Als gedachten! Deel 2. Ik hou van jou, hou je ook van mij?
Ik streel
voorzichtig haar lange zwarte haar dat op het kussen uitgewaaierd ligt. Ze is
mooi, bloedmooi zoals ze op het bed ligt. Er is niemand die ik aan haar kan vergelijken.
De eerste keer dat ik haar zag, was ik als door de bliksem geraakt. De
geheimzinnig lach die altijd rond haar lippen zweeft, deed me vallen als steen
voor haar. Het is steeds alsof ze wil zeggen: ik weet wat je denkt, ik ken je
diepste geheimen, doe geen moeite om ze te verhullen. En het bleek ook dat ze
die allemaal kende, tot in de intiemste details.
Normaal
gezien hou ik er niet van als iemand kijkt in die diepe krochten van mijn
geest. Ik weet wel dat sommige mensen er hun beroep van maken en er echt goed
in zijn. Psychiaters en psychologen moeten om den brode wroeten in de ziel van
hun patiënten om hen eventueel beter te kunnen maken. Ik heb altijd vermoed dat
er naast hun beroepsmatige nieuwsgierigheid ook heel wat voyeurisme bij komt te
kijken. Neen, dit soort van zielenknijper is echt mijn vriend niet. Daarom is
het heel verwonderlijk dat ik er helemaal niets op tegenhad toen ze nog beter
wilde leren kennen.
Haar
lippen zijn zoals altijd hevig aangezet met een blinkend felrode lipstick. Haar
sensuele volle lippen kleuren als een bloem die zich ontplooit in haar gezicht.
Een mond om te kussen. Ik wil haar nu echt niet beroeren, anders had ik haar
nogmaals gekust. Neen, hoe hard ik het ook wil, ik laat haar nu rusten. Mijn
vinger volgt de curve van haar mond zonder haar huid aan te raken. Enkel een
oefening in zelfbeheersing. Ik ben er een meester in, alhoewel, ik nu wel moet
bekennen dat ik die al toch éénmaal in mijn leven verloren heb.
Ze
houdt ook zielsveel van mij. Ja, het is verwonderlijk, want ik maak meestal
niet zo gauw vrienden, laat staan dat ik een verhouding heb met een
verleidelijke jonge vrouw. Haar ogen, nu gesloten natuurlijk, zijn helderblauw.
Net als een azuurblauwe lucht, helder en door je kijkend, alsof ze over het
leven heen kan schouwen. Dat ze een andere wereld ziet, niet voor stervelingen,
een plaats die enkel voor ingewijden te aanschouwen is. Ik ben bijna zeker dat
achter haar gesloten oogleden dat ze nu ook die plaats ziet.
Misschien,
ik moet het nu wel toegeven, ben ik daarom wat jaloers op haar, dat ze die
eigenschap heeft. Ze heeft er me over verteld, maar het is zoals voor zoveel
zaken, je moet er geweest zijn om het echt te begrijpen. Het zou me niet
verwonderen dat zij in een vorig leven ooit in die wereld is geweest. Een
parallel universum waar dezelfde mensen anders zijn, beter en liever. Neen, met
alle moeite die ik ook doe, ik kon me zo geen plaats voorstellen.
Ze
is ook nooit timide geweest. Geen enkel moment vanaf het ogenblik dat ik haar
kende, was schaamte aan haar besteed. Ze liep, alsof het de gewoonste zaak van
de wereld was naakt rond in huis. Ze zou zelf, zoals haar schepper haar gemaakt
heeft, rondlopen in de tuin of op straat, moest ik er niets op tegen hebben gehad.
Gelukkig luistert ze meestal als ik haar iets vraag. Ik wil niet dat iemand
anders haar zo ziet zoals ik haar mag zien. We zijn van elkaar, voor altijd,
voor eeuwig. Ik heb het haar zoveel keren gezegd en ik heb haar ook overgehaald
om hetzelfde van mij te zeggen . Niet dat ze het niet wilde uitspreken of dat
ze het niet meende. Ze vind woorden echter, de menselijke manier om dingen uit
te spreken, altijd ontoereikend. Onze taal is volgens haar zo beperkt om
gevoelens te definiëren.
Zelfs
nu is ze naakt, zoals altijd als ze ’s avonds in bed ligt. Mijn ogen volgen de
curve van haar lichaam. Ze is perfect. Haar stevige borsten en platte buik zijn
die van een godin. Mijn godin. Ja, het klink waarschijnlijk melodramatisch,
maar ik verafgood haar. Mijn blikken worden als een trekijzer getrokken naar
haar venusheuvel, een welving die haar seksualiteit, uitgedrukt in haar
nuditeit, zelfs nog versterkt, mij hypnotiseert als het ware. Ik krijg het warm.
Ik moet terug beroep doen op mijn zelfcontrole om haar daar ook niet te kussen.
Ik mag haar nu absoluut niet storen.
Het
is zoals het perfecte schilderij, een Rubens maar dan wat minder voluptueus
voor de beroemde kunstenaar. Ik kan niets verkeerd op te merken aan haar.
Dan
valt mijn blik op een kleine vlek ter hoogte van haar linkerborst. In
hemelsnaam, het kan niet waar zijn, het mag niet waar zijn. Ik ga om het bed
heen om dichter bij haar te komen, om te zien of mijn verbeelding mij geen
parten speelt. Ik weet dat licht soms vreemde schaduwen kan werpen. En toch is
het helaas juist wat ik heb opgemerkt. Een kleine druppel bloed is gestold waar
mijn naald haar borst heeft doorboord en haar hart heeft gevonden. Mijn handen
beginnen te trillen, mijn adem stokt bijna.
Ik voel een
stormwind in me omhoog woelen die langzaam maar zeker naar nog meer naar boven
waait uit mijn keel, terwijl ik die enige belangrijke gedachte in onmacht uitschreeuw:
‘Nu moet ik weer van vooraf aan beginnen.’
© Rudi J.P. Lejaeghere
28/10/2015
Reacties
Een reactie posten