Requiem: Hoofdstuk 27









27



            Jack had de ingang gevonden. Hij controleerde het toestelletje aan zijn pols. De radioactiviteit was gestegen op weg naar het hol in de rots waarvoor hij zich nu bevond. Voorlopig was hij veilig door de voorbereidende medische maatregelen die hij had getroffen. De gps-signalen van Michael hadden hem naar deze plaats geleid. Hij deed zijn nachtkijker niet op maar gebruikte een kleine potloodlamp die hij aanklikte en stapte de gang binnen. Hij keek na een twintigtal meter terug op zijn stralingsmeter en tikte verbaasd op het scherm maar de waarden bleven juist nog in de veilige zone, dus een stuk minder dan bij de ingang. Hoe verder hij vorderde in de gang die naar beneden leidde, hoe meer de straling daalde.
Hij nam zijn mes uit het foedraal aan zijn been en tikte eerst met het heft op de wanden en schraapte vervolgens een staal met het mes van de muur. Via een toestelletje dat werkte op basis van massaspectometrie en dat tot de standaarduitrusting van een moderne spion op veldmissie hoorde, controleerde hij de samenstelling van het staal. Pb las hij op het lcd-scherm van het kleinood. Lood! Dat was natuurlijk de verklaring van de metingen. Wie had hier al het werk verricht om deze meterslange gangen te bekleden met dit straling werende metaal? Het moest jaren gekost hebben en vooral heel wat mensenlevens. Of waren er mensen voorzienig geweest en deze ruimte gebouwd vóór de Grote Oorlog, in het geval dat er iets misliep? Had Michael gebruik gemaakt van deze bestaande faciliteiten, had hij contacten met de Kannibalen en op welke voet stond hij met deze vleesetende mensen? Allemaal vragen die door het hoofd van Jack schoten en waarop hij op dit moment het antwoord schuldig moest blijven.
            De voor de hand liggende oplossing was dat dit het werk was van de Kannibalen en dat Michael er gebruik had van gemaakt. Die vleesetende monsters waren dus op zijn minst slim genoeg om te weten wat hen kon beschermen tegen de gevolgen van de fall-out. De gang daalde nog steeds en geleidelijk hoe verder hij kwam, hoe lager de straling werd. De meter stond nu veilig in het groen, hij moest zich op deze plaats zeker geen zorgen maken voor zijn gezondheid.
Maar het gevaar rondom hem was daarom niet minder. De Kannibalen enerzijds en Michael anderzijds konden op ieder moment voor een ongewenste verrassing zorgen. Hij had bemerkt dat zijn gps-signaal was uitgevallen. Dat kon te maken hebben met het lood ofwel was Michael alweer bovengronds en had hij via een andere uitgang de met lood beklede tunnels verlaten. Het kon natuurlijk ook zijn dat Jack zonder het te weten een trigger had aangeraakt waardoor Michael wist dat hij achtervolgd werd. Jack besloot uiteindelijk toch om verder de omgeving te verkennen. Het kon nooit kwaad het nest van de vijand wat beter te leren kennen. Bij een eventuele confrontatie kon dit stukje kennis juist datgene zijn wat de strijd in zijn voordeel kon ombuigen.
            Na een kwartiertje kwam hij aan een dikke deur. Ze was gelukkig niet gesloten, stond zelf half open. Hij constateerde dat die waarschijnlijk vervaardigd was uit beton met lood erin verwerkt. Jack kwam in een ruimte die iets hoger en groter was dan de tunnels, een soort cirkelvormige uitsparing en waar hij de mogelijkheid had uit een viertal gangen om verder te gaan. Dat maakte het hem wat moeilijker. Hij probeerde elke gang een tiental meter uit en er waren er twee waarbij de straling het verst beneden het veilige niveau bleef. Wetende dat Michaels gezondheid niet aangetast was door de stralingsziekte koos hij voor één van deze met de laagste waarde. De monitoring in de Kelder kon via de verbinding met de CB-chip en een satelliet de lichaamsfuncties nauwkeurig aflezen. Voor zover de laatste metingen aangaven, verkeerde Michael in blakende gezondheid! Daaruit kon Jack besluiten dat Michael zich niet zou wagen in een plaats waar men binnen de kortste tijd onherroepelijk ziek zou worden met de dood als gevolg, zelf met de medische voorzorgen die nu voorhanden waren. Na een tijde laveren kwam hij weer in een grotere ruimte.
Jack had geluk, hij had de juiste gang gekozen! Dit was het geheim nest van Michael. Er stond een bureau en een kast. Zelfs een computer die via een verbinding die in het plafond verdween en waarschijnlijk ergens boven de grond verbinding kreeg met het internet. Jack kreeg de computer echter niet opgestart. Het ding vroeg hem om een wachtwoord, iris- en vingerafdrukcontrole. Het was voor hem al met al een grote verrassing. Michael had veel geheimen voor zijn scheppers gehad. De mensen van De Kelder en zelfs de senator wisten niets van deze faciliteiten. Men had wel geconstateerd dat op bepaalde periodes Michael niet detecteerbaar was, maar dat had men enerzijds toegeschreven aan een kortstondige storing van de satellieten of aan het gebruik van een antidetector in de vorm van een kraag die Michael soms gebruikte op plaatsen waar de Nieuwe Wereld hardware had die chips kon detecteren. Jack was niet de enige die zo’n kraag gebruikte maar tot nu toe hadden ze steeds weer hem zien oplichten op hun scherm. De diagnose was overduidelijk: er ging iets verkeerd met het project Michael. Hadden ze toen de verkeerde keuze gemaakt? Was hij ‘te’ verknipt geweest om als proefkonijn te dienen voor de CB-chip? Veel vragen, weinig antwoorden! Jack vervolgde, nog meer op zijn hoede, zijn weg door een deel van de Catacomben.
Er was nog een andere opening waarachter zich weer een gang bevond. Hij besloot deze ook te verkennen, gezien het stralingsniveau verder in het groen bleef. Na een vijftal minuten kwam hij in een kamer terecht die zijn haren ten berge deden rijzen.



