Steen: Hoofdstuk 7
7
Karel Steen had niet alleen veel macht en invloed in
Carpagio maar ook buiten de grenzen van de stad. Zijn naam was gekend in gans
Boven- en Benedenland en werd soms met
ontzag maar meestal met vrees uitgesproken. Zijn wreedheid en onberekenbaarheid
was hem vooruitgesneld en niemand wou de aandacht van de troonpretendent op
zich vestigen. Het risico om hem te vijand te maken was te groot.
Het was daarom ook niet te verwonderen zijn dringend
verzoek om de beste aardrijkskundigen uit de streek bij hem te brengen, direct
beantwoord werd uit angst voor represailles bij een weigering. De
wetenschappers werden in groep voor Karel Steen gebracht.
Onderling
hadden deze wijze heren besloten om Meester Filiander Mercandor aan te stellen
als hun woordvoerder. Hij was niet alleen de oudste, maar ook de meest ervaren
en bereisde man onder hen. Dat hij tevens van adel was had ook wel enigszins
meegeteld in hun beslissing. Meester Mercandor was al heel oud en moest zich
bedienen van een wandelstok om zijn reumatisch lichaam te ondersteunen als hij
liep. Zijn lange witgrijze haar viel in golven lang zijn mager langwerpig
gezicht. Hij was gekleed in de zware fluwelen rode mantel van een Meester en op
zijn hoofd stond de platte professorsbonnet met een kleurige pauwenpluim. Een
teken van zijn kunde en meesterschap. Hij droeg ook het zegel van de stad
Carpagio rond zijn nek, een geschenk van de stadsraad voor jarenlange diensten.
De
eerbiedwaardige geleerde schreed langzaam vooruit uit de groep tot hij voor de
zetel stond waar Karel Steen op gezeten was. Niettegenstaande hij niet goed te
been was, probeerde Filiander Mercandor zijn Heer met een nederige buiging te
groeten. ‘Monseigneur, mag ik u in naam van onze groep onze hoogachting en onze
diensten aanbieden. Waarmee hadden wij Monseigneur vandaag plezier kunnen
doen?’
Karel Steen
was niet onder de indruk van de intocht van de geleerden. Wat half doorgezakt
in zijn zetel, was hij met een jachtmes zijn vingernagels aan het reinigen. Hij
bood de oude man geen stoel aan, wat onder de regering van Koning Konrad wel zo
zou zijn geweest. Zijn ongeduld en minachting was op zijn gezicht te lezen,
toen hij met een plotselinge beweging het jachtmes in de leuning van zijn zetel
met een harde slag vastpinde.
Alle
aardrijkskundigen sloegen hun ogen neer, bang voor zijn eventuele woede.
Meester Mercandor verroerde geen vin, maar sloeg ook zijn ogen niet neer.
Integendeel, de nieuwsgierige blik op zijn gezicht had plaatsgemaakt voor een
gevaarlijke flikkering en zijn lippen werden een fijne streep terwijl hij
uitdagend zijn kin vooruit stak.
‘U moet me
vergeven, Monseigneur,’sprak hij onuitgenodigd, ‘maar met de jaren hoor ik niet
meer zo goed. U wou onze deskundige hulp vragen over iets? Wij zullen…zoals wij
vroeger ook voor uw oom hebben gedaan…u zo goed mogelijk van raad dienen. Had u
de vraag al gesteld of heb ik het met mijn oude oren weer niet gehoord?’ De
Meester hield nu zijn vrije hand naast zijn oor terwijl hij recht en onbevreesd
in de ogen van Karel Steen keek.
De jonge
prins neep zijn ogen en fronste even verbaasd zijn wenkbrauwen om deze vraag.
Was deze ouderling met hem aan het lachen of was hij werkelijk potdoof? Hij
schudde de vragen uit zijn hoofd weg met een korte beweging. ‘Ik heb jullie
hier ontboden om jullie kennis van de geografie van onze streken van Boven- en
Benedenland. Voor het heil van ons Koninkrijk en het voortbestaan van het
Geslacht Steen zou ik moeten weten waar een bepaalde streek zich bevindt,
Meester Filiander.’
De Meester
was nog niet klaar met zijn vertoning. ‘Ik begrijp u niet goed, Monseigneur,
vergeef me. Een streek bevindt zich altijd ter plaatse waar het zich anders
altijd situeert. Ik heb nog nooit gehoord van een reizende streek.’ De oude
geleerde keek wat verbaasd naar Karel Steen en hoorde op de achtergrond zijn
collega’s naar adem snakken. De flikkering in zijn ogen had plaatsgemaakt voor
kleine lachlichtjes.
Karel Steen
sprong recht uit zijn zetel en schopte een van de kussens die in zijn nabijheid
lag een aantal meter de kamer in. ‘Weet je plaats, Meester! Ik duld geen spot,
zelfs niet van een oude eerbiedwaardige grijsaard.’
