Requiem: Hoofdstuk 33 (2e deel)
……..
Het was zo natuurlijk
gegaan dat we er beiden achteraf toch verbaasd over waren dat we het zo
vanzelfsprekend vonden. Na de rustgevende theeceremonie waren we naar mijn
appartement gereden. Bij het binnengaan had mijn hand even langs dat van
Stephen gestreken en we schrokken van het schokje statische elektriciteit dat
tussen ons oversprong. ‘Hé, voelde je dat,’ zei Stephen, ‘er springen vonken
tussen ons over.’ Op dat moment keken we in elkaars ogen en hoorde ik mijn hart
bonzen in mijn keel. Ik voelde Stephens hand, nu zonder elektrische schok, zich
onder mijn kin leggen. Hij duwde met zijn wijsvinger licht mijn hoofd omhoog
zodat ik recht in zijn bruine ogen keek. Ik was zo dicht bij hem en rook een aftershave
gemengd met de geur van de thee in zijn adem die ik hem had eerder had
voorgezet. Ik keek hem aan en smolt weg in zijn ogen, hoorde niets meer of het
was mijn hart en onze adem die dieper en sneller werd. Zijn lippen waren zacht
en lief op mijn gezicht. Plagend kuste hij mijn oorlelletje en ging zo langzaam
over mijn kaaklijn naar mijn wang tot hij heel teder mijn lippen kuste. Voor ik
er erg in had, had hij mij in zijn armen genomen en werden onze kussen
hartstochtelijker, onze handen ondeugender.
Ik trok hem mee naar de slaapkamer terwijl ik
zijn hemd onhandig opende. Hij had wat borsthaar maar veel minder dan ik had
vermoed. Ondertussen had hij mijn shirt over mijn hoofd getrokken. We kusten
elkaar alsof ons leven ervan afhing. Het was een grotere ontlading dan het
kleine schokje statische elektriciteit. Na een paar minuten lagen we zo naakt
als we geboren waren in mijn bed. We verkenden elkaar als blinden, streelden
elkaar opgewonden terwijl Stephen boven mij op torende. Hij was een beer van
een vent, maar ik voelde geen angst voor hem. Zijn ogen straalden geluk uit,
iets wat ik sinds de dagen die ik hem kende nog niet had gezien. Ik had
dezelfde gevoelens voor hem. Eigenlijk als ik er eerlijk voor uit kwam, was ik
al voor zijn charme gevallen de eerste dag dat we elkaar ontmoetten toen ik in
de gang van zijn appartement op hem wachtte.
Ik wist niet of dit liefde was of…lust, nu nog
niet. Maar het was het medicijn dat we
beiden nodig hadden. Zijn erectie vond kloppend zijn weg zoals het voorbestemd
was. Zijn handen streelden zacht mijn borsten en zijn vingers ontdekten mijn
gevoelige plekjes. We gleden harmonisch in een ritme dat ons langzaam naar de
extase van de bevrediging voerde. We
lagen nog lang stil in elkaars armen na te genieten. Aan elkaar geklampt als
twee drenkelingen die warmte zochten bij elkaar. Ik voelde tranen over mijn wangen
stromen. Stephen kuste ze liefdevol weg en hield mij nog dichter. Met mijn
hoofd op zijn borst hoorde ik de slagen van zijn hart. Een tempo dat eerst nog
vlug ging maar naarmate de tijd vorderde, trager werd en zijn normale tempo
vond. Het geluid werkte zo hypnotiserend dat ik als een kuikentje in een warm
en veilig nest in slaap viel.
Toen ik wakker werd, zag ik Stephen met een
glimlach naar me kijken. ‘Weet je, Yukiko, je bent echt mooi. Ik zou uren naar
je kunnen kijken zonder me een moment te vervelen.’ Ik voelde me op dat moment
ook mooi en begeerd. Zeker als ik naar Stephens ogen keek. Zonder dat ik het
wou, moest ik glimlachen. Had ik kleren aangehad, hij zou me op dat moment met
die bruine kijkers uitgekleed hebben. Misschien sinds lang voelde ik in mijn
binnenste iets dat mij warmte gaf, een gevoel van thuiskomen. Iets wat ik sinds
de dood van mijn ouders had gemist.
