Requiem: Hoofdstuk 18 (2e deel)
……..
Hij was uit zijn
eerste slaap gewekt. Als wetenschapper was hij beslist een overtuigde gelovige van
vooruitgang op gebied van de wetenschap en hij promootte als eerste iedere
bruikbare nieuwe technologie. Maar sommige speeltjes vond hij, waren toch
uitgevonden om het slechtste uit de mens te halen. Vooral midden in de nacht.
Met een zucht haalde hij het minuscule toestelletje uit zijn rechteroor en
kroop uit zijn warme bed. Het gadget was verbonden met zijn mailbox en had hem
zojuist een breinpuls gegeven waardoor hij verward wakker werd.
Philip Collins, een
logge vijftiger in een streepjespyjama liep wankelend naar zijn bureau waar
zijn touchpad de mail projecteerde van de senator die zojuist was toegekomen.
Dat werd helaas weer nachtwerk vermoedde hij, maar toen hij de tekst las
fronste hij toch bezorgd de wenkbrauwen.
Gelukkig, dacht hij
bij zichzelf, had hij de goede eigenschap of was het een slechte – hij wist het
ook niet – om na een hazenslaapje direct te kunnen functioneren. Hij sprong zo
vlug als zijn half slaperige toestand het hem toestond uit zijn pyjama, trok
zijn hemd over zijn hoofd en sprong half struikelend in zijn broek. Sokken en
schoenen en nog even een kam door zijn dunnende grijze haar trekken en zijn witte
jas vanuit de ingebouwde vestibule
aantrekken en hij spoedde zich, nu klaar wakker naar het laboratorium in de
Kelder. Hij keek op zijn uurwerk. Hij had het in minder dan tien minuten
geklaard.
‘Hoi,’ groette hij kort
zijn collega Jim die verbaasd van zijn scherm opkeek toen Collins het lab
binnenstormde met een half open laboratoriumjas en zijn hemd nog met een tip
uit zijn broek hangend en zijn gulp open. Philip kwam direct tot de kwestie.
‘Problemen met Michael. We zijn de controle over hem aan het verliezen, beweert
de senator. Kan je mij een gedetailleerde database maken van hersenscans, EEG’s
en evolutiediagrammen van de groei van de neurieten en de werking van de
neurotransmitters in de synaps van ons wonderkind. ASAP als het even kan!’
‘Ja, ook een
goedenavond, Phil.’ De roodharige Jim McFinster was niet verwonderd dat hij nog
op zo’n middernachtelijk uur bezoek kreeg van Collins. Het was niet de eerste
keer en het zou waarschijnlijk ook niet de laatste keer zijn. Maar de
paniekerige toestand waarin hij verkeerde, betekende niet veel goeds. Hij wees
even op de spiegelvenster in de ruimte, waarin Phil zichzelf zag weerspiegeld. Collins
werd even zo rood als het haar van zijn collega en trok gelukkig zonder
gevolgen met masochistische neigingen zijn ritssluiting toe,.
Jim McFinster was in
tweede fase, na de relocatie van Michael, bij het project gekomen. Hij was net
als Philip gedoctoreerd in de biogenetica. Hun specialiteiten situeerden zich
op diverse niveaus. Het werkgebied van Jim McFinster speelde zich af op het cel
- en gen niveau en dit vooral toegepast op
het brein van de mens. Philip Collins, had naast zijn doctoraat in de biogenetica
ook nog enkele hoogstaande bijscholingen gekregen op het gebied van de
neurologie. Daarom was hij een van de eerste gerekruteerd en had de operaties ‘allemaal’
meegemaakt. Zowel de geheel mislukte als de minder gelukte. Qua ervaring in het
project Michael had Philip Collins dus heel wat voor. Daarentegen was Jim een
roodharige keikop, die eens hij dacht gelijk te hebben, niet afgaf tot hij zijn
gelijk met handen en voeten en met onomstotelijke bewijzen tot in de puntjes
kon aantonen. Hij kon zich zo diep in een opdracht wroeten, dat een mol er nog
wat zou van kunnen leren.
