Requiem: Hoofdstuk 15 (1e deel)
15
Norino Vastai stond
voor de zoveelste keer voor een raadsel. Hij was ’s morgens opgeroepen door de
centrale. Nog een slachtoffer van de Akai-moordenaar, zelfde MO of toch niet!
Dit was nu al de tweede in het rijtje die géén Akai was. De gemeenschappelijke
noemer bij alle gevallen was steeds het feit geweest dat het slachtoffer een
lid van de Akai-gemeenschap was. Het was de leidraad geweest waar ze zich bijna
met wanhoop aan vast hadden gehouden. Gewoon een vendetta van een
seriemoordenaar tegen een vredelievende groep van mensen. En nu,…hijzelf en zijn
mensen stonden met de handen in de haren. De som klopte niet meer!
Hij was zelf al van
kindsbeen Akai. Hij zou geen mensenleven nemen als het niet anders kon. Door de
jaren heen echter was hij met zoveel zinloos geweld in contact gekomen dat
beetje bij beetje zijn geloof in de leer van de Akai aan het wankelen werd gebracht.
Er was een kern van kwaad in de wereld, iets dat niet uitgeroeid kon worden met
vredelievendheid of een of ander soort rehabilitatie.
Norino had het gezien
in de ogen van moordenaars die hij ondervroeg. Hij had menige keer getwijfeld
bij de invrijheidstelling van een gerehabiliteerde misdadiger. Ze waren door
een twijfelachtige comité zogenaamd genezen verklaard. De medische verantwoordelijken
hadden hen volgespoten met voor hem onbekende genetische middelen die de
moorddrift, de aangeboren woede tegen de mensheid die in hun DNA verscholen
zat, zou moeten onderdrukken of zelfs vernietigen. Hij geloofde er niet veel
van.
Dikwijls had hij
gelijk gekregen en waren de ‘genezen verklaarde gevallen’ hervallen.
Recidivisten, daar had hij een hekel aan, maar ook evenveel aan de mensen die
deze moordenaars de vrije hand hadden gegeven. Hij had een aantal keren voor de
Hoge Raad van de Akai moeten verschijnen omdat hij een paar van deze mensen bij
de arrestatie zonder pardon had neergeknald. Het waren steeds gevallen van
zelfverdediging geweest, maar de spijt die een Akai zou moeten voelen, het
gevoel dat men een stuk leven had vernietigd, had hij niet gevoeld. Wel een
lichte voldoening dat er een psychoot minder op de wereld rondliep.
Nu ook had hij gemengde
gevoelens. Als hij ooit dit wezen, dat hij geen mens meer noemde, tegen zou
komen en als hij maar één seconde de kans kreeg, hij zou waarschijnlijk geen
genade kennen. Genade was voor mensen. Akai of niet, een beenhouwer die zonder
scrupules personen in stukjes hakten zag hij niet meer als een mens, zelf niet
als een beest. Zo’n wezens moesten met man en macht uitgeroeid worden. Voor zo
iemand was er geen plaats op de wereld.
Zijn tweede adjunct-inspecteur,
Goro Fukamizu, was op dit moment het rapport aan het uitschrijven in de
databank. Shi, zijn andere adjunct was door de directie tijdelijk op een andere
zaak was gezet. Goro was bezig met het dossier te koppelen met de gegevens van
de technische dienst en met de verslagen van de patholoog-anatoom Kim Huang.
Het was jammer, maar
de kwaliteiten van Shi waren door de directie ook opgemerkt en Norino dacht dat
er gauw een promotie voor zijn pupil in het verschiet lag, misschien wel dat
hij de jongste hoofdinspecteur van de veiligheidsdienst werd. Hij gunde het hem
van harte al had hij graag gehad dat hij de zaak van de Akai-moorden verder met
hem had kunnen opvolgen.
Goro was een even
goede adjunct, alhoewel dan misschien op een andere manier. We waren allen op
onze eigen manier uniek en waardevol, dacht Norino. Het was een van de eerste
leefregels van de Akai. Hij grijnsde terwijl hij in die context aan de
moordenaar dacht. Aan die grijns waren moorddadige gedachten aan verbonden,.
Was dit verkeerd? Hij wist het niet,
maar zo voelde hij zich nu eenmaal.
‘Wanneer je klaar
bent, Goro, zend de link door naar mijn memoblok, dat die up-to-date is en doe
ook nog eens een kruisreferentie naar niet-Akaimoorden maar voor de rest met
een gelijkaardige MO van de laatste maanden in de buurt van Tokio en Sanctuary.
Oké?’ vroeg de hoofdinspecteur.
Goro Fukamizu knikte.
Hij was een stille kracht, geen grote prater, maar iemand die veel
administratief werk in korte tijd kon verzetten. Zijn rapporten waren
analytisch van hoogstaande kwaliteit en ontdaan van alle opsmuk die tot niets
diende. Als hij dan iets te zeggen had, luisterde je best goed, want meestal
was het to the point en het was niet
de eerste keer dat hij in een zaak ‘de’ tip had gegeven waarmee ze de zaak tot
een goed einde hadden gebracht.
Norino was geschrokken
van het resultaat, toen na enige minuten Goro een sein gaf dat hij de bestanden
had bijgewerkt. Goro was heel wat verder teruggegaan dan de laatste maanden,
een prijzenswaardig initiatief gezien het resultaat. In de laatste maanden zou
hij trouwens geen enkel geval hebben gevonden. In de laatste vijf jaar waren er
nog tien andere gevallen van verhakkelde lijken die geen Akai waren, uit de
databanken opgedoken. Dat ze niet op hun vorige lijsten voorkwamen was omdat ze
buiten de perimeter Tokio/Sanctuary waren gepleegd. Dat zette de hele zaak op
zijn kop. Terug naar af! Norino Vastai zuchtte en dacht aan de enkele jaren die
hij nog verwijderd was van zijn pensioen. Dat was geen goed teken.
