Requiem: Hoofdstuk 41 (2e deel)
..........
‘We moeten de ganse
gang door vooraleer we aan de kamer komen en dan nog eens terug! Dat maakt het
risico groter. Volgens mij is nu de volgende stap de sleutel van de kamer te
verkrijgen. De dokters hebben normaal gezien zo’n rfid-kaart maar ik
veronderstel dat niet iedere dokter op deze afdeling maar binnen kan of mag
komen. Ji, kan je goed zakkenrollen?’
Ji keek me met grote ogen aan van
onder zijn capuchon. Na een korte aarzeling kreeg ik mijn antwoord. ‘Ik heb het
nog wel eens gedaan, als het dat is wat je vraagt. Ik ben niet altijd dat braaf
ventje geweest die ik nu ben,’ liet hij zonder verder uit te weiden aan me
weten.
‘Probeer een tweetal kaarten te
versieren, Ji.’ Ik had een besluit genomen, de tijd drong, Stephen was in nood,
misschien nog erger. We hadden geen tijd
te verliezen. ‘We doen het nu, ik zorg wel voor de afleiding zodat de
veiligheidsman uit zijn stoel komt en dan moet jij Jack buiten krijgen.’
‘Maar als ze je arresteren, wat
dan?’ opperde Ji Lang met een bezorgde blik.
Dat
moesten we natuurlijk vermijden, maar desnoods dan met de harde hand. ‘Maak je
maar geen zorgen, als alles lukt, wacht vijf minuten met Jack in mijn autobot,
hier heb je mijn sleutelkaart. Als ik er dan nog niet ben…vlieg als de bliksem
weg en probeer met Eagle Eye en Gekko het beste ervan te maken, Ji.’
Ji drukte me even tegen zich aan.
Een vriendschappelijke knuffel die me goed deed en me kracht gaf. Hij stond op
en slenterde wat door de hall, wachtend op een gelegenheid om wat spulletjes te
ontvreemden. Ik hield hem nauwlettend in het oog van onder de rand van mijn
capuchon, want ik mocht maar optreden wanneer hij de nodige kaarten in bezit
had.
Blijkbaar was Ji inderdaad niet aan
zijn proefstuk toe. Hij liep met een folder rond die hij blijkbaar diepgaand
aan het bestuderen was toen hij tegen een jonge dokter aanliep. Hij excuseerde
zich kort voor zijn onhandigheid en liep weer door maar knipoogde even naar
mij. De eerste kaart was binnen!
Zijn
tweede slachtoffer was een oudere dokter en dat viel tegen. De man had
blijkbaar direct in de gaten dat hij zijn kaart kwijt was. Door het feit dat Ji
tegen hem aan was gelopen, begon hij een discussie met hem die gelukkig niet
al te luid was, alhoewel ik zag dat de
man zijn hoofd rood aanliep. Ji wees hem op iets en zijn aandacht was afgeleid
en het moet echt met vingervlugheid gebeurd zijn, maar hij wees de man naar een
voorwerp die een aantal meter van hen verwijderd was. De kaart van de dokter!
Hoe Ji die kaart daar had geworpen, ik had het niet gezien. Zo vlug was alles
gegaan. De dokter verontschuldigde zich en Ji ging grootmoedig met de spons
over de aantijgingen van de man die verstrooid zijn weg vervolgde.
Ji
kwam naar mij toegelopen en zette zich naast mij neer. ‘Ik kan het mij nu niet
meer veroorloven om nog zoiets te proberen. Het zou nu teveel in de gaten
lopen. Derde keer is scheepsrecht, of zeg ik het verkeerd. Ik denk, Yu, dat je
best met je afleidingsmanoeuvre begint en dat ik mijn geluk met de ene kaart
probeer. Lukt het niet, dan…dan zien we wel.’
Afleidingsmanoeuvre!
Al goed en wel, ik was zo gebiologeerd geweest door de acties van Ji, dat ik
nauwelijks daarover had nagedacht. Wat kon ik doen, wat kon een dame het best
in de schaal werpen. Ik kon niet het hoertje spelen die een klant lokte, we
waren hier in een ziekenhuis, dit was niet de gepaste plaats.