‘Wat is er gebeurd?
Krijgt de senator het op haar heupen?’ Jim McFinster was niet de man om een
blad voor de mond te nemen. ‘Een uurtje met mij in een Ierse pub en daarna nog het
een en ander als toemaatje en ze eet uit mijn hand als een tam konijntje. Je
mag je zo niet laten opjutten Phil. Dat is slecht voor het hart. Jij als
wetenschapper zou dat toch moeten weten. Kom, lucht maar even je hart. Diep in
en uit ademhalen en het is zo weer over,’ grapte hij.
Philip vertelde
nogmaals dat de senator dacht of vermoedde dat ze de controle over Michael aan
het verliezen waren. Ze vroeg of dat er indicaties voor waren dat die controle
op zijn minst niet meer honderd procent effectief was. ‘Daarom had ik graag de
gevraagde gegevens zo vlug mogelijk te samen met jou bekeken en kunnen we voor
morgenvroeg ten laatste een analyse voor onze bazin klaar hebben. Je kent haar
Jim, morgen om zeven uur hangt ze terug aan de lijn en zal ze onze “deskundige”
mening willen weten. Ik wil voor een pint wedden dat ze het wellicht zo zal
formuleren.’
‘Oké, chef,’ zei Jim
meesmuilend. ‘We doen zo als altijd ons best en God doet de rest.’ Hij startte
een aantal query’s en begon zijn archief na te pluizen naar oudere gegevens. De
systemen waren gestart, de computers en de databases zouden hun resultaten
binnen de kortste tijd op hun scherm tevoorschijn toveren en dan zouden ze met
hun twee koppen en met al hun gezamenlijke kennis eens kijken of de senator gelijk
had. Misschien was ze overwerkt en waren het enkel maar hersenschimmen.
Hersenschimmen, heel toepasselijk in dit geval vond Jim en met een blik als van
een pitbull gaf hij nog enkele extra opdrachten door aan de supercomputer.
Beter teveel info dan te weinig.
……..
Toen haar chauffeur
haar voor de voordeur van haar Victoriaans huis had afgezet en zij hem had
gevraagd om tegen acht uur weer present te zijn voelde ze weer de gevolgen van
de stress van de laatste maanden. Het project had zijn tol geëist. De
geheimhouding en de periode van vallen en opstaan die voorafging aan het
uiteindelijke slagen in hun opzet had haar een paar jaar van haar leven gekost
en waarschijnlijk ook een groot aantal grijze haren. Niet dat het haar
misstond. Er was een tijd dat men ieder grijs haar telde en uittrok en er was
een tijd dat men ze beschouwde als een teken van wijsheid en ervaring. Haren
uittrekken beschouwde de senator als misplaatste ijdelheid.
Een tweetal personen
stonden in de schaduw van de bomen die haar huis omringden. Zij was
gerustgesteld. Hadden ze er niet gestaan zou er duidelijk iets verkeerds zijn.
Haar lijfwacht was haar vooruitgereden en de omgeving veilig verklaard. De
andere twee waren bij het hek van haar domein achtergebleven. Daar stond een
kleine conciërgewoning waar zij beiden om beurten de schermen zouden bekijken
die de verscholen camera’s in de
omheining doorgaven. Zij was een senator van de harde lijn en aldus een doelwit
voor allerlei groeperingen die het met haar hardere standpunten niet eens
waren. Een van de lijfwachten gaf haar een teken en kwam nader. Hij fluisterde haar
iets vertrouwelijks in haar oor. Ze onderdrukte met moeite een glimlach en
knikte hem toe.
Toen ze de binnenkwam
en het licht automatisch aansprong zag ze een spoor van witte rozenblaadjes die
de trap opleidde. Hmm, ze was niet ongevoelig voor wat romantiek…buiten de
werkuren. Ze hing haar mantel over de witte leuning van de lange draaitrap in
Irokohout. Na al die jaren was de kleur van de treden van goudgeel naar een
soort chocoladebruine kleur geëvolueerd. Daarom contrasteerden de witte
blaadjes zo goed met het bruin van de trap.
