Bloeddorst: Hoofdstuk 12
12
Mercedes
kon moeilijk de slaap vinden. De vreemde alliantie die ze had moeten sluiten
was tegen haar innerlijke natuur. Julius was nog te pruimen, maar Diana was een
ander paar mouwen. Ze voelde de seksuele spanning die tussen de beide vampiers
hing. Ze hadden een relatie, dat was zeker. Zelf al zou ze geen heks zijn, ze
zou deze tekens ook opgevangen hebben. Diana voelde zich bedreigd op haar eigen
territorium. Mercedes wist dat ze op haar woorden zou moeten passen om hun
samenwerking niet in aan een test te laten onderstaan.
Uiteindelijk
na tientallen keer de gesprekken terug door haar hoofd te laten lopen, was ze
in een woelige droomslaap gevallen. Toen ze na een paar uur wakker schrok en haar
droom herinnerde, besefte ze dat de vijand weer had toegeslagen. Ze sprong uit
haar bed, trok haar kleren aan en ging zich naar de kamer waar Diana en Julius
verbleven.
Toen
de deur openging, waar ze ongeduldig op staan bonzen had, zag ze het vertrokken
gezicht van Julius die haar verbaas aankeek. ‘Wat is er, Mercedes, iets niet in
orde? Ik kan me niet voorstellen in een bed te slapen, maar ik dacht dat de
matras van hoogstaande kwaliteit was.’ De sarcastische toon was een bewijs van
zijn opgekropte onmacht tegen de situatie. Mercedes wist dat de oplossing die
ze voorgeschoteld had om naar het Water van de Verloren Zuchten te reizen niet
echt in goede aarde was gevallen.
‘Ik
moet dringend weg. De vijand heeft een nieuwe aanval gedaan. Ik heb ervan
gedroomd!’
Diana
kwam achter Julius staan en trok haar wenkbrauwen op. ‘Die dromen van jou,
Mercedes, zijn niet echt leuk te noemen. Je moet misschien eens een
slaappilletje proberen.’
Zonder
veel acht te slaan op de katachtige reactie van haar vrouwelijke opponent
vertelde Mercedes verder. ‘Ik probeer tegen het morgenlicht terug te zijn. Ik
bekijk dan hoe we naar de Onderwereld kunnen.’
‘Wie
heeft hij nu afgeslacht? Iemand van je heksenfamilie of heeft hij het weer
voorzien op ons volk? Julius keek haar met priemende ogen aan. Hij twijfelde
geen seconde aan haar woorden. Mercedes was een heks en zag dingen, het was
haar kracht die werkte net als de inherente krachten van een nachtwandelaar.
‘Neen,
geen heksen of nachtwandelaars,’ deze keer had ze op tijd de juiste term
gebruikt, ‘mijn broeders en zusters van de weerwolfgemeenschap zijn
aangevallen. Een oude vriend, Marcel Thibodaux, die nog met zijn roedel een
paar diensten heeft verleend is, heeft sterke signalen uitgezonden. Een
slachtpartij onder de zijnen op een plaats die men Dodemansheuvel noemt. Hij is
de enige overlevende. Rode Tand, dat is zijn wolvennaam, is bang, dat voelde ik
duidelijk. Ik heb nog nooit meegemaakt dat mijn wolvenbroeder een stap
achteruitzet bij een gevaar. Ik moet naar hem toe. Hij is een krachtige
bondgenoot en als ik hem kan overtuigen dan moet hij met ons mee.’
‘Voor
mij geen probleem, we moeten de handen in elkaar slaan om dat monster te doden.
Hoe talrijker we zijn, hoe sterker we staan.’ Julius gaf zijn zegen met deze
woorden. Ondanks het feit dat hij nog niet wist hoe Mercedes erin zou slagen om
hen over de dood heen, door de Onderwereld te laten reizen, wist hij dat om te zegevieren
ze buitengewone wegen zouden moeten betreden.