……..



            Toen zijn mobieltje trilde in zijn zak en hij een nummer zag verschijnen op het led-schermpje wist Michael dat hij gevolgd werd. Hij tikte een aantal letters in en er verscheen een beeld van een man met een lampje die op weg was naar de ingang aan de rots. Hij herkende hem als een van de zwarte mannen uit zijn verleden. Iemand die hij niet meer vertrouwde. In hoeverre was deze man gevaarlijk voor hem? Hij had op dit moment niet de beschikking over zijn Nihonto en hij zag hoe de man als een kat door de gangen sloop.
Het was iemand die ervaring had in zo’n situatie, dat zag hij nadat hij hem een aantal minuten had gevolgd op het scherm. Iemand die hij dus niet mocht onderschatten. Michael haastte zich voor de man uit om nog voor hem aan de ingang te komen en eenmaal in de gang toetste hij een ander nummer in op zijn mobieltje. Een luik opende zich in het plafond en hij hees zich behendig in de ruimte en toetste de code in waarmee het luik zich sloot. Via zijn mobieltje kon Michael de zwarte man voortdurend volgen op het camerasysteem dat hij zelf had geïnstalleerd en dat hij heel ingenieus verborgen had in de omgeving van het hol en ook in de gangen van zijn schuilplaats. Hij had ervoor gezorgd dat de hightechapparaatjes verstopt zaten in holtes van rotsen en in de hoeken van de gangen van zijn schuilplaats zo geplaatst dat ze opgingen in de structuur van de loden muren. En als hij er dan nog één ontdekte, er waren er teveel om ze allemaal te vinden en vernietigen.
Michael had de ruimte ontdekt op een van zijn zwerftochten in het begin van zijn tijd in de Nieuwe Wereld. Ze werd bewoond door een tweetal families die waarschijnlijk de ruimte hadden gebouwd, het was heel slim van hen om lood te gebruiken tegen de straling, jammer voor hen dat de gevolgen voor hen duidelijk zichtbaar waren, zowel bij de volwassenen als de kinderen onder hen. Het waren lelijke misbaksels, vervormd door de gevolgen van hun werk om een stralingsvrije omgeving te creëren. Ze praatten een vreemd taaltje dat bestond uit keelklanken die hij niet verstond. Ze waren duidelijk heel agressief bij zijn eerste contact met hem. Enkelen probeerden hem zelf met hun vlijmscherpe tanden te bijten. Dat was natuurlijk buiten de waard gerekend. Zijn Nihonto had korte metten gemaakt met de tegenstand. Hij had hen allen in een mum van tijd gedood…ook de kinderen. Het was een prachtige dans geweest, een Meester waardig. De ene beweging was uit de andere gevloeid en hij had er zo’n voldoening aan gehad, zo een bevrediging van zijn opgekropte woede dat als hij er nu aan dacht, zijn gevoelens onder controle moest houden anders zou zijn achtervolger hem misschien nog horen.
Toen de zwarte man hem een tijdje was gepasseerd en hij het moment veilig achtte, verliet hij in stilte de schuilplaats waarvan hij er nog verschillende andere bezat in het doolhof. Hij had de ondergrondse ruimte door de jaren heen met verschillende elektronische snufjes voorzien en gemoderniseerd voor zijn doel. In een mum van tijd was hij weer bovengronds en haastte zich naar appartement waar hij zijn Nihonto had achtergelaten. Als het geluk hem wat hielp, kon hij nog op tijd terug zijn om zijn achtervolger een lesje te geven in Kenjutsu.



……..