Dat
was het, het idee kwam me tegemoet met mijn laatste gedachte. We zijn hier in
een ziekenhuis. ‘Oké, Ji, hou je klaar!’ Ik bewoog mij door de gang waar de
veiligheidsman voor de deur zat en ik begon al wankelend van de ene kant naar
de ander kant te zwijmelen. Op een afstand van tien meter slaakte ik een korte
kreet en liet me vallen. Van onder mijn halfgesloten ogen zag ik de man van
zijn tijdschrift opkijken en in eerste instantie naar de balie kijken.
Blijkbaar had men daar niet direct mijn acteerprestatie opgemerkt. Bingo, de
man stond op en liep naar mij toe terwijl hij naar de balie riep dat er iemand
bewusteloos was gevallen. Ik kreunde wat, om het effect wat te vergroten en
toen de man mij probeerde recht te krijgen, nam ik hem op zo’n manier vast dat
hij niet zag dat Ji achter hem de gang in glipte en de kaart bij de bewuste
deur probeerde. Ik zag door mijn neergeslagen wimpers de bezorgde frons op het
gezicht van Ji. Ik verloor hem even uit het zicht, maar toen ik weer zicht had
op de deur zag ik Ji niet meer, die was dus binnen.
Ik
begon nog wat meer misbaar te maken en liet de man niet los. Ondertussen waren
er twee verplegers bijgekomen die mij van de veiligheidsman probeerden over te
nemen. Maar ik liet hem niet los. ‘Het gaat alweer wat beter,’ reageerde ik met
mijn hand rond zijn schouder en ik probeerde recht te staan. Wat me
wonderbaarlijk goed lukte toen ik zag dat Ji met Jack voorbijsloop. Juist op
tijd kon ik de man zo draaien zodat hij Ji die achter hem omglipte, niet zag.
De man vroeg of hij iemand moest verwittigen. ‘Bedankt, maar neen, alles gaat
nu wel. Dank u nogmaals. Ik hoorde zojuist dat mijn vader overleden was –
Arturo zou het mij zeker vergeven dat ik zijn naam misbruikte – en ik verloor
even alle controle over mezelf. Verontschuldig me voor de last.’ De man
betuigde zijn medeleven en de verplegers die hoorden waarom ik gevallen was,
vroegen of ze mij met iets konden helpen. Ik ontkende en verzekerde dat het nu
wel ging. Toen ze zagen dat er mij lichamelijk niets mankeerde, keerden ze dan
ook terug naar hun post.
Ik
haastte me zo min mogelijk opvallend naar de uitgang. Mijn autobot zweefde
langs en ik sprong als een opgejaagde tijger in de opengeschoven deur.
……..
Het licht ging met tussenpozen aan
en uit. Niet dat Stephen steeds bezoek kreeg van Michael. Waarschijnlijk had de
kerel een bepaalde timer op het lichtcircuit gezet. Stephen voelde zich totaal
geradbraakt en hing meer in zijn boeien dan hij stond. Het was een marteling op
zich. Het licht, de ketting, de koude en de dorst. Het bakje dat steeds naar
hem lonkte als het licht aanging. Hoe lang hij in deze kamer was, kon hij met
de beste wil van de wereld niet zeggen. Door de hazenslaapjes die hij deed
tussen de lichtpauzes in was hij volledig het tijdsbesef kwijt. Hij had ondertussen
zichzelf bevuild. Hoe kon iemand op zo’n manier een medemens behandelen. Het
was alsof hij een geketend beest was die door zijn eigenaar aan zijn lot was
overgelaten.
Soms als hij wakker was, dacht hij
aan zijn vader Thomas. Hoe kon die aan de basis gelegen hebben van al dit
gedoe. Hoezeer hij zijn brein erop brak en probeerde te putten in zijn
herinnering, niets kwam boven drijven. Zijn vader was een gesloten man geweest
waar hij weliswaar goed mee opschoot maar erg diep was hun relatie niet. Thomas
March was er niet de man naar om zijn problemen met zijn zoon te bespreken en
al was hij in de voetsporen van zijn vader gestapt als diplomaat, hun manier
van zaken bekijken en behandelen was volledig anders. Zijn vader was heel wat
minder impulsief geweest, maar wel een doordouwer. Misschien dat die eigenschap
hem het leven had gekost. Hij moest tijdens zijn actieve loopbaan op iets
gestoten zijn, iets ontdekt hebben die zo delicaat was, dat men er hem voor
vermoord had.