……..
Gelukkig had ik net op
tijd het huisvideosysteem op pauze kunnen zetten. Stephen
March zat met handen voor zijn ogen te trillen als een espenblad. Hij snakte
naar adem en zweette als een otter. Toen hij zijn handen van zijn ogen wegnam,
zag ik dat hij met wijd opengetrokken ogen angstig en bevend naar het bevroren
beeld op het scherm zat te kijken. Ik herkende een paniekaanval wanneer zich
die voordeed. Als je ooit zelf in zo’n situatie was geweest, wist je hoe laat
het was. Gelukkig had Arturo’s jongere broer de identificatie voor zijn
rekening genomen van zijn broer en zijn vrouw Sachiko Matai. Ikzelf had het niet over mijn hart kunnen krijgen.
Stephen had niet alleen deze week zijn halfzus verloren, daarbij was hij nog
geconfronteerd geweest bij de identificatie met de onvoorstelbare wreedheid van
haar doder en daarna kregen we hier van die persoon een bericht door uit het
verleden. Een gestoorde boodschap van de moordenaar van Suzy Chang en mijn
ouders.
Stephen
March was een vreemde voor mij, maar ik voelde mij een zielsgenoot omdat we
beiden slachtoffers, nabestaanden door toedoen van dat moordend beest waren.
Daarom zag ik hier geen vreemde voor mij, maar een gekwetste medemens. Mijn
Akai-roots vertelden me dat hij op dit moment nood had aan een vriend of
vriendin. Iemand waarop hij kon steunen. Gezien ik niet wist wie zijn vrienden
waren en ik de enige aanwezige was, nam ik die grote blok schokkend verdriet in
mijn armen en begon hem te wiegen en sussende woorden toe te fluisteren. Ik
voelde hem trillen als een riet en plots schokte hij een paar keer geluidloos
in mijn armen. Ik voelde mijn mouw nat worden van de tranen die hij
waarschijnlijk zo lang had ingehouden. Die misplaatste trots van die mannen
toch! Het duurde zeker een twintigtal minuten vooraleer hij iets rustiger werd.
Kort
na de moord op mijn ouders had ik een tijd tranquillizers moeten nemen. Ik wist
door wat een hel hij ging. Gelukkig had ik deze pilletjes, niettegenstaande ik
ze niet meer gebruikte toch nog bij mij, enkel voor noodgevallen. Als dit geen
noodgeval was, dan wist ik het ook niet meer? Ik fluisterde hem verder
troostende woorden toe, waarschijnlijk af en toe gemengd met woorden in mijn
eigen moedertaal, maar het was de klank die ertoe deed. Ik duwde hem het kleine
pilletje in de palm en hij slikte het gelukkig gehoorzaam en zonder tegenspraak
in. Na een kwartiertje voelde ik reeds verandering.
De
divan was de perfecte plaats waar hij wat tot zijn positieven kon komen. Hij
sliep zelf even in. Ondertussen belde ik Ji Lang en Eagle Eye op en vroeg hen
om hulp. Eagle Eye zei dat hij misschien wel een oplossing voor mijn probleem
had. Enkel en alleen als Stephen mee wou werken en dat was in zijn toestand
niet zeker.
Het
scherm van het huisvideosysteem toonde een persoon die een wijd gewaad over
zich had. Twee gaten in het witte doek toonden koelbloedige
ogen. Misschien was het inbeelding maar het leek of die ogen wreedaardig tegen
de camera lachten. Zijn witte kleed was hier en daar rood gekleurd. Rechts
achter de man op de achtergrond zag men een stoel staan waarop een vrouw was
vastgebonden. Een Japanse vrouw met zwart lang haar en een massa bloederige
snijwonden. Een vrouw die gekneveld in paniek met uitpuilende ogen de waarheid
wist. Zij zou niet lang meer leven. De vrouw, Suzy Chang, Stephens halfzus was
naakt en het bloed vloeide uit tientallen wonden in stroompjes over haar
lichaam. Ze was ten dode opgeschreven en Stephen had dit nooit mogen zien!
Arme drommel, dacht
ik, terwijl mijn woede en haat ten opzichte van de moordenaar exponentieel groeide.
Bij alle Goden, als jullie bestaan, laat mij deze persoon zo vlug mogelijk naar
de hel zenden…als die bestaat. Eigenlijk is de hel nog te goed voor hem! Hoe
kon een mens een medemens zo’n wreedheden aandoen? Het was niet te begrijpen.
Toch hoopte ik dat dit filmpje ons dichter bij dat beest zou brengen, hoe hard
en hoe moeilijk het ook zou zijn om deze beelden te bekijken. Ik hoopte dat
Eagle Eye Stephen zo zou kunnen helpen en dat hij met ons zou kunnen meewerken.
We zouden zeker zijn diplomatieke connecties nodig hebben om meer te weten te
komen.
Ik had het
videosysteem uitgezet en de videostick op het tafeltje gelegd dat voor de divan
stond waar Stephen op lag. Hij was terug wakker en wat verward. Met momenten
keek hij naar het zwarte scherm en naar de videostick op het tafeltje, maar hij
was gelukkig heel wat kalmer.
Reacties
Een reactie posten