Steen: Hoofdstuk 15


15

           
            Theresa Ocain had volledig de hoop verloren dat haar zoon of iemand anders haar zou redden. De eerste dagen, zelfs week na haar ontvoering had ze het gewoon gevoeld dat Kemir op zoek was naar haar, maar naarmate de dagen vorderden, bleek het duidelijk dat hij hun spoor bijster was. In de tijd die hierop volgde, viel ze emotioneel in een diepe put. Ze deed haar dagelijkse taken zoals het verondersteld was, maar ze was zich amper bewust van wat er rond haar gebeurde. Ondanks de bemoedigende woorden van Talia, de vriendin die ze in het kamp had gemaakt, veranderde haar gemoedsgesteldheid amper.          
            Dit keerde toen Liborok, een van Kulkadan’s hoofdmannen speciale aandacht voor haar had. De Dulka was een van de oudere krijgers in het kamp en heel wat gematigder in zijn reacties dan de andere jongere krijgers. Toen ze voor de zoveelste keer hun kamp opsloegen en het eten rond bedeeld werd, kwam Liborok haar een stuk gebraad brengen. Een ongewoon gebaar tegenover een van de slaven. Het was een stukje reebok en Theresa keek eerst heel angstig toen Liborok dit onder haar neus stak. Meestal moesten de slaven zich tegoed doen aan de restjes of de minder gegeerde stukken van het wild dat ze onderweg doodden.
            Liborok duwde het vlees bijna in haar mond, zonder dat hij iets zei. Toen ze uiteindelijk het stuk aannam en hem in de ogen durfde kijken, wist ze dat de krijger iets voor haar voelde. De blik in zijn ogen was zachter dan wat ze gewoon was bij de Dulkas. Bang om ondankbaar te lijken en een straf op te lopen fluisterde ze haar dank uit. ‘Bedankt, Meester Liborok.’ Nu lachte hij tevreden om haar reactie en toen hij zag dat ze er begon van te eten, verliet hij haar nog steeds met een glimlach op zijn gezicht.
            Hoe wanhopig haar situatie ook mocht zijn, ze zou nooit de vrouw van zo’n krijger kunnen worden. Ze wist waartoe ze in staat waren. Liborok mocht dan iets beschaafder zijn in de omgang, hij was in vergelijking met de mensen van Bovenland een bruut die een leven niet hoog inschatte. Toch zag ze plots mogelijkheden in deze situatie.
            Als zij dit heel slim kon spelen, kon ze hier voordeel uit halen. Als hij haar graag had en de andere krijgers van dit feit op de hoogte waren, zou ze misschien vrijer kunnen bewegen in het kamp zonder argwaan te wekken. Het was alsof ze onder water had geleefd in een bel lucht waar niets doorkwam. Plots zag ze alles weer klaarder want ze dacht nu maar aan een ding die ze nooit voor mogelijk had gehouden: ontsnappen.
            Toen Talia haar tegenkwam, zag de vrouw direct dat er iets veranderd was bij Theresa. Ze liep iets rechter en er was weer wat kleur op haar wangen. Het leven scheen terug in haar ogen. ‘Wat is er gebeurd, Theresa? Je ziet er zo anders uit, ik begrijp het niet.’
            ‘Sorry, Talia, dat ik zo weinig naar je geluisterd heb. Ik was ten einde raad. Mijn toestand…onze toestand is hopeloos bij deze bruten die ons enkel maar als slaven zien. We zijn enkel objecten die ze naar willekeur kunnen gebruiken. Maar wat ik onmogelijk achtte, is toch gebeurd.’
            ‘Wat, heb je toch iets van je zoon Kemir gehoord?’
            ‘Neen, Talia, daar heb ik volledig de hoop opgeheven. Het is nog maar een jongen en ik vermoed wel dat hij naar me gezocht heeft, maar wat is hij tegenover zo’n krijgers. Ik kan niet meer van hem verwachten. Mijn hart breekt als ik aan zijn verdriet denk, maar ik moet mijn kracht nu gebruiken om ons hieruit te krijgen, Talia. We gaan proberen te ontsnappen!’
            ‘Ontsnappen? Maar we kunnen hier geen stap zetten of ze hebben het gezien. Theresa, hoe zie dit nu in hemelsnaam gebeuren? Ik wil je verse moed niet afnemen, maar die geweldenaar zullen je het hoofd afhakken als je het kamp wilt verlaten.’
            Theresa knikte haar vriendin bemoedigend toe met een glimlach op haar gezicht. ‘Schrik niet, Talia, maar hoofdman Liborok heeft gevoelens voor mij, dat weet ik nu zeker. Zopas bracht hij me persoonlijk het beste stukje vlees. Je weet dat deze bruten nemen wat ze willen, dus deze handelswijze is ingegeven door iets anders. Ik acht er hen niet toe in staat, maar die bruten kunnen ook verliefd worden en ik ga dit gebruiken om hier weg te geraken.’
            ‘Je bedoelt jij en ik, maar hoe ga je dit doen?’ Talia was niet overtuigd door de woorden van Theresa, hoewel ze blij was dat de vrouw waar ze zo naar opkeek, nieuwe levensmoed had.
            ‘Wees klaar, Talia, vanaf vandaag probeer iedere minuut klaar te zijn om te vluchten. Ik weet, ik voel het nu dat er zich een moment zal aandienen om dit mogelijk te maken. Ik weet niet hoe of wanneer, maar nu weet ik het zeker, ik sterf liever terwijl ik ontsnap, dan dat ik de rest van mijn leven tussen deze Dulkas verblijf. Ik neem het je niet kwalijk als je hierin niet mee wilt, je hebt de keuze, maar ik moet het op voorhand weten. Als het moment daar is, moet ik weten of je meegaat, want dan zal alles vlug moeten gaan.’
            Talia fronste de wenkbrauwen. ‘Theresa, je weet dat jonge vrouwen zoals ik, het speeltje zijn van de krijgers. Vroeg of laat gaat een van hen te ver en slaat hij mij dood. Dat dit zal gebeuren als ik hier blijk is een zekerheid, het enige dat ik niet weet is wanneer. Ik ga met je mee…maar de anderen?’
            ‘Ik moet hard zijn in deze zaak, maar reeds met ons tweeën zal het al een moeilijke opdracht worden. We kunnen het niet riskeren anderen mee te nemen en trouwens, jij bent de enige, Talia, die ik vertrouw.’
            De tranen schoten Talia in de ogen en ze omhelsde Theresa, een dankbaar gebaar om haar genegenheid en vertrouwen.