Diana’s
antwoord was korter van stof. ‘Ga!’
Mercedes
haastte zich naar de lift die haar naar de bovengrond zou brengen. Het was nog
vroeg in de nacht. Ze zou het best kunnen reizen in haar wolvenvorm. Haar transformatie
was niet pijnlijk als bij de weerwolven. De lucht rimpelde rond haar lichaam en
terwijl ze als Mercedes een sprintje zette, veranderde ze in een paar tellen in
een kastanjebruine wolf met hier en daar wat rode tinten. Niemand was getuige
van haar verandering. De nacht was jong en de eenling die haar door de straten
van Roskam zag rennen, dacht dat er een grote hond op pad was. Nu was ze Vlam.
De naam waaronder ze gekend was bij haar dierlijke en half-menselijke
soortgenoten.
Vlam
had een ongelofelijk uithoudingsvermogen. Ze rende door straten en stegen en
sprong over de onmogelijkste hindernissen. Deze nacht zou niemand haar
tegenhouden of het bekopen met hun leven bij een of andere poging. Ze voelde
haar lichaam tot in de kleinste cel van haar spieren. Vlam zond haar gedachten
naar Rode Tand, die in het gewone leven Marcel Thibodaux was.
Ik kom, mijn vriend. Ik weet van je verlies
en je verdriet. Wacht op mij. We zullen samen strijden en je vrienden wreken.
We zullen al onze vooroordelen aan de kant moeten zetten om dit gevecht te
winnen. Ik heb reeds een verbond gesloten met de Nachtwandelaars. Wacht op mij.
Ik heb je veel te vertellen over onze vijand. Misschien hebben we een kans
tegen hem.
Ze
hoorde geen antwoord maar ze voelde wel zijn verdriet. Een stuk van hem was
gestorven samen met zijn vermoorde vrienden. Zijn naaste familie was zo goed
als uitgeroeid, maar zijn ras was ook in gevaar. Vlam zou in de persoon van
Mercedes hem alles vertellen, sommige dingen kon een wolf nu eenmaal moeilijker
verwoorden. Ze zou vertellen over haar moeder Pandora en over de kwalen die ze
losgelaten had op de wereld. Ook over de tweede doos en over het Water van de
Verloren Zuchten. Uiteindelijk zou ze ook aan hem de vraag moeten stellen. Wil
je eerst sterven om als echte dode informatie te krijgen over de vindplaats van
hun reddingsmiddel? Voor haar was er nog een andere moeilijke vraag. Zou ze in
staat zijn om hen terug te krijgen van de Onderwereld naar de wereld van de
levenden?
……….
Vladimir
Sango had onder de naam van Daniel Ainsworth een reis naar Lourdes geboekt. Van
daar zou het een korte tocht worden naar de grotten van Bétharram in de
Pyreneeën. Daar zou hij de man vinden die hij nodig had. Eligo was de naam van
de kluizenaar. Vladimir had een aantal telefoontjes gedaan naar de toeristische
dienst in Lourdes. Eerst wilden ze hem geen informatie over deze heremiet
verschaffen. Eligo was een vlek op hun blazoen dat ze liever kwijt wilden dan
rijk waren.
De man was
agressief wanneer toeristen hem probeerden te benaderen en schuwde elke
media-aandacht. Hij was het laatst gezien in de omgeving van de grotten van
Bétharram door een Zweeds archeologenkoppel die voor een universiteit
onderzoekingen deed. Ze hadden hem in de gespot in de laagste etage van de
grotten, waar je kan door kon varen met een bootje. De openbare diensten wouden
dit niet bevestigen, maar Vladimir wist van het koppel dat de politie pogingen
hadden ondernomen om de man uit de grotten te ontzetten. Het had hen niet
gelukt. Eligo bleek goed zijn weg te kennen in de grotten en ze waren heel vlug
zijn spoor bijster geraakt.
