Bloeddorst: Hoofdstuk 15


15


            ‘Dat wordt hier druk vandaag.’ Een jonge atletische man met een rond gevleugeld hoedje keek de nieuwkomers met grote nieuwsgierigheid aan. ‘Doorschuiven, alsjeblieft, doorschuiven. Je wil niet blijven steken in niemandsland. Daar heb ik geen toegang als reisleider.’ Aan zijn voeten droeg hij ook nog gevleugelde sandalen en in zijn handen had hij een of ander soort staf waar twee slangen zich rond wikkelden.
De jonge kerel schoof zijn hoedje wat achteruit op zijn hoofd. ‘Trouwens, ik mag eraan toevoegen dat met één voet in de transitzone blijven staan en de andere hier in de Onderwereld, ook een verschrikkelijke smeerboel achterlaat. Uiteen getrokken zielen lekken afschuwelijk en dan spreek ik nog niet van de geur, vooral die van magische aardschepsels.’
            Mercedes en Diana keken nog wat wazig uit hun ogen, terwijl Julius en Marcel ongelovig reeds rond zich keken. De overtocht naar de Onderwereld was een warrige achtbaan van flitsen, beelden uit hun lange leven geweest. Julius was even terug in het bos geweest, waar hij als nachtwandelaar in het bloed was gedoopt. Hij herinnerde zich de ogen van zijn moeder Martine, triestig en nat van de tranen. Zijn gemoed was nog zwaar geladen van de emoties die hij doorstaan had. Het waren herinneringen uit lang vervlogen tijden en toch was het alsof het gisteren was gebeurd.
            Marcel hijgde nog erg na. Een wervelende transformatie van mens naar wolf en wolf naar mens in een niet stoppende herhaling had hem overvallen tijdens zijn reis naar deze plaats over de dood heen. Hij voelde zich uitgeput, krachteloos. Nooit had hij zich zo machteloos gevoeld in zijn leven als lycantroop. Toch was hij blij dat hij er gewoon was, samen met het gezelschap waar hij zich kortgeleden bij had gevoegd.
            Diana was ondertussen ook over de eerste bijverschijnselen van de reis. Diana taste haar eigen lichaam af en was verbaasd dat ze het kon voelen. Ze dacht dat ze een of ander astraal wezen zou zijn na haar dood, zonder lichaam of omhulsel. Een stofwolk energie die bijeengehouden werd door een oeroude kracht.
            De wolfheks had de minste moeite met de transformatie. Ze keek even vlug rond en zag achter haar de poort waar ze door waren gekomen. De poort zag er oud maar stevig uit met armdikke hengsels die geen spoortje van roest vertoonden. Ze wendde vlug haar blik weer naar hun gids.
            ‘Dag, Hermes. Ik heb veel van je horen vertellen en je bent alles wat men over je zegt en nog meer.’ Ze bewonderde onbeschaamd zijn lenig lichaam terwijl haar reisgenoten zich afvroegen wie die snotneus was.
            ‘Ook gegroet, lieve…oh, een wolfheks. Dat is lang geleden dat ik er nog zo eentje mocht begeleiden. Je lijkt bijna als twee druppels…! Nee, zeg dat het geen waar is. Jij bent er eentje van Pandora, mijn hoed mag me van het hoofd vallen. Ik herken een gezicht als ik het ooit heb ergens heb gezien. Wel, dat is een grote verrassing. Ik weet niet hoe je hebt geleefd, dus het is niet aan mij om te zeggen of je thuishoort op de Asphodel velden of de Elyzeese velden of in het ergste geval in de Tartaros.’
            Iedereen schrok toen ze het vervaarlijk grommen van een hond hoorden. Een grote zwarte hond met drie koppen kwam van achter de gedaante van Hermes te voorschijn. Hij gromde en het kwijl liep van de tanden van zijn drie muilen.
            ‘Kalm, Cerby, liggen en braaf zijn. Deze zielen zijn heel speciaal voor mij. Een dochter van Pandora, ik ben blij dat ik dit mag beleven. Oh ja, dit is Cerberus, ons waakhondje. Hij kijkt erop dat niemand illegaal deze wereld betreedt. Je kent het spreekwoord, blaffende honden bijten niet. Wel, dat geldt hier dus absoluut niet.’
            Cerberus ontblootte zijn driemaal zijn tanden om de woorden van de gids te onderschrijven. Hij stak zijn snuiten in de lucht en snoof hun geur op. Blijkbaar was hij tevreden want hij begon zelf te kwispelen toen Mercedes, door iedereen met verbazing aangekeken, hem even aaide op zijn middelste kop. Om geen innerlijke strijd bij het beest te veroorzaken, gaf zij de andere twee hoofden dezelfde attentie.
            ‘Willen jullie me nu volgen. Ik veronderstel dat jullie niet kunnen zweven, dus let goed op waar jullie je voeten zetten.’ Zonder dat hij op hun reactie wachtte, zweefde hij in de lucht en toonde hen de weg. ‘De bodem is niet altijd wat hij lijkt en als je op iemands ziel trapt, kijk hen dan vooral niet in de ogen. Je kan je verstand verliezen en hier in dit doolhof is dit het laatste wat je wenst.’
            De omgeving was somber. Grijs en zwart overheerste het landschap. De bodem was stoffig met daaronder een grillige rotsbodem met scherpe uitsteeksels. Her en der stond een zwarte boom met takken die geen bladeren droegen. Doodse verschijnselen die de oppervlakte eerder ontsierden dan er thuishoorden. Wanneer ze te dicht langs zo’n boom passeerden, reikten de takken naar hen, bewogen door een onzichtbare kracht. Cerberus was achter gebleven bij de poort, trouw op post om snoodaards in de kuiten te bijten.
            Hermes dartelde zwevend in het rond. Hij had er duidelijk zijn plezier in om Mercedes, de dochter van een oude bekende, en haar reisgezellen naar hun uiteindelijk doel te leiden: de Styx. De rivier waar Charon, de veerman hen zou opwachten. Het wezen dat zij zouden moeten betalen om hen naar hun finale plaats van bestemming te varen: Het Water van de Verloren Zuchten.