……….



            Kemir voelde dat hij gedragen werd door een ijzersterke arm. Het lichaamsdeel dat hem droeg voelde aan als steen, maar door de waas van wolken kon hij amper iets onderscheiden. Hij hoorde Adriana schreeuwen. Ze was niet ver van hem, voor zover hij had gezien, was zij ook door de mysterieuze hand in de wolken gered. Het wezen dat hen droeg moest bijna een reus zijn als hij met zijn handen de dikte van de arm mat.
            ‘Niet bang zijn, Adriana, diegene die ons gered heeft, wil ons niet in gevaar brengen, integendeel.’ Kemir was nuchter van geest en zijn verstand zei dat het zinloos was om iemand een helpende hand te bieden om hen daarna een kopje kleiner te maken. Hij hoorde dat Adriana gestopt was met te schreeuwen. Blijkbaar had ze de logica van zijn woorden begrepen. Het duurde nog een hele tijd, dat ze afgesneden door het weinige dat ze zagen, verder werden gedragen.
            Plots week de dichte mist uiteen en zagen ze een witte vlakte. Op datzelfde moment werden ze door de krachtige hand neergezet. Een waas van wolken bedekte hun benen tot bijna aan hun knieën, maar de ondergrond was stevig. De bodem waar ze op stonden voelde hard aan, stevig als steen. Kemir keek achter zich om hun redder te bedanken, maar moest direct zijn hoofd opheffen. De man was zeker drie hoofden groter dan Kemir en die zelf ook niet van de kleinste was. Zijn armen waren zo dik als boomstammen en zijn haar was sneeuwwit als de wolken rond hun voeten. Het waaierde uiteen in de koele bries. Ondanks het feit dat hij er verschrikkelijk sterk uitzag, ging er geen dreiging van hem uit. Hij droeg een driekwart broek en dat was het. Aan zijn bloot bovenlijf zat geen grammetje vet, hij was een en al spieren.
            ‘Wees niet bang, mensenkinderen. Ik doe je geen pijn.’ Zijn stem klonk melodieus en zijn lach die zijn woorden onderstreepte, bewees dat hij de waarheid sprak. ‘Jullie zijn mijn gasten en niemand van mijn volk zal je iets in de weg leggen. Kom, we gaan naar mijn huis. Ik wil jullie verhalen horen, hoe het op de aarde is. Het is lang geleden dat ik er nog heb rondgedwaald. Maar ik vergeet een van de voornaamste regels van de beleefdheid. Mag ik mij voorstellen? Ik ben Magnus Lapis maar jullie mensenkinderen kennen mij als Teki.’ De reusachtige man stak zijn hand naar hen uit om hen te verwelkomen.
            Kemir keek even verwonderd naar Adriana die ook verbaasd met haar mond open stond te kijken naar Magnus Lapis. Ze hadden het net nog over zijn verhaal gehad dat verteld werd aan kinderen. Ze veronderstelden dat het sprookjes waren en nu stonden ze voor de man zelf. Kemir stak zijn eigen kleine hand in de kolenschop van een vuist van de wolkenman. Adriana trilde op haar benen van de spanning toen ook zij de eer kreeg om zijn hand te schudden.
            ‘Hoe mag ik je noemen, mensenkinderen?’ Toen Kemir Ocain en Adriana Somp zich hadden voorgesteld ging de reusachtige man verder. ‘Vergeet wat je gehoord hebt. Ik ben geen god en wil het ook niet zijn. Ik ben wel een leider van een prachtig en sterk volk. Wij noemen ons de Nubelas. Het volk dat in de wolken leeft. Maar genoeg gepraat, we moeten nog een lange weg afleggen. Ik vertel jullie alles als we bij mij thuis zijn. Mijn vrouw is een formidabele goede keukenprinses. Ik veronderstel dat jullie ondertussen wel lust zullen hebben?’