Vladimir had tegen
de betaling van wat sponsoring aan de Zweedse archeologische dienst van de
Uppsala Universiteit in Zweden plannen verkregen van alle vijf de etages van de
grotten. Met de uitleg die hij van het echtpaar had gekregen had hij op
voorhand de plannen goed bestudeerd. Er moest iets zijn dat de politie over het
hoofd had gezien. Er moest een geheime weg zijn naar de grot van de kluizenaar.
De man die zijn ziel aan de duivel had verkocht. Zijn herinneringen spraken van
Abigor, de demon die Eligo had aangeroepen toen hij in doodsnood was. Eligo had
het eeuwige leven gevraagd aan de demon Abigor die de Groothertog van de Hel
was. In ruil had hij zijn ziel gegeven en werd hij de gevraagde gunst verleend.
Zoals ieder contract met de trawanten van de duivel zat er een verraderlijk
staartje in de afdronk van het verbond.
Eligo
was een wezen van de Duisternis geworden en zijn ogen waren navenant veranderd.
Zijn ontmoetingsplaats met Abigor, de grotten van Bétharram werden zijn
definitieve woonplaats. Hij leefde verder, voor eeuwig zoals hij gevraagd had,
in de donkere grotten van Bétharram. Sommigen beweerden dat de geest van
Bernadette Soubirous, dienares van de Heilige Maagd Maria hem de uitgang naar
de bewoonde wereld ontzegt. Abigor’s kracht was het vinden van het verborgene
en het voorspellen en inzicht in de toekomst. Hij had een deel van zijn kracht
aan zijn discipel geschonken. Deze kracht zou Vladimir moeten helpen op zijn
zoektocht naar de tweede doos van Pandora.
Hij
zou de toch naar Bétharram te voet doen, tijdens de nacht. Hij had ook het
nachtzicht, het duister hield hem niet tegen al was hij even graag in het
licht. Voor hem maakte het geen verschil. Hij zou de waarheid uit die ouderling
wringen als het nodig was.
De
tocht was lastiger dan hij gedacht had omdat hij zoveel mogelijk de open wegen
vermeed. Dat maakte dat hij moest klimmen over steile hellingen en afdalen in
gevaarlijke ravijnen. Zijn bovenmenselijke kracht en veerkracht maakte de
tekortkomingen aan de menselijke grenzen aan het menselijke lichaam ruim goed.
Hij kon de pijn uitschakelen wanneer hij een onfortuinlijke val maakte of zijn
arm of been openreet aan scherpe rotsen. Zijn krachten zorgde er echter voor
dat hij heel wat vlugger genas dan een gewone mens. Dat had hij wel gemeen met
het vampiervolk dat hij zo haatte. Hij wist echter dat het ooit anders was
geweest, maar deze gedachte verdrong hij van het moment dat ze in zijn hoofd
opkwam.
Hij
had de plannen gememoriseerd en bij zijn aankomst aan de grotten van Bétharram
haastte hij zich verder naar beneden volgens het schema dat in zijn geheugen
was gegrift. Metalen hekkens en poorten hielden hem niet tegen. Deze waren niet
tegen zijn kracht opgewassen.
Toen
hij op de laagste etage was, bleef hij even staan. Hij hief zijn hoofd iets op
en liet zijn reukorgaan de rest doen. In de koude lucht bespeurde hij iets
bitters en oud. Ongewassen stonk het bijna voor hem. Een gewoon mens zou het
nooit opgevangen hebben. Zijn neus volgde het spoor dat dood liep bij een gang
die afgezet was voor het publiek. Er hing een bordje voor in het Frans:
‘Attention. Danger. Effondrements.’ Opletten voor het gevaar van instortingen.
Hij zag in het duister als bij klaarlichte dag. Verderop in de gang zag hij
grote blokken steen liggen. De weg was versperd. Toch kwam de geur uit deze
richting. Hij rukte het hekken open dat leidde naar de instorting en ging de
gang binnen.
© Rudi J.P. Lejaeghere
19/04/2015
Reacties
Een reactie posten