Ze volgde met haar
ogen het spoor naar omhoog. Het zicht alleen deed haar ontspannen, ze wist wie
er boven wachtte. Hij kon haar toch nog altijd verrassen. Langzaam – hij had
haar waarschijnlijk al lang gehoord – om hem ook wat te plagen, stapte ze trede
na trede de trap op terwijl ze de ritssluiting van haar kleed opentrok en het kledingstuk
over haar hoofd uittrok. Haar schoenen met lange naaldhakken had ze voordien
beneden al uitgeschopt. Iroko was een zachte houtsoort en hield niet van schoenen
met stilettohakken. Op haar blote voeten ging ze de trap op en legde haar kleed
over de leuning. Met een sensuele lach die van diep uit haar keel kwam, begon
ze zich op dezelfde manier ook van haar ondergoed te ontdoen. De ene verrassing
was de andere waard.
Toen ze over de
overloop aan de laatste deur kwam, stopte het rozenblaadjesspoor. Zijzelf was
nu even blank en naakt als het laatste rozenblaadje dat ze opraapte. Ze opende
de deur en zag midden op het hemelbed een even naakte man liggen. Hij had een
fles champagne in zijn handen en was juist bezig met twee van haar
champagneglazen te vullen. Het licht schitterde in het glas van het Bohemian
Crystal. Twee klassieke glazen met kleurige accenten in de voet van het glas.
Ze glimlachte naar hem terwijl ze achter zich de deur sloot en uitdagend naar
hem keek. Haar vermoeidheid en spanning was naar de achtergrond verdrongen en
hij wist het, zag het in haar ogen. Hoe hij het moment uitkoos wanneer ze hem
het meest nodig had wist ze niet, hij had er gewoon een handje van weg. Maar ze
apprecieerde het en naar de grijns op gezicht van Jack Sterlington was het
duidelijk merkbaar dat hij er ook zin in had.
Ze nipten beiden van
hun chique kristallen glas, terwijl Jack met zijn ander hand zachtjes een
weerspannige lok haar wegduwde uit haar gezicht. Zijn vingers gleden verder
over haar wang en kin, over haar nek naar haar borsten waar hij plagend wat kringetjes
rond haar tepels trok, die direct reageerden op zijn aanraking. Zijn hand gleed
verder naar beneden en streelde haar buik en zocht nog verder naar haar zwakke
plekje. Hij voelde haar hunkering naar meer aan haar vochtige zachte
vrouwelijkheid die hij met tederheid verkende. Met haar vrije linkerhand strelend over zijn
behaarde borst en dezelfde weg naar omlaag volgend, nam ze zijn mannelijkheid
in haar vrije hand en voelde hem stijf trillen van verlangen. Ze nam nog vlug een slok champagne, zette haar
glas achter haar op het nachttafeltje en bemerkte dat Jack hetzelfde had
gedaan. Ze vleiden zich zwaar ademend in elkaar als passende vormen,
boetseerden de hartstocht in al zijn vormen, genoten van iedere stap die hen
naar hun gezamenlijke climax en een luidruchtige bevrediging leidde. Eventjes bevrijd
van hun demonen vielen ze in elkaars armen in slaap.
Om zes uur gleed Jack
stil en voorzichtig van tussen de zijden lakens en nam zijn klederen die hij op
de overloop weer aandeed. Hij was benieuwd naar de uitslag van het rapport van
de wetenschappers die hij straks via de schone slaapster die hij had
achtergelaten in haar hemelbed zou krijgen. De lijfwachten bewogen niet eens
toen hij hen passeerde en naar zijn autobot trok die verdekt onder een
treurboom stond opgesteld. Hij zag een van hen een boodschap in de
zenderontvanger in zijn mouw spreken en toen hij weggleed stond het hekken van
de omheining al open. Hij kon er weer tegenaan en hij veronderstelde dat de
vrouw die hij in haar bed had achtergelaten dit ook zou denken wanneer zij
straks wakker werd.
copyright Rudi J.P. Lejaeghere
10/04/2015
Reacties
Een reactie posten