Meester
Mercandor wist dat hij ver genoeg was geweest, dat hij nu moest inbinden.
Misschien dat zijn naam en faam wel zou vermijden dat hij een van de
mysterieuze vermiste personen werd die met Karel Steen in contact kwam, maar
hij wou toch nog wat van zijn laatste jaren van zijn leven genieten. Als die
jongeling met de juiste mensen sprak, konden ze hem royeren uit de Gilde.
Niettegenstaande hij zich niet wou laten imponeren door Karel Steen, wist hij
uit ervaring hoe ver hij mocht gaan. ‘Wij luisteren naar uw verdere uitleg,
Monseigneur en hopen u te kunnen helpen.’
‘Hebben
jullie, op jullie reizen, al eens gehoord van een rots in het water van de
Grote Oceaan die op een zeehond gelijkt?’ Hij haalde een papier uit zijn
wambuis waarop een tekening stond die Joeri Marten, de tovenaarsleerling hem
had gegeven. ‘De rots zou er ongeveer moeten uit zien als op deze schets.’ Hij
gaf het papier door aan de Meester die op zijn beurt de tekening samen met zijn
confraters bekeek.
Een
geroezemoes van kibbelende stemmen vulde de kamer. De een vond dat de rots meer
weg had van een kind die aan het spelen was, de andere vond dat ze meer de vorm
had van een vrouw. Blijkbaar kwam men niet tot een vergelijk, waarop Meester
Filiander zich terug tot Karel Steen wendde. ‘Monseigneur, wij kunnen dit op
het eerste zicht niet thuiswijzen. Ik stel voor dat we onze kaarten en
verzameling schetsen van de landschappen bekijken en onderzoeken. Mag ik vragen
in welke context dat u deze rots zoekt?’
De prins was
ondertussen weer op zijn zetel gaan zitten. ‘Neen, dat mag u niet,’ was zijn
korte en bitsige antwoord. ‘Het enige dat ik moet weten is waar ik die rots kan
vinden. Hoelang hebt u nodig om mij een antwoord op deze vraag te bezorgen? Het
is uiterst dringend. Goede informatie zal beloond worden, dat spreekt vanzelf.
In het tegenovergestelde geval…’ Hij maakte zijn zin niet af, maar trok het
jachtmes terug uit de leuning. Meer uitleg hadden de geleerden niet nodig. Na
de belofte om ’s anderendaags de prins van antwoord te dienen, trok de
delegatie aardrijkskundigen zich terug om dringend werk te maken van het prinselijk
verzoek.
……….
Tom Varsen was blij dat hij gezelschap had. Jul Branden
was natuurlijk heel wat ouder dan hijzelf, maar de man kon met zo’n jeugdig
enthousiasme vertellen over zijn reizen, dat Tom vergat dat Jul zijn vader kon
zijn qua ouderdom. Meestal hield Tom zich op de vlakte als een volwassene in
zijn gezelschap was. Zijn nieuwe reisgezel was echter zo speciaal dat hij deze
keer honderduit over zijn vader Imor en zijn overleden moeder Elisa vertelde,
alsof Jul een ver familielid was die hij al jaren niet meer had gezien.
‘Het is goed voor een jonge kerel dat hij zijn ouders
eert,’ antwoordde Jul. ‘Liefst nog voor ze er niet meer zijn,’ voegde hij er
wijs aan toe. ‘Familie is belangrijk, het zijn onze wortels die ons aan onze
grond verbinden. We weten door hen, waar we bij horen en het is door de
wederzijdse liefde dat we onszelf kunnen ontplooien.’ Jul staarde na deze
woorden wat voor zich uit. Klaarblijkelijk was hij plots met zijn gedachten op
een geheel andere plaats.
‘Ben je in alle provincies geweest, Jul?’ De zoveelste
vraag die Tom op Jul Branden afvuurde. De jongeman was nieuwsgierig naar de
reiservaringen van zijn oudere metgezel. Voor hem was deze reis iets heel
speciaals, voor de eerste keer zo ver reizen, zonder dat zijn vader hem
vergezelde.
‘Ik vertel je later op onze reis, misschien deze avond
zelfs al, wat je allemaal kan verwachten op onze tocht. Maar eerst moeten we
hier afstappen en onze paarden door deze rotsmassa begeleiden. Ik weet een pad,
maar we moeten voorzichtig zijn, dat onze paarden zich niet verwonden.’
Tom sprong van Branco, zijn paard en volgde Jul op de
voet die zijn merrie June voorzichtig aan de hand verder leidde. Het pad ging
eerst iets omhoog, maar zou verder weer dalen en dat was het moeilijkste stuk voor
de dieren. Het was heel gauw gebeurd dat zij een misstap maakten en een van hun
poten bezeerden. Zonder rijdier zou de reis heel wat hachelijker en vooral
langer worden . Het was moeilijk voor Tom om zijn vurige hengst Branco in
bedwang te houden, maar hij fluisterde hem regelmatig zachte woorden toe om hem
gerust te stellen.
