Requiem: Hoofdstuk 25 (2e deel)
..........
‘Mijnheer March, zoals u al zegt, onze belangen lopen parallel. Ik
zondig zeker tegen minstens tien hoofdregels van de code van de Veiligheidsdienst
maar ik ‘zal’ u de tekst laten lezen die op het papiertje stond. Het is niet
omdat ik bang ben van de macht die u kan uitoefenen, trouwens als u spoorloos
zou verdwijnen en ik verklaar u niet meer gezien te hebben sedert onze
ontmoeting in het mortuarium zou er hier in Sanctuary geen haan over kraaien.
Er is niemand die weet dat u hier bent, Mijnheer March! Dus ik zou u aanraden
om voorzichtig te zijn als u een krachtmeting met mij wilt aangaan.’ De
hoofdinspecteur wilde zijn gezicht redden en wilde tonen dat hij evenveel macht
had als Stephen March, misschien zelfs meer.
‘Maar
niet gezeverd, Mijnheer March, ik wil dat beest van de straat,’ vervolgde
Norino Vastai. De veiligheid van de burgers is mij een persoonlijk risico waard
en ik zit in tijdsnood. Zie je, ik stel mij kwetsbaar op. U als diplomaat zou
moeten weten wat dat betekent. Ik vertrouw u en geloof u, ik weet dat u net als
wij de moordenaar wil vatten. Maar wij houden niet van mensen die het recht in
eigen handen nemen. Ik denk dat onze beide Werelden daardoor al genoeg leed hebben
doorstaan.’
Stephen glimlachte en dat zag de
hoofdinspecteur bedenkelijk de wenkbrauwen fronste. ‘Hoofdinspecteur, laten we
elkaar niet op stang jagen. U mag nooit te zeker zijn van je gelijk zeg ik
altijd, dat geldt zowel voor mezelf als voor u. Er is altijd meer dat een
mensenoog kan zien,’ orakelde hij terwijl hij dacht dat de hoofdinspecteur niet
wist dat zijn vrienden ‘wel’ wisten wie hem had opgehaald uit het Oji. De
hoofdinspecteur zou hem niet zomaar kunnen wegtoveren. Daarom had Yukiko in
zijn oor gefluisterd dat zij Gekko in zou schakelen om hem te volgen als er
iets misging met het bezoek dat op zijn hoteldeur had geklopt. Hij kon met
diverse gehackte straatcamera’s en spybots volgen waar men Stephen eventueel
naar toe zou brengen.
‘Toon mij het briefje en ik vertel u wat er in
het kluisje zat!’ Stephen wachtte op een reactie van de hoofdinspecteur.
Uiteindelijk na een
poos bewoog Norino Vastai zich terug naar zijn bureau en haalde een andere
slide tevoorschijn en gaf hem aan Stephen. Het was een kopie van het overlijdensbericht
van Stephens vader en zijn stiefmoeder Kathy Chang en daaronder in het zwierig
geschrift van Suzy:
Was dit wel een ongeluk? Wie moest er dood? WAS het te doen Om MA of pa?
Of beiden?
Stephen begreep er
niets meer van. Al die vreemde vragen. Zijn vader en stiefmoeder waren in het
jaar 2106 verongelukt met een autobot. Een prototype van het soort dat nu door
de straten zweefde. Men had hem verteld dat het computerprogramma van de
autobot gecrasht was en als gevolg de autobot zich tegen een muur te pletter
had gevlogen. Suzy had hier blijkbaar haar twijfels over. Hij keek de
hoofdinspecteur aan met een vragende blik.
‘Ik weet wat u denkt, Mijnheer
March. Waarom dacht uw zus dat dit geen ongeluk was en stelde zij zich al die
vragen?’
Stephen knikte
bevestigend, inderdaad vond hij dit allemaal een vreemde wending in deze zaak.
‘Men heeft mij altijd verteld dat het een ongeluk was als gevolg van een fout
in de software van het vehikel. Neen, nu ben ik sprakeloos! Ik kan u hier niet
meer inlichtingen over geven. Ik waardeer het dat u mij dit toont en ik kan
begrijpen dat u langs deze weg ook aan mij hebt gedacht, maar ik sta net als u
voor een raadsel of niet?’ Hij keek de corpulente Norino Vastai recht in de
ogen die zich nu wat achterover boog op zijn stoel en Stephen even onderzoekend
aankeek.