            Adriana hoorde haar maag knorren bij de woorden van Magnus Lapis. Het was inderdaad al een tijdje geleden dat ze wat hadden gegeten en echte warme kost was eerder een zeldzaamheid wanneer je op reis was in de streken van Boven- en Benedenland. Kemir kon het echter niet laten om te vragen.
            ‘Is je vrouw dan…heet ze dan echt Kon?’ Hij werd enigszins rood, beschaamd dat hij zo nieuwsgierig was dat hij zijn gedachten hardop uitsprak.
            ‘Eigenlijk is haar volledige naam Konaguire, maar ik heb mijn vrouw altijd Kon genoemd. Ik denk dat jullie voorvaders zich daarop hebben gesteund om de vlakte te benoemen. Het zou heel wat moeilijk uit te spreken zijn als ze het de vlakte van Konaguire Magnus Lapis zouden genoemd hebben, alhoewel het volgens mij toch wel goed klinkt. Teki in mijn taal is wolkenman. Vroeger, heel lang geleden leefden we in vrede met de mensen, maar daarover meer als we aangekomen zijn. Laat ons nu vlug doorgaan vooraleer het avond wordt. De nachten zijn hier heel wat koeler dan bij jullie daar beneden.’
            Met zijn reuzengrote stappen moest Magnus regelmatig stoppen om Kemir en Adriana de mogelijkheid te geven om hem bij te benen. Ze zagen wonderlijke dingen die ze hier zo hoog in de wolken niet hadden verwacht. Een wereld boven hun wereld, wie had zich dat kunnen voorstellen. Een rivier van kristalhelder water doorsneed het witte tapijt en blijkbaar deed dit iets aan het wolkendek, want boven de rivier was er geen spoortje van het witte dons.
            Af en toe zagen ze vreemde dieren en meestal waren die gevleugeld. Het mooiste dier was een hert met het hoofd van een arend en met machtige vleugels die op zijn minst vijf meter spanbreedte moesten beslaan als hij vloog. Er was echter geen tijd om meer uitleg te vragen aan Magnus Lapis. Ze voelden ook dat de temperatuur aan het verlagen was met dat de avond dichter kwam. Kemir rilde reeds als gevolg van de temperatuurdaling. Magnus Lapis liep in zijn bloot bovenlijf het leek alsof hij het zelf nog warm had. Zowel Adriana als Kemir begrepen, dat hij zich haastte omdat mensen zoals zij niet zouden bestand zijn tegen de lage temperaturen van de nacht op zo’n hoogte.
            Toen ze een kleine dal waren door getrokken en op de kam van de kleine helling kwamen, viel hun mond open van verbazing. Voor hen lang een echte stad met huizen die blijkbaar van marmer en steen waren gemaakt. Zwart, grijs en witte kleuren primeerden in deze woningen maar in het midden van deze huizen stond een wit marmeren paleis dat zo fel schitterde in de laatste zonnestralen, dat Kemir en Adriana even hun blik moesten afwenden.
            ‘Daar is mijn thuis, Kemir en Adriana,’ sprak Magnus. ‘Je bent er welkom als mijn gasten. Wat van mij is, is van jullie. Onze gastvrijheid is sinds eeuwen al bezongen in zovele liederen van het wolkenvolk. Misschien is dit de eerste stap tussen een vernieuwing van de betrekkingen van de Nubelas en het mensenvolk. Kom, ik stel jullie mijn vrouw voor.’