‘Moet je wat te eten hebben? Ik kan iets voor
je klaarmaken. Een omelet of zo, ik moet nog we wat verse eieren in de koelkast
liggen hebben en met wat garnalen erdoor gemengd, zo eet ik dat het liefst. Hou
jij daarvan?’
‘Mmm, doe maar een grote voor mij. Kan je
honger krijgen van vrijen? Moeten we meer doen,’ plaagde hij me lachend en keek
me na toen ik poedelnaakt uit het bed sprong en mijn kleren bij elkaar raapte. Toen
hij de keuken binnenkwam met de neus omhoog de geur van de omelet opsnuivend,
zag hij er anders uit. Er was een stukje hoop geboren in de laatste uren. We
wisten beiden dat we geen rust zouden vinden vooraleer de moordenaar van onze
familieleden achter de tralies zou verdwijnen. Als het aan mij lag zou hij nooit
de binnenkant van een cel zien. Ik had iets beloofd en zo’n belofte was voor
mij even bindend als de band van de liefde die ik nu voor Stephen voelde.
Tegelijkertijd besefte ik dat Stephens roots aan de andere kant van de wereld
lagen. Maar daar maakte ik mij op dit moment geen zorgen om. We hadden elkaar
gevonden op een moment dat we elkaar nodig hadden en of het iets zou worden,
zou de toekomst uitwijzen. Vandaag voelde ik de vlinders in mijn buik en ze
fladderden van geluk toen Stephen op zijn omelet aanviel alsof hij in twee
weken niet had gegeten. Mmm, lekkere
Stephen!
……..
Norino had zijn beste
pak aangetrokken. Niet dat dit veel van de andere die hij in zijn kast had
hangen, verschilde. Het was het grijze pak van de Veiligheidsdienst waarvan men
er een paar kreeg bij indiensttreding. Ondertussen had hij al heel wat pakken
versleten. Zowel zijn pakken als hijzelf hadden hun tijd gehad. Zo dacht hij
soms de laatste tijd. Hij zat op een bankje te wachten in het bureau van de
secretaresse van de directeur van zijn sectie.
Jiro Taketani was niet
alleen zijn rechtstreekse baas maar ook lid van het hoofdbestuur. Norino Vastai
zou de netelige kwestie van de moorden en de samenhang met de chipcultuur van
de Oude Wereld met hem bespreken. Taketani zou dan beslissen of het nodig was
om dit te bespreken in het hoofdbestuur.
De secretaresse ging
juist met haar hand naar haar oortje en hij veronderstelde dat ze het bericht
kreeg dat de directeur klaar was om hem te spreken. ‘De directeur verwacht u,
hoofdinspecteur Vastai.’
‘Arigato,’ bedankte
Norino de dame die waarschijnlijk heel wat gevaarlijker was dan ze eruitzag.
Ieder bestuurslid van de Veiligheidsdienst werd goed beschermd omdat ze niet zo
door het gangstermilieu geliefd waren. Vele van hen hadden tijdens hun loopbaan
Japanse Yakuza en Chinese Triades achter de tralies doen belanden. Zo’n mensen
zworen wraak en er zat geen vervaldatum op hun dreigende beloftes.
Norino wist dat het
gebouw van het hoofdbestuur beveiligd was met honderden camera’s en
veiligheidsgadgets die verborgen zaten in nissen en muren. Als het alarm afging
zou een kever zelf niet meer ontsnappen uit dit gebouw. Soms gaf het hem wel de
kriebels. Hij wist dat de lieftallige dame die hem de weg naar binnen wees,
minstens een drietal gevechtssporten perfect beheerste en dat ze in een paar
seconden een paar wapens boven zou kunnen halen die een onvoorzichtige ziel terstond
tot andere gedachten zou brengen.
‘Do
itashimashite, graag gedaan,’ antwoordde de dame met een
lieve glimlach en duwde op een knop. Hij hoorde een klik en toen pas kon hij de
deur openen die een korte gang onthulde die naar het bureau van zijn baas
leidde. Hij kende de veiligheidsroutine. Oogscan, vingerafdrukcontrole en stemverificatie en
een tweede deur ontsloot zich na positieve herkenning.
