Requiem: Hoofdstuk 7 (2e deel)
……..
De
man trok verwoed en angstig aan zijn de kettingen waarbij hij zijn reeds zwaar
gehavende polsen nog meer verwondde. Ze waren ontveld en straaltjes bloed liepen
langs zijn gestrekte armen naar beneden. Men kon de loop van het rode
levensvocht volgen over zijn lichaam en benen naar een klein plasje dat aan
zijn voeten lag. Een deel daarvan was al geronnen. Na korte tijd staakte hij
vermoeid zijn nutteloze pogingen. De uitputting was te groot en hij liet zich
moedeloos in zijn boeien hangen. De man kon amper op zijn benen staan die ook in
kettingen waren gekluisterd.
Hij huilde
snikkend, jammerend, smekend: ‘Alstublieft, ik heb geld,…ik…ik doe alles wat je
wilt…genade…laat me vrij alstublieft…heb genade.’ De woorden kwamen er in
horten en stoten uit, stokten bijna in het gesnik in zijn keel en de klanken
van wanhoop die uit zijn mond kwamen werden luider naarmate de witte gedaante
met het zwaard hem naderde.
De man merkte niet dat de naderende beul in het
witte gewaad in de zijmuur op een knop
duwde. Stil klonken de eerste tonen van klassieke muziek op de achtergrond die
echter gauw aanzwollen en de gehele de ruimte op een angstaanjagende manier in
een griezelige sfeer dompelden.
Tuba mirum spargens sonum
Per sepulcra regionum
Coget omnes ante thronum
De
man met het zwaard wist wat de woorden betekenden. Wie hem het ooit had geleerd
was hem een raadsel maar hij begreep wat er werd gezongen.
De wonderbaarlijke bazuin
Zal allen uit het dodenrijk
Tot voor de troon oproepen
Het
slachtoffer hield even op met snikken, luisterde, de ogen in het gezicht
uitpuilend van onbegrip en angst. Niettegenstaande hij de muziek niet herkende, kwam razendsnel het
moment van besef. De vertaling die zijn beul hem bijna in het gezicht spuwde
terwijl hij voor hem heen en weer liep waren duidelijk.
Judex ergo cum sedebit
Quidquid latet apparebit
Nil inultum remanebit.
Is de Rechter dan gezeten
Zal alles, wat verborgen is,
onthuld worden.
Niets zal ongewroken blijven!
De gekwelde man vermoedde dat dit zijn eigen
doodlied was. Het laatste lied, een requiem. Een afscheidsgroet van de wereld
aan hem en hij schreeuwde met alle kracht die nog in zijn gemartelde lichaam zat:
‘Nééééééén!’
……..
Toen
Stephen de besturing van het spel ‘Deeplands’
na een korte tutorial onder de knie had gekregen, begon hij geconcentreerd de
nieuwe game te spelen. Met de gameviewer die eruitzag als een donkergetint
duikbrilletje met elektroden die hij bevestigd had op zijn slapen en via de
computerapplicatie van het spel dat draadloos met de tabletcomputer verbonden
was, bewoog hij zich virtueel in het spel.
Via een
doorzichtig scherm – een rechthoek gevuld met diverse mogelijke spelopties -
kon hij de nodige instructies aanwijzen die hem door het spel leidde. Het was
een action-adventure game die de hoofdpersoon langs moeilijke wegen naar zijn
uiteindelijke doel zou moeten brengen. Stephen March had sinds zijn jeugd al
verschillende soortgelijke spelletjes gespeeld. Niet dat hij er steengoed in
was, maar hij kon zijn mannetje staan.
Met de jaren
was zijn reactiesnelheid voor het deel actie in dit soort spelen eerder wat
roestig geworden. Stephen hield nu meer van het adventure-deel van de game. Het
zoeken naar oplossingen, de verdoken aanwijzingen vinden, dat vond hij leuker
dan het neerknallen of neersteken van de virtuele tegenstanders. De ervaring
ondergaan hoe het spel zich verder ontwikkelde door onderweg de nodige puzzels
op te lossen dat was een kick op zich. Het was ook een test van het doorzicht
en de intelligentie van de speler. Door
deze raadsels te ontsluieren en gesloten deuren te openen zouden die hem naar
een nog gevaarlijker route leidden, maar misschien ook naar een spoor van
Suzy’s moordenaar.
Hij had bij
het opstarten de hoofdpersoon in Deeplands
zijn eigen naam in het daartoe geëigende vakje ingegeven. Zodoende hoorde hij
de eventuele aanwijzingen in de game alsof de personages direct tegen hem
spraken. De graphics waren megacool. Door de grote resolutie en het 3D-effect merkte
je bijna nauwelijks het verschil met de werkelijke wereld. Dat Stephen zijn
eigen voornaam gebruikte in het spel, lag volgens hem voor de hand. Suzy
kennende, als er een aanwijzing te vinden was, moest hij het zeker en vast op die
manier spelen.
Na
het eerste level kreeg hij de beschikking over sterkere wapens. Daartegenover
stond natuurlijk dat de uitdagingen gevaarlijker werden en de monsters groter
en moeilijker waren om te verslaan. Langzamerhand kreeg hij het juiste ritme te
pakken en werd Stephen terug even de
puberende tiener die zo in een spel kon opgaan dat hij zich van de buitenwereld
afsloot. Hij hoorde noch zag wat er zich buiten het spel afspeelde. Toen na een
aantal uur, met alle frustraties en missers die erbij hoorden - momenten waarop
moest teruggegrepen worden naar vroeger gesavede games – kwam de virtuele
Stephen plots voor een deur te staan waarop in grote letters ‘Furious’ op stond
geschreven.
Geschrokken
pauzeerde hij, schudde verbaasd het hoofd om het woord dat hij las. Stephen
veronderstelde dat Suzy hem hier duidelijk iets mee wilde vertellen. Dit was
het. Suzy had hier een item laten installeren dat niet tot het originele spel
behoorde. Furious was het koosnaampje
die zij vroeger voor Stephen gebruikte omdat hij als puber nogal een opvliegend
kereltje was.
Stephen stond
voor een deur zonder sleutel. Een mechanische stem vroeg: ‘Wie ben je?’. Toen
hij zijn naam opgaf en er niets gebeurde, probeerde hij gewoon aan te kloppen. Met
evenveel succes bleef de deur voor hem gesloten. Met de naam Furious bleek hij evenmin succes te
hebben. De deur bleef gesloten. Voor alle zekerheid savede hij het spel. Een
simpele druk met zijn virtuele hand op de S van ‘Save’ rechtsonder in het doorzichtig kader die hij in zijn
gameviewer zag, zorgde ervoor dat hij later naar dit punt van het spel terug
kon gaan. Tenminste als hij te weten kwam hoe hij die deur open kon krijgen.
Reacties
Een reactie posten