Requiem: Hoofdstuk 33 (1e deel)
33
Eagle Eye had in zijn
eentje het plan opgevat om Masowa op te sporen. Zijn bedoeling was om te vragen
of deze iets meer wist over de seriemoordenaar daar vele van de slachtoffers in
de streek gevonden waren waar de Kannibalen hun voedselraids pleegden. Hij had
bij de rots waar het meisje die hij ooit gedood had een boodschap
achtergelaten. Een vraag om audiëntie bij de vermoedelijke leider van de
Kannibalen. De volgende dag was het bericht verdwenen. Hij wist dat Masowa het
had gevonden. Eagle wist dat het nutteloos was om het nummer van zijn mobieltje
te vermelden want zover hij wist, schuwden de Kannibalen het gebruik van
elektronische apparaatjes.
De volgende morgen was
er al een antwoord. Een paar korte zinnen die op een verkreukeld stuk van een
tijdschrift waren gekrabbeld. Eagle Eye die niettegenstaande hij voor geen
kleintje vervaard was, moest even slikken.
Vanavond na zonsondergang aan de rots. Kom alleen of draag de gevolgen.
Hij was van plan
geweest om Ji in zijn plannetje te betrekken en hem als back-up mee te vragen.
Gelukkig had hij hem er nog niet over gesproken. Maar hij wou toch zeker zijn
dat er iemand wist waar hij naartoe ging. Hij sprak een boodschap in zijn
mailbox en plaatste er een tijdsnotitie bij. Als hij tegen morgennamiddag die
boodschap niet zou geannuleerd hebben zou die door worden gezonden naar Ji Lang.
Normaal gezien hadden ze op dat ogenblik weer een afspraak bij Gekko en als hij
tegen die tijd niet terug was, zouden zijn vrienden tenminste weten wat er
gebeurd was. Hij had in bijlage zelfs zijn laatste wilsbeschikking bij het
bericht gevoegd. Hij wou niet zomaar in het niet verdwijnen zonder dat zijn
Afrikaanse familie en kennissenkring in het duister zou tasten over zijn lot.
Eagle Eye voelde dat hij zich op glad ijs waagde en daarom nam hij alle
maatregelen. Je wist maar nooit, hij hoopte van niet maar moest het verkeerd
aflopen, zou hij weten dat zijn vrienden het nodige zouden doen voor hem.
Een uur voor
zonsondergang was hij al aan de rots. Hij zette zich op de grond met zijn rug
tegen de rots en met het gezicht naar het Westen en wachtte. Voor het donker
werd legde Eagle Eye een vuurtje aan waardoor hij wat licht en warmte had. Na
een uur hoorde hij het roepen van een uil. Blijkbaar was het een sein want een
paar tellen later verscheen een grote gestalte in een lang bruin gewaad in de
lichtkring van het kampvuurtje die een spookachtige schaduw over hem wierp.
Masowa!
Jérome bleef gewoon
zitten voor zijn vuurtje. Niettegenstaande zijn hartslag lichtjes versnelde,
probeerde hij zijn kalmte te bewaren en bleef zwijgen. Iro Masowa zette zich
tegenover hem met het vuur tussen hen. De vlammen werden in zijn ogen weerspiegeld.
Een blik vol vuur!
‘Het schijnt dat men je
nu Eagle Eye noemt?’
Zijn stem klonk raspend hees. Hij was nog
altijd even kaal als toen Eagle Eye hem voor het eerst had ontmoet. De sarcastische
ondertoon in de stem van Masowa ontging hem niet. Probeerde de man hem op stang
te jagen? Het zou hem niet lukken. Jérome zou zijn info krijgen en als Masowa
hem niet zou laten gaan dan zou hij sterven en uiteindelijk de straf ontvangen
die hij verdiende voor de dood van het meisje. Iets dat hem al zo lang in zijn
dromen kwelde dat hij het eerder als een gerechtigheid zou beschouwen dan een
jammerlijke zaak. Neen, angst had hij op dit moment niet meer.
Masowa keek hem boven
de vlammen van het vuur met zijn donkere ogen aan. ‘Je bent uit het goede hout
gesneden, Jérome Shumbwa. Die dag heb je je straf als een
man gedragen. Ik weet niet of ik je bionisch oog zou moeten verwijderen, maar
dat zou nu niets meer uitmaken. Ofwel laat ik je gaan met dat oog…of in het
andere geval blijven alle delen hier.’
