Requiem: Hoofdstuk 41 (1e deel)
41
Michael II werd om een
middernachtelijk uur gedropt op bijna dezelfde plaats waar zijn voorhanger
zoveel jaar voorheen de Nieuwe Wereld had betreden. Door het feit dat Michael
II een Japanner was zou hij minder opvallen dan een westerling. Uit zijn rugzak
haalde hij de nodige kledij waarin hij niet zou opvallen. De lange anorak die
alles zou moeten verbergen wat hij bij zich droeg en een bijhorend hoofddeksel.
Met de korte opvouwbare pioniersschep die al eeuwen tot de standaarduitrusting
van iedere soldaat behoorde, zelf nu in de 22e eeuw, maakte hij in
een recordtempo een holte waar hij de overbodige uitrusting die hij nu niet
nodig had, kon verbergen.
Zijn wapens, twee 9 mm Parabellum GP-pistolen met
elk een lader van dertien patronen stak hij bij zich in de daartoe speciaal
gemaakte holsterband. Het was een soort van multifunctionele gordel die hij
onder zijn regenjas droeg en waar hij ook nog een aantal Flashbanggranaten aan kwijt kon om de vijand te verwarren als
dit nodig moest blijken. Een aantal andere varianten had hij ook nog in
voorraad. De scherfhandgranaten waren van een gevaarlijker type. Ze barsten
uiteen met een grote knal, heel krachtig als explosief en door het feit dat ze
uiteenspatten in vele stukken metaal. Deze soort wapens werden vaak gehanteerd
tegen vijandelijke militairen en materieel. Deze vonden ook hun vakje in zijn gordel.
Daarna nog twee Spyderco Military M4 Sebenzamessen. Een plooimes nam immers
niet veel ruimte in en was altijd handig. Een M26-taser met bijhorende accu die
volledig was opgeladen kreeg ook nog zijn plaatsje. Gelukkig viel zijn lange
vest nogal ruim en was hij van figuur uit nogal breed geschouderd en heel wat
smaller van taille zodanig dat al deze attributen niet echt opvielen omdat de
jas een maatje groter was gekocht.
Daarna kon hij op
stap. Met zijn nachtkijker van de vijfde generatie die een ‘mean time to failure’ of MTTF van 20.000
tot 35.000 uur had waardoor hij zich op tijd kon verstoppen, vermeed hij enkele
ontmoetingen met patrouilles langs de Deeplands. Toen hij de standsrand naderde
begon het aan de horizon klaarder te worden. Goed getimed! Zijn nachtkijker was
ondertussen ook al verborgen in een tas die hij bij zich droeg. Hij leek met
zijn regenjas, hoed en tas op een zakenman op weg naar zijn werk. Aan de eerste
praatpaal riep hij een taxibot op die hem naar het centrum van Sanctuary zou
brengen. Daar zou hij zijn eerste doel opsporen en vernietigen. Hij stelde zijn
chiplezer in op de code van zijn prooi: Michael I.
……..
Eagle Eye had met de
hulp van Gekko, die hem de nodige instructies gaf, de autobot waar Stephen mee
was ontvoerd, uiteindelijk dan toch open gekregen. Voor de juiste code, een
adres! Ondertussen had Gekko ons bij zoveel gelegenheden geholpen, dat ik mij
er soms schuldig onder voelde. Ons vermoeden werd direct bevestigd toen de deur
openschoof en we in de hoek een persoon zagen liggen. De vermiste collega!
Gelukkig toen we de deur openden, lag hij buiten het bereik van een camera die
eventueel kon binnenkijken. Door de donkere vensters was toch niets te zien,
dus van die kant was niets te vrezen.
Eagle Eye had
voorgesteld om de wagen te vernietigen. Hij zou hem naar de Deeplands rijden en
in brand steken. Met een beetje geluk werden alle sporen opgelost als hij het
juiste materiaal zou gebruiken. Hij weidde hierover niet uit, maar blijkbaar
had hij wel de beschikking over de nodige materialen om dit tot een goed einde
te brengen. Mijn vrienden slaagden er noch steeds in om me te verrassen. Ze
hadden allemaal verborgen kantjes en eigenschappen die op het gepaste moment
boven water kwamen. Gelukkig maar.
Nadat Eagle Eye met
autobot en het lijk van parkingwachter van de ondergrondse garage wegzweefde,
besloten we Stephen dan toch niet als vermist op te geven. Het zou ons in een
moeilijk parket plaatsen. Gezien zijn status zou de Veiligheidsdienst die zaak
onder handen nemen en zijn spoor ook naar de parking terugvinden. De bediende
zou ons zo kunnen identificeren en leg de zaken dan maar uit. Dagenlange
verhoren en de daarbij horende verdachtmakingen, misschien zelfs dat ze ons in
verzekerde bewaring hielden. Het zou onze zaak zeker niet helpen.
Eagle Eye zou het op
een ongeluk laten lijken. De taximaatschappij die verzekerd was tegen diefstal
zou het dan als een verzekeringsgeval kunnen klasseren. Kassa, kassa, zeker
voor een autobot die al een tijdje meedraaide in het dagelijkse drukke verkeer.
De politie zou wellicht denken dat de parkingwachter de dief van de autobot was,
als ze nog resten van het lijk vonden. Een identificatie na een hevige brand is
altijd een moeilijk geval. Jammer voor die man, maar ze konden toch niets meer
voor hem doen. Voor zo’n geval zou de pers niet veel ruimte vrijmaken in hun
berichten, er waren grotere nieuwskoppen. De kans dat de bediende die ons had
geholpen in de ondergrondse garage een
en een optelde was hoogstens onwaarschijnlijk. Hij zou waarschijnlijk zelfs
blij zijn dat hij er zo goed vanaf was geraakt. Het was voor ons de beste optie
waarvoor we dan ook unaniem kozen.
