We zijn wie we zijn, is het niet, Jack?
We
zijn wie we zijn en dat is de naakte waarheid,
Kinderen
van onze ouders, schepselen van deze tijd,
Ik
herken mijn vaders woeste blik in de spiegel,
De
gekte van mijn moeders ogen, haar gegiechel,
Ik
spreek met hen via de reflectie van dit stuk glas,
Met
hun maniertjes, hun tics, die erfenis komt me van pas,
Soms
ben ik heel fier, soms wel een beetje beschaamd,
Wie
is hier verantwoordelijk voor, wie heeft dit beraamd?
Toch
draag ik hun naam, een goor verhaal van arrogantie en trots,
Een
vertelling van hoogmoed, de souvenirs van de jagers, de nimrods,
Dat
we zijn wie we zijn, het rottende, het overblijvende, de stinkende kots.
Zo
vrees ik, tril ik, huiver vooraleer ik volledig door het lint ga,
Ze
zeggen dat ik mij moet haasten en vooral niet lief zijn zegt mijn pa,
De
nacht is mijn mantel, mijn dolk, mijn enige bescherming,
I
steek en ik snij, de perfecte prijs, mijn soort van beloning,
Het
bloed in het donker van de nacht is de kleur die ik verkies,
De
klanken van het geschreeuw, het gekerm waarin ik mij verlies,
Het
is een dodendans, een draaikolk van rood, een snijdersballet,
Het
is de slacht die ik leid, waar ik nood aan heb, de ultieme pret.
Ik
zou er niets aan willen veranderen want we zijn nu eenmaal wie we zijn,
Ik
zou nooit willen ruilen voor een kleurloos leven vol smaakloze wijn
Ik
ben de Ripper en men noemt mij Jack en de Koning van de pijn.
©
Rudi J.P. Lejaeghere
20/02/2016
Reacties
Een reactie posten