Eagle Eye keek hem over het vuur aan
en sprak de woorden die hij al zo dikwijls in zijn hoofd had gehoord. ‘Masowa,
ik weet dat ik nooit kan herstellen wat ik kapot heb gemaakt. Als je dan zoveel
weet over mij, dan zou je ook moeten weten dat een leven voor mij heilig is.
Geloof het of niet, maar iedere dag denk ik nog terug aan dat moment. Een
ongeluk, ja, ik heb mij verdedigd, maar daarom gaan die gedachten die in mijn
hoofd blijven rondspoken niet weg. Ik droom van haar. Niet van jou, jij hebt
gedaan wat je moest doen. Maar ik zal mij ooit nog rekenschap moeten geven
tegenover een Grotere Macht, sommigen noemen hem God. Ik noem hem soms Rechter
en Beul. Waarom laat hij dit alles toe?’
De kale man in de lange gewaad
knikte. ‘Ik vraag mij dit soms ook af. In mijn hart weet ik dat het geen God is
die dit toelaat. Het is de wreedheid van de mens, die geen God kent of wil
kennen die achter al het slechte zit.’ Zijn stem verzachtte, ‘weet je, toen ik
mijn vrouw verloor aan dit volkje, was ik zo opgefokt dat ik hier een slagveld
heb aangericht waar ik ook nog dagelijks van droom. Ik heb meer gedood dan een
klein meisje alleen. Het is me achteraf duidelijk geworden. Als alles wat
bezonken was en ik geen zelfmoordneigingen meer had, wist ik dat het kwaad in
de mens zelf ligt. Ik was even verdorven als de moordenaars van mijn vrouw.’
Hij stopte even met zijn verhaal. De blik in zijn ogen in het vuur gericht,
zijn gedachten waarschijnlijk in het verleden.
Na
met een stok in het vuur gepord te hebben vervolgde hij zijn levensverhaal. ‘Ik
werd gewond bij mijn wraakactie. Een vrouw van hen…een van die kannibalen,
heeft mij verzorgd. Ik weet niet of ze het deed uit angst of uit ontzag voor
mijn wapens. Maar ze heeft niettegenstaande ik haar kennissen en vrienden had
opgeblazen mijn wonden verpleegd. Van het een kwam het ander, ik had geen zin
meer in het leven, maar zag dat zij, die hier onder de grond leven als mollen,
het nog veel slechter hadden dan ikzelf. Ze hadden geen zelfmedelijden maar
sleepten zich voort, dag na dag, verder in een wereld zonder toekomst en
probeerden gewoon te overleven. Er is een moment geweest dat ik de loop van een
pistool in mijn mond stak en toch heb ik de trekker niet kunnen overhalen.
Waarom niet? Hield ik nog zo aan het leven of had ik iets geleerd uit mijn
fouten? Neen, ik begreep plots gewoon waarom de mensen hier waren. Zij waren de
slachtoffers die door de maatschappij uitgestoten waren. Net zoals in vroegere
tijden de melaatsen, als verschoppelingen der aarde werden afgezonderd van de
rest van de wereld moesten zij hier hun laatste levensjaren in erbarmelijke
omstandigheden slijten. Waar was ik dan met mijn zelfmedelijden? Neen, op dat
moment is er in mij iets veranderd.’ Masowa pookte nog wat in het vuur dat
dreigde uit te gaan en wierp nog wat sprokkelhout bij dat daar naast hem lag.
‘Masowa…?
‘Iro, zeg maar Iro, het is al zolang
geleden dat ik mijn roepnaam heb gehoord dat je me daarmee een plezier zou
doen.’
Eagle Eye bekeek de man. Zo had hij
het zich niet voorgesteld. Blijkbaar was Iro Masowa een man die veel over de
dingen had kunnen nadenken. Hij was geen echte Kannibaal, die waren anders,
wilder, onbetrouwbaar en men kon niet communiceren op een gewone manier. Was
hij immuun voor de straling of had hij een geheime voorraad medicijnen? Het
waren allemaal wel vragen die door zijn hoofd spookten, maar die op dit moment
er niet toe deden.
‘Iro…het zal je niet ontgaan zijn
dat er hier iemand rondwaart die genadeloos mensen in stukken snijdt. Mijn vrienden
zijn familieleden en kennissen verloren door die slachter. Ik kan in zeker
opzicht de raids van de Kannibalen begrijpen al keur ik het niet goed. Ze
worden gedwongen in hun situatie tot onmenselijke praktijken. Als men van een
mens een beest maakt kan je moeilijk verwachten dat hij zich anders gedraagt.’
