zijn wenkbrauwen fronsen en even van neen knikken.
‘Gekko, geen goed nieuws of toch?’
vroeg ik, terwijl Ji op het puntje van zijn zetel zat. Eagle Eye keek met
gefronste wenkbrauwen naar de naam Iro Masowa op het touchpad en luisterde maar
met een half oor naar de uitleg van Gekko.
‘Iro Masowa is geen naam die ik
terug vind in de bevolkingsregisters….maar ik heb hier wel een verwijzing naar
een persartikel, vreemd...Men maakt hier melding van raids van de Kannibalen en
van een plaats waar men in een rots een aantal tekeningen had aangetroffen. Men
kon met wat verbeelding uit de letters die eronder stonden MASOWA vormen. Is
dit nu toeval of niet?’
Ji Lang was blijkbaar aan de beurt
om een inbreng te geven. ‘Ik heb van die rots gehoord. Er doen de gekste
verhalen de ronde, ook in de Swift.’
Eagle
Eye knikte als bevestiging op Ji’s woorden.
Ji
wist nog meer. ‘Men zegt dat de tekening een wezen voorstelt die veel weg heeft
van een beer, anderen zeggen dat het meer lijkt op een harige reuzenaap, daar
zijn de meningen nogal verdeeld over. Maar wat nogal overeenkomt is dat
iedereen zegt dat de tekening Masowa voorstelt, leider van de Kannibalen. Niemand
heeft hem ooit gezien en diegenen die hem gaan zoeken zijn, kunnen het niet
meer navertellen.’
Ik zat met mijn handen in mijn haar.
Wat had Iro Masowa te maken met onze moordenaar? Was het mogelijk om op een of
andere manier met hem in contact te komen? Ik stelde die vragen ook hardop aan
iedereen.
Eagle Eye lachte even zijn bekende
aanstekelijke lach, maar er klonk iets droevigs in zijn stem die ik niet kon
verenigen met die lach. ‘Ik denk dat zoals in alle verhalen die mondeling
doorverteld worden, ook in mijn thuisland in Afrika, men soms nogal de neiging
heeft om iets aan te dikken en op de dramatische toer te gaan. Volgens mij gaat
het hier om een grote kerel die nogal behaard zal blijken te zijn, maar ja, ik
ben nu ook niet van de kleinste, heb misschien wat minder haar, dus ik zou er
mij niet al te veel zorgen over maken.’ Hij pauzeerde even terwijl hij
aarzelend over zijn kale knikker wreef. ‘Ik heb wel een ander verhaal gehoord
en ik mag zeggen uit goede bron.’
We waren een en al oor naar datgene
wat Eagle Eye ons te vertellen had. Eagle Eye had ook dat mysterieuze over hem,
iets wat je niet kon beschrijven maar wel voelde, een soort magnetisme die
onbewust je aandacht trok. Het zorgde ervoor als hij iets vertelde dat men van
het eerste moment aan zijn lippen gekluisterd was.
‘Ooit
was Iro Masowa een inwoner van Sanctuary, weliswaar onder een andere naam,’
vervolgde hij. ‘De vrouw van… laten we hem voor het gemak maar Masowa noemen,
was op zekere avond toen ze van haar werk naar huis ging, het slachtoffer
geworden van een van de raids van de Kannibalen. Masowa zwoer wraak, nam op
zekere dag een rugzak, stopte hem voor een deel vol met medicijnen tegen de
straling en voor het andere deel, het overgrote deel…met C-4. Zoals jullie waarschijnlijk
wel weten is dat een kneedbare springstof. Een heel stabiele springstof echter omdat
er geen onstabiele bestanddelen zoals bijvoorbeeld nitroglycerine in zit. Volgens
het verhaal zou hij de Catacomben binnen zijn gegaan en daar een slagveld
hebben aangelegd die het aantal van de Kannibalen heel wat uitdunde.
Uiteindelijk werd hij door de Kannibalen als een soort God of Tovenaar aanzien.
Blijkbaar zou hij nu zelf een van de leiders zijn, misschien wel ‘DE’ leider
van de Kannibalen. Vraag me niet waarom, dat vertelt mijn verhaal niet. Maar
ja, zoals ik al zei, kleine verhalen kunnen zichzelf in over de tijd ontpoppen
als heldenepossen.’
Ik keek naar Eagle Eye. Blijkbaar
wist hij nog wel meer van die Masowa. Ik zag het aan zijn goede oog want nu
lachte hij niet meer. ‘Je kent hem, is het niet, Jérome,’ vroeg ik hem op de
man af.
Eagle Eye wreef met zijn hand over
zijn kale kop en zuchtte. ‘Ja, ik heb hem wel eens tegen het lijf gelopen…en
het overleefd. Maar dat betekent niet dat ik daar een tweede keer in slaag.’ Meer
wou hij er op dit moment blijkbaar niet over kwijt.
Ik wist dat het voor iedereen van
ons een dodelijk avontuur kon zijn om de Deeplands, laat staan de Catacomben te
betreden. Dit was geen game zoals Stephen speelde en waar men indien men gedood
werd een gesavede game kon laden om vanaf dat punt weer verder naar de
oplossing te zoeken. Daar bloedde je echt en een beet van een Kannibaal kon het
einde van je leven betekenen. Daar was dood gewoon dood. En toch vertelde mijn voorgevoel,
mijn zesde zintuig als het ware dat er bij Iro Masowa antwoorden lagen over
onze moordenaar. De eerste moorden werden allemaal gepleegd in de nabijheid van
de Catacomben. Misschien dat Iro Masowa daarom meer wist, dat hij meer gezien
had dan de Veiligheidsdienst of wij met ons groepje tot nu toe.