Jiro Taketani was een man
die hij goed kende. Eigenlijk een beetje het tegenovergestelde van Norino
Vastai. Hij was een tiental jaar jonger, maar heel wat slanker en fitter dan
Norino. Als lid van het hoofdbestuur droeg hij een maatpak met een bijpassende
das. Je kon hem door een ringetje halen. Zijn bureau was ook even vlekkeloos
als de man zelf. Geen stapels dossiers of koffiebekers of theekommetjes die
rondslingerden zoals op het bureau bij Norino. Er lag een tabletcomputer voor
Jiro Taketani waarop hij juist nog iets had ingetikt.
‘Ohayou gozaimasu.
Goedemorgen, kom binnen Norino, zet u. Iets te drinken, thee of wat frisdrank.’
De man kwam van achter zijn bureau en schudde de hand van Norino. Het was niet
de eerste keer dat Norino hem bezocht en ze hadden het al altijd goed met
elkaar kunnen vinden. Daarom ook dat Norino zijn ideeën of plannen vooraleer
hij ze in de praktijk bracht af en toe kwam voorleggen aan zijn rechtstreekse
baas. Trouwens, Jiro Taketani was ooit nog een aantal jaar zijn eigen
hoofdinspecteur geweest. Jiro Taketani was altijd al een carrièreman geweest,
dat had Norino altijd geweten. Het verwonderde hem dus niet dat hij vlug
promotie had gemaakt en dat hij mede door invloed in hogere regionen het tot
bestuurslid had geschopt.
‘Graag, een glas water
als het kan,’ vroeg Norino. De directeur zwaaide even met zijn hand naar een
wand en die schoof open en openbaarde een bar om ‘u’ tegen te zeggen. Ook een
van de voordelen van zo’n positie. Hij wist dat Jiro nooit een druppel alcohol
dronk, toch zag hij een aantal flessen staan die in een selecte barkast niet
zouden misstaan. Waarschijnlijk kreeg hij soms nog ander bezoek die liever wat
sterkers hadden.
‘Directeur…,’ begon
Norino maar werd direct onderbroken.
‘Kom, mijn beste
Norino, zeg maar Jiro.’
Het was een steeds
wederkerende vraag bij de bezoeken van Norino Vastai aan Jiro Taketani, maar
Norino vertikte het om zomaar zonder toelating de voornaam van zijn baas te
gebruiken.
‘We kennen elkaar goed
genoeg om elkaar te tutoyeren,’ vervolgde Taketani. ‘We hebben in onze tijd
toch samen een mooi aantal zaken opgelost en de maatschappij van een aantal
misdadigers kunnen verlossen. Als dat geen reden is om elkaar met de voornaam
te noemen, zou ik het ook niet weten. Met wat kan ik je van dienst zijn. Ik
vermoed dat het om onze seriemoordenaar gaat, ben ik juist of ben ik juist,’
glimlachte de directeur die hem het glas water overhandigde en voor zichzelf er
ook een uitschonk en met een magisch handgebaar de wand weer sloot.
Nou ja, zo’n gadget
zou Norino ook thuis wel willen, maar daar zou hij dan wel wat lekkere sake in
bewaren.
‘Jiro, je weet dat we
nu al een tijdje vast zitten in de zaak van de Akai-moorden. Laten we ze zo
blijven noemen omdat ze vanaf het begin zo gecatalogeerd werden.’ Hij stopte
even om de uitdrukking op het gezicht van de directeur te bestuderen.
‘Hoe bedoel je, mijn
beste. Is er sindsdien iets gebeurd waarvan ik geen weet heb?’ fronste een
verontwaardigde Taketani.
Normaal gezien werd
elke dag een overzicht van de lopende zaken doorgemaild door de centrale administratie
van de Veiligheidsdienst naar het hoofdbestuur. Zo waren zij iedere dag ‘bijna’
up to date.
‘Vanavond zal er iets
in dat rapport staan, waarvan ik je zelf op voorhand wou vertellen. Ik vond het
te belangrijk om te wachten tot het rapport was opgemaakt. Een van mijn adjuncten, zoals u al weet heeft ontdekt dat de MO van
onze dader niet alleen toegepast wordt op Akai-mensen maar dat er ook
slachtoffers zijn gevallen onder andere bevolkingsgroepen. Wat ik je
persoonlijk wou komen vertellen was dat wij, dat wil zeggen ik en mijn beide
adjuncten denken dat er een politiek geurtje aan gans deze situatie zou kunnen
zitten!’