            Een altaar. Maar wat een altaar! Het was omringd door kaarsen en er lagen voorwerpen op die hij in het licht van zijn potloodlamp één voor één bescheen. Hij voelde de rillingen over zijn rug lopen. Een stuk gelooide huid met het Akai-teken op, een fles met een oor in, verschillende stukken mensenbeenderen, verschillende plastiekzakjes met plukjes haar in van verschillende kleur, tanden en bokalen organen op hard water. Hij bemerkte een hart, wat stukken long en nieren. Michael was een psychopaat en dat wisten ze, maar dat hij zo gestoord was, had niemand kunnen inschatten. Er stond een kader op het altaar waarrond al deze voorwerpen lagen uitgesteld, geflankeerd door de vuistdikke kaarsen. In het kader zat een foto. Neen, het was eerder een getrukeerd beeld van een mens met vleugels, een soort witte engel die op een rots stond. Met zijn voet hield hij een duivelswezen tegen de grond gedrukt en in zijn rechterhand hield hij een zwaard vast. Het stelde de aartsengel Michaël voor. God, wat een monster hadden ze gecreëerd!
            Jack liet enigszins ontdaan door zijn ontdekkingen, de straal van zijn lichtbron rond zich schijnen en onderzocht de wanden van de kamer. Hij ontdekte een deur in een van de muren en daarnaast hing aan een brede kapstok met haakjes een aantal witte gewaden. Hij controleerde zo’n kledingstuk. Gezien de twee openingen die waarschijnlijk dienden om door te kijken veronderstelde hij dat Michael zich hiermee vermomde voor zijn slachtoffers. Hij probeerde de deur te openen. Die was gelukkig niet gesloten en een mengeling van indringende geuren prikkelden zijn neus. Een metaalachtige geur die hem heel bekend was, kwam hem tegemoet. Jack nam uit zijn uitrusting een buisje met een spray en bespoot een stukje grond met de luminol oplossing. Na een dertigtal seconden zag hij de plaatsen die hij bespoten had blauw oplichten. Bloed! Dit was een gruwelkamer, een martelkamer. Hier waren mensen gestorven, gedood door Michael. Toen ontdekte hij de verankerde kettingen in de wand.
            Ze hadden Michael moordopdrachten meegegeven. Er was het project ‘Delete’ en er was hem ingeprent om de reden achter de moorden die hierin kaderden te verdoezelen door het doden van de uitgekozen slachtoffers met de Nihonto en met zijn gevechtstechnieken van de Kenjutsu waar Michael meesterlijk sterk in was. Maar dit hier was het werk van een gek. Een totaal losgeslagen mafkees! Hoe had hij dit allemaal zo goed kunnen verdoken houden voor hen? Ze hadden normaal gezien via de CB-chip een totale controle moeten hebben op zijn handelingen, zelfs op zijn gedachten. Ja, het bleek nu natuurlijk wel door het feit hij niet op de afbreekcode reageerde dat er iets fout ging, maar dit hier was linke soep. Binnenin Michaels hoofd was de opdracht die hij had gekregen omgevormd in een soort heilige missie.
            De lichtstraal van zijn lamp bescheen verder de muren en hij zag naast de deur een uitsparing die hij wat dichter bekeek. Jack zag een knop. Het kon een alarmsysteem zijn, een soort van boobytrap? Jack vroeg zich af of hij het zou wagen erop te drukken? Hij keek op zijn gps en zag geen enkel signaal. Dat betekende dat Michael niet in de omgeving was, alhoewel hij misschien zijn kraag gebruikte. Zijn vinger bleef aarzelend een paar seconden boven de knop hangen in een laatste moment van twijfel maar toen duwde hij toch de knop in.
            De ruimte vulde zich met muziek. Jack herkende het niet. Het was een koor dat een indrukwekkend lied zong. Het klonk als een dodenlied en het was in het Latijn. Zover reikte zijn kennis.

Requiem aeternam dona eis, Domine,
et lux perpetua luceat eis.
Te decet hymnus, Deus, in Sion,

et tibi reddetur votum in Jerusalem.
Exaudi orationem meam,
ad te omnis caro veniet.

De eerste zin had hij nog ergens gehoord op een begrafenis en het betekende iets zoals: Heer, geef hen de eeuwige rust. Maar voor de rest begreep hij er geen letter van. Wat een gekkenhuistoestand. Doodde hij hier zijn slachtoffers op de klanken van zo’n muziek en met dat vreemde doodslied op de achtergrond? Jack kon zich goed voorstellen dat de mensen in kwestie alleen al gek kwamen van de sfeer die hier heerste en als ze dat nog niet waren het wel werden in het vooruitzicht van een man die in een spookachtig gewaad met een zwaard hen kwam fileren.
            Jack hoorde door de aanzwellende muziek niet het bliepgeluid maar gelukkig trilde er iets in zijn broekzak zodanig dat hij toch op tijd gealarmeerd werd. Zijn gps gaf aan dat er een gechipte in de nabijheid kwam. Met een wee gevoel in zijn buik zag hij code van de CB-chip van Michael aan de rand van het led-schermpje verschijnen. Jack zat in de val!


copyright Rudi J.P. Lejaeghere

Reacties

Populaire posts van deze blog

Chateau Rouge: Deel 12