……….



            Vladimir voelde zich thuis in deze gewelven in de Onderwereld. Hij proefde bijna nog het bloed van Eligo op zijn lippen toen hij een ruiter zag aankomen. Eigenlijk was het meer komen aanvliegen, want de ridder zat op een gevleugeld paard. Hij had een lans aan zijn zij en droeg een standaard met vlag met zich mee.
            Toen het gevleugeld paard voor Vladimir halt hield, zag hij pas wie hij voor zich had. ‘Gegroet, Abigor,’ kon hij nog net zeggen voor de lans die de ruiter in zijn hand had genomen tegen Vladimir’s borst priemde.
            ‘Jij bent diegene die mijn dienaar Eligo heeft onthoofd, vreemdeling. Je hebt mijn naam gebruikt om je leugens te maskeren. Wat zal me tegenhouden om je leeg te prikken, je ziel leeg te laten lopen op deze doods plek. Niet dat een mensenleven voor mij iets waard is, maar wat ik heb gezegend, is van mij en niemand anders. Het is aan mij om over hun leven en dood te beschikken en niet aan een onbelangrijk iemand.’
            Vladimir was allesbehalve bevreesd. Hij duwde zijn borst wat dichter tegen de lans toen hij de demon antwoordde. ‘Kijk goed, vriend uit de Duisternis. Aanschouw wie en wat ik ben. Ik ben diegene die je de wereld kan geven, je rijk kan laten uitbreiden tot op de Aarde. Toon me de weg en ik effen het pad voor een eeuwige overheersing van de wereld door jou en je soortgenoten.’
            Abigor duwde met zijn lans Vladimir wat achteruit, terwijl hij hem opnam, inschatte en diep in zijn ziel keek. ‘Bij Lucifer, mijn Heer en God, je spreekt de waarheid. Ik wou je al aan mijn lans rijgen. Eligo heeft zijn dood niet voor niets gegeven. Ik zie een grote strijd op Aarde als ik in je voel, vol vuur en geweld, stromen bloed en ontelbare doden. Goed!’ Blijkbaar had de demon een beslissing genomen.
            ‘Volg mijn, broeder in het bloed. Ik zal je dorst niet in de weg staan. Ik zal je gids zijn naar Charon. Van daar ben je aan zijn wil overgeleverd. Wees echter op je goede, hij is een rare kwast. Zeg niet te veel, maar wees ook niet te bondig, veel kan afhangen van de juiste woorden bij de Veerman.