De directeur dronk
zijn glas leeg en vulde na een gebaar naar Norino nog eens beide glazen vol.’ Hoe
bedoel je, heb je daarvan bewijzen. Is er een nieuw slachtoffer, een diplomaat
of politieker?’
‘Neen, geen nieuwe
slachtoffers. Maar we hebben kunnen nagaan dat alle slachtoffers ooit naar de
Oude Wereld zijn gereisd en dus gechipt waren. Bij de meeste werd een poging
gedaan om de chip te vernielen. Dus het zou kunnen zijn…let wel het is maar een
theorie, dat de moorden gepleegd worden vanwege de mogelijkheden van die chip. Misschien,
maar dat is een minder geloofwaardige piste, kan het zijn dat de slachtoffers
iets gezien hebben op hun reis door de Oude Wereld dat niet voor hun ogen
bestemd was. Minder waarschijnlijk omdat niet iedereen dezelfde plaatsen heeft
bezocht. Ik kies eerder voor de eerste optie omdat men de slachtoffers zo
verminkt om enerzijds de identificatie te vermoeilijken en anderzijds als
afleidingsmanoeuvre voor het vernietigen van sommige delen van de chip. Als het
zo is, onderschatten ze mijn mensen, want wij beschikken toch ook heel wat
deskundigen die wat van de gegevens op de chips hebben kunnen lezen. Al waren het
wel dan alleen de identiteitsgegevens van de persoon in kwestie, wat mij nog
meer doet veronderstellen dat de chip meer dan alleen identiteitsgegevens en
een sensor tegen fall-outzones bevat zoals men in het Westen beweert.’
Jiro Taketani had aandachtig
geluisterd zonder Norino Vastai te onderbreken. Norino wist niet of het zijn
verbeelding was, maar de directeur was niet meer zo stoïcijns zoals in het
begin. De uitleg van de hoofdinspecteur had hem de zenuwen bezorgd, dat kon
Norino vaststellen. Het was trouwens een van de eigenschappen van een goed
ondervrager om de lichaamstaal van iemand te kunnen lezen. Norino Vastai had
bakken ervaring.
‘Ik ben blij dat je
mij dat nog voor het rapport uitkomt, hebt komen vertellen. Gelieve je
adjuncten opdracht te geven om dit feit “niet” te vermelden in het rapport….Uit
veiligheid, mijn beste Norino. Ik maak zelf direct een memo voor de leden van
het hoofdbestuur,’ en hij voegde de daad bij het woord en begon op zijn tablet
een aantal zaken te typen en toonde het dan aan Norino. ‘Is dat ongeveer de
strekking van wat je hier hebt beweerd? Zeg het gerust als ik er nog iets moet
aan toevoegen? Ik doe dit, omdat anders dit gevoelige thema via jouw
administratie zal gaan dat er een grotere kans is dat dit naar de pers en via
hen naar de buitenwereld lekt. Dat moeten we zeker vermijden. Ik zet er een
speciale groep op die deze optie moet uitspitten tot op het bot. Vanaf nu is
dit gegeven een intern geheim. Gelieve je naaste medewerkers daar ook op te
wijzen.’
Norino was opgelucht.
Een zorg die van zijn schouders was genomen. Jiro was een capabele directeur
die niet voor niets zo vlug carrière had gemaakt. Hij zou zich beter bewegen in
die politieke en diplomatieke spinnenwebben dan een gewone hoofdinspecteur die verlangde
naar wat rust. Hij was maar een gewone man die zich thuis voelde tussen zijn
eigen mensen van de Veiligheidsdienst en de taken die hij als hoofdinspecteur
toegewezen kreeg. Al dat gekonkelfoes op hogere regionen was geen spek voor
zijn bek.
Ze namen afscheid van
elkaar en Jiro beloofde Norino op de hoogte te houden als er nieuws was. Norino
beloofde op zijn beurt Jiro als eerste te laten weten of er iets uit de deur
aan deur bezoeken van zijn dienst uit de bus zou komen.
copyright Rudi J.P. Lejaeghere
Reacties
Een reactie posten