Maar
wie zou zo’n avontuur durven aangaan met de inzet van zijn leven, zoeken naar
de reden van al dat geweld van de laatste tijd, zoeken naar de man die al
zoveel slachtoffers had gemaakt onder de Akai. Toen ik de vraag op tafel gooide
was Gekko de eerste die reageerde.
‘Niet allemaal Akai, Yu! Neen hoor. De
adjunct van hoofdinspecteur Norino Vastai heeft een aantal interessante
zoekopdrachten op hun databanken losgelaten. Ik had de laatste keer dat ik hun
databanken nazocht in hun systeem een verklikkertje geplaatst, je weet wel, als
een bepaald woord in een tekst veel voorkomt dat mijn verklikkertje daarop
reageert en de tekst kopieert naar mijn bestanden. Natuurlijk zonder dat zij
daar weet van hebben. Die adjunct-inspecteur Goro Fukamizu is een slimme vogel,
misschien heeft hij hier het begin van een totaal andere piste blootgelegd. Het
blijkt namelijk dat niet alle moorden gepleegd zijn op Akai. Dus dit is geen
vendetta tegen de Akai alleen. Ik denk dat we dit heel wat ruimer moeten zien.’
Dat was inderdaad iets nieuws. We
waren allemaal verrast en niet het minst ikzelf. Ik had met de moord op mijn
ouders en die op Suzy Chang en de vrienden van Ji en Eagle Eye het voor
vanzelfsprekend genomen dat ze allemaal onder dezelfde noemer konden geplaatst
worden.
‘Ik vind het ook vreemd,’ voegde Stephen
eraan toe, ‘ dat men het autobot-ongeluk van mijn vader en stiefmoeder ook als
moord catalogeert en de hoofdinspecteur het briefje probeerde in verband te
brengen met die andere moorden. Was het daarom dat Suzy vermoord is? Wellicht
heeft Gekko gelijk en zit er achter de persoon van de moordenaar een of andere
organisatie. Wat hebben de slachtoffers gemeen? Gekko, dat is een kolfje naar
je hand. Als je nu van ieder slachtoffer zijn laatste jaren screent en
vergelijkt, wat denk je, kan er daar iets uitgefilterd worden, een
gemeenschappelijke noemer of kenmerk?’
Terwijl Stephen nog aan het spreken
was, tikte Gekko als een bezetene een paar opdrachten in op zijn hightech
computersysteem. ‘We zullen nu wel een beetje geduld moeten hebben. Ik mag de
zaken ook niet overhaasten anders zouden mijn computerbezoekjes bij de Veiligheidsdienst
kunnen opgemerkt worden. Ik werk telkens maar een kwartier en log weer uit maar
ik veronderstel dat ik jullie morgen wel iets meer kan vertellen en of het idee
van Stephen een stap in de goede richting is geweest. Ondertussen kunnen Eagle
Eye en Ji proberen iets te weten te komen van de eigenaar of bedienden van het
theehuisje.’
We namen afscheid, terug met wat
nieuwe moed en spraken af om ’s anderendaags tegen de middag bij Gekko terug te
vergaderen. Stephen zag er vermoeid uit. Ik wist wat hij doormaakte. Ik had het
zelf allemaal beleefd. Nu hij nog eens begon te twijfelen over de
omstandigheden van het ongeluk van zijn ouders moest hem dat extra zwaar
vallen.
Toen we buitenkwamen en afscheid
hadden genomen van Ji en Eagle Eye legde ik even mijn hand op Stephens arm.’ Alles
goed, Stephen, je kan altijd bij mij in de logeerkamer slapen als je niet
alleen wilt zijn….en ik bedoel daar niets verkeerds mee. Ik heb op een bepaald
moment in mijn leven ook iemand nodig gehad, alleen zijn op zo’n moment is niet
goed voor de geest. Toen mijn ouders vermoord had ik niemand die me kon steunen,
waartegen ik kon praten. Nu is de situatie anders, we moeten elkaar steunen.
Het is niet omdat je van de andere kant van de wereld komt dat je geen recht
hebt op medeleven.’
Stephen knikte en wreef met een
vermoeid gebaar langs zijn kin. Die kon wel een deftige scheerbeurt gebruiken.
‘Misschien heb je wel gelijk, laat ons dan even langs het Oji gaan en dan neem
ik het hoognodige mee en Yu…bedankt voor alles.’
‘Hé, waar zijn vrienden voor,’
reageerde ik. Ergens was ik blij dat hij vannacht in mijn appartement zou zijn.
Ik wist dat een mens tot op een bepaalde grens verdriet en leed kon verwerken.
Stephen had zijn deel gehad! Hij had nood aan iemand die hij kon vertrouwen en
aan wie hij zijn zorgen kwijt kon. Ik was verrast over mezelf, maar ik dacht
dat ik die persoon wel wilde zijn.
copyright Rudi J.P. Lejaeghere
Reacties
Een reactie posten