Die Jack Sterlington had ook wat
gewauweld over een senator die niet te vertrouwen was. Dat zou een connectie
kunnen zijn met de moorden. Na de verwarde uitleg van Michael was hij er quasi
zeker van dat de moorden gebeurden in opdracht van die persoon. ‘Ze…niet
vertrouwen…,’ herhaalde Stephen de woorden van Jack Sterlington met een hese
stem. Michael had ook over een ‘ze’ gesproken. Zijn Witte Engel was een vrouw. Was
Stephen maar vrij, hij zou…
De deur ging terug open en Michael
stapte met een arrogante blik de ruimte binnen. Stephen probeerde zich een zo
waardig mogelijke houding te geven, maar dat was bijna niet mogelijk in zijn
positie. Hij zag dat Michael nu een ander toestelletje mee had die hem nog meer
de moed ontnam. Michael zwaaide met de taser in zijn hand en zag dat Stephen het
voorwerp met zijn ogen volgde. Stephen schrok van de lach van de man. Die kerel
was waanzinnig, hij lachte Stephen in zijn gezicht uit om zijn angst die hij
niet meer kon wegstoppen.
‘Jij bent geen mens meer. Een dier
heeft nog meer respect voor zijn soort dan jij. Hoe kan je die dingen doen? Je geeft
me niet eens de mogelijkheid om mijn sanitaire behoeftes te doen. Waar ben jij
opgeleid? Waarom moet je me op die manier breken? Dood me, verdomme, maak er
een einde aan!’ Stephen kon het niet laten, hij voelde zich weer woedend worden
niettegenstaande hij doodvermoeid was. Stephen voelde zich gebroken, het maakte
hem allemaal niet meer uit. Hij zou hier niet meer levend uit geraken. Daarom
juist zweeg hij niet, schreeuwde hij al zijn verachting voor zijn ontvoerder in
een woede-uitval uit.
Michael was verrast door de verbale aanval
van Stephen. Misschien dat hij verwacht had dat Stephens verweer verminderd zou
zijn, dat hij door Michaels behandeling in een bedelend en smekend wezen zou veranderen.
Dan had hij geen rekening gehouden met de aard van het beestje, dacht Stephen.
‘Wat heeft mijn vader met dit alles
te maken? Ben je bang dat ik het ga doorvertellen? Zie me hier hangen, ik loop niet
weg hoor. Daar heb je goed voor gezorgd. Geef me tenminste een reden waarom ik
moet sterven. Zou jij hetzelfde niet vragen in mijn positie?’
Michael leek even stil te staan bij
deze vraag. Blijkbaar had hem die vraag meer gedaan dan al de woede die Stephen
al van tevoren had gespuid. ‘Je vader kwam achter het geheim van de Witte Engel
en bedreigde haar!’
Vooraleer
Stephen kon reageren op deze informatie schoten er twee draden naar hem toe en
voelde hij zich direct verlamd. Hij had geen beheersing over zijn lichaam meer.
Trillend als een espenblad hing hij ongecontroleerd te schudden in zijn boeien.
Hij voelde een verschrikkelijke pijn, kon niet meer helder denken. Toch kwam er
nog één idee naar boven. Alsjeblieft, dit
niet meer! Maar juist toen Stephen na een tijdje dacht dat de effecten aan
het verminderen waren kreeg hij nog een stroomstoot. Zijn hart ging als een
wilde tekeer. Niet meer, stop
dit…alstublieft! Maar de woorden kwamen niet over zijn lippen. Zijn
hersenen waren niet in staat om die eenvoudige zin over te brengen naar zijn
stem. Zijn lippen weigerden dienst en wat kwijl liep langs zijn wang.
‘De chip, Stephen March, de chip
ligt aan de basis van de dood van je vader. Je mag het weten want weet je…je
lijdensweg zal langer zijn dan de zijne. Een ongeluk is veel te genadig voor
jou. Je bent het duivelsgebroed van Thomas March en Kathy Chang. Maar wees
gerust, uiteindelijk zal het resultaat hetzelfde zijn. De uitkomst is de dood,
jouw dood! Ik zal je vertellen waarom je vader werd gedood!
copyright Rudi J.P. Lejaeghere
Reacties
Een reactie posten