……….


            Dragosj had samen met Markus tientallen oude perkamenten bekeken. Hij had zijn oude en trouwe bediende deelgenoot gemaakt in zijn geheim. Zijn broer Vladimir, of toch zijn geest in een of ander lichaam, was de oorzaak van al hun problemen van de laatste tijd. Hij wist dat vroeg of laat hij tegenover hem zou staan, misschien zonder hem te herkennen in het omhulsel waar hij in reisde. Vladimir had het voordeel van de verrassing als het zover kwam.
Dragosj vreesde echter ook zijn kracht. Hijzelf beschikte zelf over een grote portie magische kracht. Over land reisde hij als vleermuisachtige, maar dan heel wat groter dan zijn kleine dierlijke soortgenoten en was hij even gevaarlijk als de grootste arend. Als hij klein moest zijn, balde hij al zijn kracht in een rattenlijf en kon hij een leger aan knaagdieren aanvoeren als het nodig was. Een vloed van dit ongedierte kon steden verzwelgen onder zijn aantallen. Maar dat zou allemaal te weinig zijn als hij tegenover de Rode Kracht, de verpersoonlijking van de Bloeddorst zou staan. Daarom had hij raad gevraagd aan zijn wijze en oude bediende.
‘Mijn Heer, niets is onoverwinbaar. Je bent enkel de sterkte totdat je tegen een tegenstander komt te staan die je verslaat. Zo is het altijd geweest en ik vermoed dat het altijd zo zal zijn. Er moet iets zijn in oude geschriften die vertelt hoe je met deze plaag kunt omgaan. Hoe je die eventueel zelf kunt overwinnen.’ Markus had nederig geklonken in zijn uitleg, amper de ogen opgeslagen naar zijn heer en meester. Hij kende zijn plaats en zou anders niets voorstellen als hij het niet gevraagd werd.
‘Je heeft me een sprankeltje hoop, Markus. Maar het is genoeg om niet bij de pakken neer te zitten. Laat ons die mogelijkheid, die uitleg zoeken. Ik stel voor om naar de huizen te gaan waar mijn broer ooit verbleven heeft. Ergens in de aards goederen hij heeft achtergelaten moeten we iets vinden die ons kan helpen.’
Ze waren tijdens het begin van de nacht afgereisd naar Transylvanië, waar Dragosj nog vele vrienden had. Een tiental telefoontjes tijdens de reis met zijn privéjet had hem vlug een aantal adressen opgeleverd. Markus had ze voor hem allemaal genoteerd in zijn prachtig schoonschrift. Ze zouden ze een voor een aandoen met hun geblindeerde limousine, alles onderzoeken op deze plaatsen wat er te vinden was. Desnoods de huizen steen voor steen afbreken, als dit nodig bleek. Wanneer de nood hoog is, zijn alle middelen toegelaten, dacht Dragosj. Niet dat hij zich veel met ethiek bezighield. In zijn wereld bestond dit woord niet, toch niet in de zin dat een sterfelijke ziel het kende.
Het zal wel de wet van Murphy zijn, maar ze hadden succes op het laatste adres dat ze aandeden tijdens hun bezoek aan de geboortestreek van Dragosj. In de kelder van een eeuwenoud huis, dat ondertussen al een aantal keer verbouwd was, vond Markus een muur die heel erg hol klonk toen hij er met een loden pijp tegen sloeg. Een blik tussen de twee nachtwandelaars was genoeg om Dragosj in actie te laten komen. Met een ijzersterke vuist sloeg hij een opening in de muur waarop een kleine ruimte vrijkwam. Men vond er een aantal persoonlijke voorwerpen van Vladimir die Dragosj nog herkende van uit zijn jeugd. Hij bleef daar echter niet lang bij stilstaan. De doodskist, daarentegen, die achter een paar schilderijen was weggestopt, kreeg heel wat meer aandacht.
Het slot bleek geen beletsel te zijn voor de sterke nachtwandelaar. Binnenin de zwarte bestofte lijkkist lagen een heel pak perkamenten die Dragosj onder zijn armen nam en terug naar de bovenverdieping bracht. Het was daar dat hij het perkament vond, geschreven door Vladimir, dat het sprankeltje hoop die hij gekoesterd had, nog meer leven inblies. Het werd een vlammetje die nu bleef branden. Dragosj vertaalde de tekst voor Markus die de taal niet begreep.