Ji en ikzelf moesten
een middel vinden om Jack Sterlington uit het ziekenhuis weg te halen. We
hadden samen heel wat slagkracht als Rode Cirkels in de Kami Akai, maar een
gewelddadige inval en recuperatie van de heer Sterlington was nu weer niet de
manier om zonder de nodige aandacht zo’n klus te klaren. We begaven ons terug
naar mijn appartement om ondertussen wat te brainstormen. Via mijn oortje
hoorde ik ook van Gekko dat hij nog geen succes had met de 179 gevallen uit de
ondergrondse parking die hij aan het volgen was. Het zou een werk van langere
adem zijn, ik hoorde de frustratie in zijn stem zo in mijn oor vloeien. Ik
wenste hem van harte goede moed en sloot af.
Met Ji’s glaasje melk en ik wat
water voor ons op tafel, zaten we beiden met onze handen in het haar. ‘Ik
veronderstel dat Jack Sterlington bewaakt zal worden. Dus is dat volgens mij
het eerste en misschien het grootste probleem. Hoe geraken we langs deze
bewaking. Een afleidingsmanoeuvre ligt voor de hand. Maar hoe we dat kunnen
klaarspelen is andere koek. Voor zover dokter Saburo Shimazu het ons goed heeft doorgegeven wordt
de kamer maar door één iemand bewaakt. We zouden misschien best even de plaats
gaan verkennen. Wat denk jij, Ji?’
Ji had een wit snorretje en ik gaf
even een teken en wees naar zijn lip en zijn glas dat ondertussen al leeg as.
Hij veegde met de achterkant van zijn hand over zijn mond zodanig dat hij weer
presentabel was. ‘Ik denk dat we ons best wat vermommen of zo. Zonnebril, pet
of vest met capuchon. We moeten nu niet direct met onze identiteit te koop
lopen op een plaats waar we straks iets gaan uitproberen.’
Dat was een goed idee. ‘Misschien
had je beter je witte snor laten staan, een goede vermomming,’ plaagde ik Ji.
‘Zo’n melkmuil zouden ze toch nooit wantrouwen, heb ik gelijk of heb ik
gelijk?’
Ji fronste even gemaakt
verontwaardigd zijn wenkbrauwen, maar de lichte grijns op zijn lippen zei dat
hij de humor van de situatie wel kon waarderen. We waren allemaal sinds dagen
door alles wat er gebeurd was zo opgefokt dat we elkaar probeerden moed in te
spreken door allerhande gekke opmerkingen.
Ikzelf mocht er niet aan denken, dat
Stephen nu in handen was van Michael. Zou ik hem verliezen, zouden we nog op
tijd komen om hem te redden? Ik wou bijna weer Gekko lastig vallen om te informeren
of hij nu al iets wist, maar het was nauwelijks een half uur geleden dat ik hem
had gehoord. Nu was het Jack Sterlington die onze directe aandacht nodig had.
Als Gekko iets vond in verband met Stephen zouden we het de volgende seconde
erop horen en konden we onze plannen naargelang de situatie aanpassen. Ik ging
op zoek in mijn kasten naar accessoires die ons uiterlijk wat zou veranderen.
Een vest met capuchon was geen
probleem, daar had ik er zeker een drietal van hangen. Zonnebrillen, ook
aanwezig in alle maten, maar ik wist niet of Ji een van die zou willen dragen.
Misschien dat de aandacht dan meer dan minder op hem zou gevestigd worden.
Uiteindelijk kozen we voor hem een grijze korte mantel met een puntkap. Ik had
nog een rastapet, maar dan zonder de dreadlocks en ik zou mijn haar verven in
een lichtbruine kleur. Met een lichte zonnebril voor allebei zou men ons niet
direct herkennen. Het was niet ons normaal plunje en een mens is een
gewoontebeest. Onze hersenen slaan een bepaald beeld op van iemand en als dat
typebeeld dan afwijkt van hetgeen we verwachten wordt de klik niet gemaakt en
herken je iemand moeilijker dan in zijn gewone kledij. Daarop rekenden we toch.
Met
mijn autobot waren we in een mum van
tijd in het Stadziekenhuis van Sanctuary waar men Jack Sterlington in
veilige bewaring hield tot hij hersteld was. We liepen de inkomsthal door en
keken een tijdje naar het bord waarop te lezen stond waar de verschillende
afdelingen zich bevonden. Jack Sterlington bevond zich in een afdeling die
aansloot op de afdeling ‘Spoed’ en die gereserveerd werd voor de gevallen die
wachtten op een definitieve kamer. We namen van de ontvangstbalie een folder
met het plan van het ziekenhuis en liepen zomaar wat rond om onze eventuele vluchtroute
te bestuderen. Een heel belangrijke opdracht! Wat had het van nut iemand te
bevrijden uit zijn kamer om honderd meter verder in een doodlopende gang te
stranden.
Uiteindelijk kwamen we in een soort
ronde ruimte waar de gang naar de bewuste kamer waar Jack werd vastgehouden op
uitkwam. We begonnen een gesprek over
koetjes en kalfjes en ik keek over de schouder van Ji de gang in. Shit! Voor de
voorlaatste kamer zat een nogal corpulent persoon wat te bladeren in een
tijdschrift. Gezien dit de enige kamer was waar men iemand had gepost,
veronderstelden we dat dit ‘de’ kamer moest zijn waar Jack lag. We liepen wat
terug en zetten ons in een soort wachtlounge waar we stilletjes probeerden onze
strategie vast te leggen.
..........
copyright Rudi J.P. Lejaeghere
Reacties
Een reactie posten