……….



            Yila Madrigal had tussen de takken van een oude eikenboom een goede uitkijkpost gevonden. Een paar meter verder zat haar broer Leyon ook rond zich te kijken. Hun richtingsgevoel had hen niet bedrogen. Hoog in de lucht kwamen zij vlugger vooruit dan twee mannen en een vrouw die het moesten doen met paarden en een ezel. Yila en Leyon hadden geen last van de gezichtsbegoocheling die de witte heks over haar draak had gelegd. Zijzelf waren vormveranderaars en wat de heks met een spreuk had bewerkstelligd, was voor hen natuurlijk en eigen aan hun soort. Ze herkenden elk wezen is zijn originele vorm.
            Ik ben blij voor Tom Varsen dat ze deze Witte Heks hebben ontmoet. Ze staat aan de goede kant…op dit moment toch. Mijn ervaring met heksen is dat je nooit iets zeker weet. Maar ik veronderstel dat ze Tom en zijn vriend niet zou gered hebben als ze hen kwaad wou doen.
            In hun uilengedaante konden ze met gedachtes tegen elkaar praten. Het geluid dat anders uit hun bek kwam, was niet te onderscheiden van hun echte dierenvrienden. Niemand, behalve een andere vormveranderaar, kon deze gedachten opvangen.
            Die Jul Branden heeft geheimen, Yila, ik kan het zien in zijn aura. Leyon klonk voorzichtig. Ik kan ze niet doorgronden, de man is ervaren om zijn gedachten te maskeren, alhoewel hij geen magische krachten heeft. Vreemd!
            Yila draaide haar nek bijna 270 graden toen ze rond zich keek. Het had een voordeel om een uil te zijn. Met haar grote ogen kon ze heel goed zien, zelf in het donker en haar gehoor was ook heel wat beter dan als ze in haar mensengedaante rondliep.
            Wat zeggen je dromen, Leyon? Moeten we ze verder volgen of moeten we direct naar het eiland doorvliegen?
            Leyon draaide zijn hoofd naar opzij en keek met starend ogen naar zijn tweelingzuster. Iets zegt me dat we bij hem moeten blijven. De kleur van mijn dromen blijven rood in hun nabijheid. Ik stel voor dat we ze nog een paar dagen volgen.
            Oké, broer, ik luister naar je wijze raad. Het heeft ons al dikwijls geholpen in het verleden. We volgen Tom en zijn gezelschap verder en beslissen na enkele dagen wat we verder doen. De Steen mag niet in de verkeerde handen vallen. We moeten de toekomst veilig stellen.
            De ogen van Leyon knipperden een keer als akkoord. Toen nam hij de leiding en vloog weg. Yila volgde hem een paar tellen later. Niemand merkte de twee uilen op in het kielzog van Tom Varsen, Jul Branden en Moira Goudvoet op haar ezel Hector.


© Rudi J.P. Lejaeghere

06/06/2015

Reacties

Populaire posts van deze blog

My first e-book edition!!!!

Chateau Rouge: Deel 12