Masowa trok even de wenkbrauwen op
maar glimlachte dan weer. Het was een van de gevolgtrekkingen die hij ook
tijdens zijn verblijf in de Catacomben had gemaakt en het deed hem goed te
beseffen dat een bewoner van de Nieuwe Wereld dit ook dacht.
‘Maar iemand die zomaar mensen
afslacht,’ ging Eagle Eye verder, ‘zonder enige aanleiding, ze dan in stukken
achterlaat en trauma’s veroorzaakt bij vredelievende mensen, mensen die ook
zoals jij of ik denken, zo iemand moet tegengehouden worden. Daarom kwam ik
naar je toe. Heb jij informatie die ons naar hem kan leiden? Weet je meer dan de
Veiligheidsdienst of wijzelf? Alle sporen die we volgen lopen dood en we hebben
dringend iets nodig die ons op zijn spoor brengt!’
Iro Masowa keek bedenkelijk in het
vuur. ‘Ik heb inderdaad van hem gehoord en er zijn er van ons die hem hebben
gezien bij zijn werk. Het is een gevaarlijk man! Zijn wapen, een Nihonto, is
een verlengstuk van die man. Het is een derde arm die hij met kennis gebruikt.
Ik heb mijn mensen verboden zich in zijn nabijheid te begeven. Onlangs heb ik
van een ontploffing gehoord, hier wat meer naar het westen. Ik heb de plaats
laten verkennen, blijkbaar ben je een paar dagen te laat want daar had hij zijn
schuilplaats. Alles is nu ingestort, het zou levensgevaarlijk zijn om je daar
in te graven en sporen te zoeken. Maar ik kan je wel een tip geven. Een van
mijn mensen heeft hier ook een Westerling gezien die achter hem aan zat.
Blijkbaar is hun confrontatie tot een explosief einde gekomen. Er is een
langeafstandsgesprek afgeluisterd tussen die man en zijn opdrachtgever. De
moordenaar werd door deze Westerling Michael genoemd. Hijzelf, de westerling
noemde zichzelf Jack, zijn familienaam heeft mijn man niet gehoord. Blijkbaar werd
hij verwond door Michael en was hem ontvlucht. Die zekere Jack kreeg een adres
om hulp te zoeken bij een dokter. Hij kreeg dit van een man met de naam Markus.
Moet familie van hem zijn, volgens wat we uit het gesprek hebben kunnen
uitmaken. Een tijdje later ging alles de lucht in. Ik vermoed dat die Michael alles had ondermijnd
en het boeltje heeft laten ontploffen om zijn sporen uit te wissen.’
Dat was wel nieuws, maar of ze er wat
meer zouden mee kunnen doen? Misschien kende Stephen een Jack en een Markus die
verwant waren aan elkaar en die voor de Veiligheidsdiensten werkten in de
Westerse Wereld. Daar zat misschien wat in.
‘Misschien kan het volgende ook van
nut zijn. De man die je zoekt is een Euraziaat, jullie moordenaar is niet van
zuivere origine. Geen Chinees, geen Japanner. Hij is van gemengd bloed.
Gevaarlijk bloed! Zoals hij tekeergaat bij zijn slachtoffers moet hij niet goed
bij zijn hoofd zijn. Een psychoot. Ik denk dat hij stemmen hoort, want mijn
mensen hebben hem bij verschillende gelegenheden tegen zichzelf horen spreken
en hij droeg geen oortje. Dat is alles wat ik weet.’ Hij knikte nog eens naar
Eagle Eye. Er lag een vriendelijke blik in zijn ogen. ‘Het was deze keer een
genoegen, Jérome Shumbwa. Hopelijk komt er geen volgende keer. Door de loop van
de jaren kan ik namelijk niet meer zo goed tegen beschaafd gezelschap. Waarschijnlijk
te lang in andere middens vertoefd. Vaarwel, het ga je goed!’
Voor Eagle Eye nog iets had kunnen
zeggen was Masowa opgeslokt door de duisternis en hoorde hij nog enkel de ‘gewone’
nachtgeluiden. Voor zover men de geluiden op een verlaten plaats, waar zoveel
slachtoffers waren gevallen, waar bloed had gevloeid gewoon kon noemen!
……..
Reacties
Een reactie posten