Jul knikte waarderend toen hij Tom bezig zag met Branco.
Een man die goed voor zijn rijdier zorgt kan nooit volledig slecht zijn, dacht
hij terwijl hij uitkeek voor verraderlijke spleten in het rotsdek. ‘Nu wat
trager, Tom,’ waarschuwde hij de jongen, ‘als we hier heelhuids door geraken is
het ergste van dit pad voorbij. Zowel Branco als June gedroegen zich
voorbeeldig en in geen tijd waren ze beneden de kleine helling.
Nog voor Jul of Tom haar had gezien, was de onrust bij de
paarden een teken dat er iets op hun weg wachtte. Het was enkel maar een oud
vrouwtje die langs de kant van de weg wat zat te rusten. Naast haar stond een
zak met kreupelhout. Blijkbaar had zij juist wat hout gesprokkeld om ’s avonds
wat vuur te stoken. Ze droeg een versleten grijs kleed en dat was eigenaardig
te noemen. Wie kleedde zich nu in deze doffe saaie kleur? Je kon niet eens zien
aan haar klederdracht waar ze vandaan kwam. Ze waren nu al een tijdje over de
grens van Westoord met Kondor, dus hadden ze kans blauw of rood te zien of een
van de variaties hierop, maar deze vrouw konden ze niet thuiswijzen.
‘Dag moedertje,’ groette Jul haar, even met zijn hand
tegen zijn hoofd tikkend. ‘Ben je niet bang van de Buldra, zo alleen op stap
zonder iemand om je te beschermen?’
De vrouw
stond moeizaam op. Haar gezicht was doorsneden met rimpels, maar haar ogen
stonden nog heel levendig. Ze waren even grijs als haar klederdracht. Met haar
handen die krom stonden van de ouderdom, wreef ze even over haar rokken om wat
gras die was blijven hangen af te vegen. Niettegenstaande ze tegen de zon in
keek, beschermde ze haar ogen niet. Haar zicht was waarschijnlijk niet meer zo
goed en staar was een veel voorkomende ziekte bij oudere mensen.
‘Mijn naam is
Jul Branden, moedertje, en dit is Tom Varsen. Wij zijn op weg naar Mandregon.
Met wie hebben wij de eer.’ Het klonk heel voornaam.
‘Jul Branden
en Tom Varsen hé. Wel jullie komen als geroepen. Ik heb juist een klusje voor
jullie die ik zelf met mijn oude knoken niet meer kan doen. Als je me helpt heb
je vanavond een dak boven je hoofd. Ik ben Moira Goudvoet, wat zeg je op mijn
voorstel?’
Ze keken
beide even naar elkaar. Jul was gewoon om buiten te slapen, maar binnen slapen
was toch nog altijd comfortabeler dan onder de blote hemel. ‘Goed, Moira, je
hebt juist twee helpers gekregen. Wat kunnen we voor je doen?’
Het oude
vrouwtje was blijkbaar tevreden met hun besluit. ‘Prachtig, dat is heel
vriendelijk van jullie. Mijn dak moet wat hersteld worden, als het straks
regent heb ik niet genoeg potten en pannen meer om onder de gaten te zetten.
Ikzelf kan niet meer het dak op, veel te gevaarlijk om iets te breken.’
‘Oké, daar
gaan we iets aan doen, moedertje. Ik wist niet dat er hier een huisje stond.
Het is al wel een tijdje geleden dat ik hier gepasseerd ben, en ik reis ook
niet altijd langs dezelfde weg, zou te saai worden.’
Moira keek
hem even aan. ‘Ik woon hier al mijn hele leven, dus je zal per toeval nooit
langs mijn huisje zijn gereden. Ik zou me je wel herinneren, Jul Branden van
Kondor. Ja, dat zie ik nog wel met mijn oude ogen, jij draagt de kleuren van
onze provincie. Ikzelf loop niet zo op met me in kleuren te hullen, veel te
opvallend. Ben al een oude vrouw en ik heb alle kleuren hier rond mij in Moeder
Natuur. Dat is voor mij voldoende.’
Jul en Tom
volgden het oude vrouwtje die voor haar ouderdom nog redelijk fit was. Na een
klein half uurtje langs kleine paadjes, door struikgewas en door een klein
bosje te zijn gelopen, kwamen ze aan een klein hutje met een strooien dak. Jul,
die oog had voor zo’n dingen, zag dat het dak inderdaad een opknapbeurt kon
gebruiken.
‘We zullen
dat varkentje een wassen, Moira Goudvoet. Zeg ons waar we de werktuigen kunnen
vinden en het stro. Tom en ik zorgen dat je bij de volgende regen droog
blijft.’
© Rudi J.P. Lejaeghere
07/02/2015
Reacties
Een reactie posten