Ik heb de kracht proberen te binden aan mijn lichaam. Ondanks vele pogingen en verschillende soorten magische spreuken, lukt mij dit niet volledig. Ik veronderstel dat mijn wezen als nachtwandelaar dit niet toelaat. Een oud boek die ik van een tovenaar heb verkregen heeft mij klaarheid in dit moeilijk proces gebracht. De Bloeddorst kan enkel maar gebonden worden met mijn geest. De samengesmolten eenheid kan enkel maar voortbestaan in een menselijk lichaam. Ik heb daarom besloten om van mijn aardse lichaam afstand te doen, gezien dit mij tegenhoudt om de Bloeddorst te absorberen. Als geest kunnen we een worden en ons voorzien van een menselijk omhulsel. Het voertuig die ons zal brengen waar wij het nodig achtten.
Gisteren heb ik een van de wreedste moordenaars in eeuwen in mijn handen gekregen. Hij was geen partij voor mijn kracht. Hij wacht zijn lot af in mijn schuilplaats, gebonden en gekneveld. Eens ik mijn lichaam ter ruste leg in de veilige plaats die ik heb voorzien, kan ik eindelijk volbrengen waar ik zo lang al naar verlang. Niemand zal mij kunnen verslaan. Niemand zal mij kennen, want ik kan reizen met iedereen, maar het liefst in diegenen die van het bloed houden. Zij zijn een veel gemakkelijker prooi voor de Bloeddorst.
Als ik zeker weet dat deze plaats veilig is, ga ik over op de finale bezwering. De krachtigste magie die er bestaat en die mijn geest uit mijn lichaam trekken om te versmelten met mijn toekomst.
Ik ben…

            De tekst was duidelijk niet ten einde maar de rest van het perkament was afgescheurd. Dragosj keek even op naar Markus. ‘Ik zie het in je ogen, Markus, dat je net als ik het woord gezien hebt, dat primeert in deze tekst, toch dat woord dat voor ons van belang kan zijn.’ Hij zweeg en liet met een handbeweging Markus toe om hun gemeenschappelijke gedachtes uit te spreken.
            ‘Inderdaad, Meester. Vladimir wou eerst dat zijn lichaam veilig was. Waarom? Als hij toch niet meer wou terugkeren naar dat lichaam dat hem de mogelijkheid ontzegde om met die kracht te versmelten. Het moet ergens belangrijk zijn dat zijn lichaam blijft bestaan, anders zou hij zo’n strenge maatregelen niet nemen. Daaruit besluit ik dat zijn lichaam nog altijd ergens te vinden is…’
            ‘Je bent een wijs man, Markus, in al je bescheidenheid. Het siert je. Maar je hebt zeker overschot van gelijk. Ik veronderstel net als jou dat als we zijn lichaam vinden en kunnen vernietigen, dat de versmelting met deze vernietigende kracht met Vladimir ten einde komt. Daarmee zetten we dan ook een punt achter zijn bloeddorstige plannen. Het enige dat we nu nog moeten uitdokteren is de vindplaats van zijn sanctuarium waar hij zijn lichaam bewaard. Ik zal niet anders kunnen dan alle perkamenten nog een te doorlezen, misschien staat er ergens iets in geschreven of zelfs in verborgen in een of andere code, welke plaats hij geschikt vond als graftombe.’

© Rudi J.P. Lejaeghere

07/06/2015

Reacties

Populaire posts van deze blog

My first e-book edition!!!!

Chateau Rouge: Deel 12