‘Mijnheer Stephen
March, wij vermoeden dat uw vader en stiefmoeder het slachtoffer waren van een
aanslag! Onze technici hebben na het verkrijgen van dit bericht, de software van
de bewuste autobot die nog in onze databanken werd weergevonden wat grondiger
nagekeken. Na een wat diepere screening ontdekte men tussen de gewone software
een klein virusje dat waarschijnlijk voor de uitval van enkele van de
bestuursfuncties van de autobot heeft gezorgd. Men, wie dat ook mag zijn, heeft
uw vader en stiefmoeder vermoord, Mijnheer March. Ik denk dat dit in de huidige
omstandigheden hard moet overkomen, gezien het verlies van uw zus. Maar met
alle begrip voor de schok dat dit voor u moet zijn, wil ik er u wel duiden dat
u zelf om deze informatie hebt gevraagd. Hoe pijnlijk dit ook voor u moet zijn,
ik wil u deze info niet onthouden.’
Er viel een onaangename
stilte. Stephen worstelde met zijn gevoelens. Het verlies van zijn ouders had
hij zes jaar geleden verwerkt. Nu hij hoorde dat zij niet het slachtoffer waren
van een ongeluk maar dat zij door een of andere persoon of groepering om het
leven werden gebracht, was toch meer dan zijn gemoed kon dragen. Hij moest
slikken en tranen wegdringen. Hij mocht zich voor de hoofdinspecteur niet
kwetsbaar tonen. Het ging hem echter heel moeilijk af en dat bemerkte Norino
Vastai ook. In zijn hart had hij medelijden met de man, maar hij moest zijn job
doen en er liep een maniak rond in Sanctuary en omstreken. Er was op dit moment
geen plaats voor sentimentaliteit.
‘Mijnheer March, wij
hadden een afspraak, wat verwachtte u dat er in het kluisje zat en wat vond u
in de plaats?’ Norino Vastai liet weer een stilte vallen. Hij liet Stephen alle
tijd om zich te herpakken en om antwoord te geven.
‘Eigenlijk weet ik niet
wat ik verwachtte in die kluis te vinden. Misschien een dagboek of meer uitleg
over de omstandigheden die tot haar dood hebben geleid. Het was voor mij ook
een raadsel.’ Hij sprak de waarheid maar dan begon hij zijn verhaal enigszins
aan te passen. Het mysterie rond het briefje met Passage 6 en de game waarbij
hij uiteindelijk via de virtuele Suzy hoorde over de muziekdoos en het kind dat
zijn stiefmoeder had laten adopteren via LCR hield hij voor zich. ‘Ik heb via
onze ambassade laten onderzoeken waarvoor de sleutels dienden aan de sleutelbos
van mijn zus. Ik veronderstel dat u dat ook wel zal onderzocht hebben. Ik
ontdekte dat een van die sleutels die ik niet herkende een RFID-sleutel was
voor een bankkluisje.’ Ondertussen dacht hij dat ze hem ook wel naar het LCR konden
gevolgd zijn, maar dat bezoekje kon ook uitgelegd worden als een deel van zijn
diplomatieke missie.
De heer Vastai knikte.
‘Inderdaad, wij wisten waar de sleutel voor diende, maar onze banken zijn qua
privacy nog strikter dan de banken van de Oude Wereld. Wij kregen helaas geen
toegang tot de kluis. Enkel de nabestaanden die volgens de woordvoerder van de
bank, de overleden Daiki Ayumu, volgens een specifiek protocol hun aanspraak op
de inhoud konden maken. En dat was u, Mijnheer March. Maar u hebt mij nog
altijd niet gezegd wat er nu juist wél in de kluis zat. Ik kan begrijpen dat u
ook in het ijle tastte omtrent de inhoud maar u hebt toch iets gevonden. Het briefje
van de moordenaar bewijst het ons.’
Stephen haalde uit zijn
binnenzak de videostick en overhandigde hem aan de hoofdinspecteur. ‘Het zijn
verschrikkelijke beelden van de moord op mijn zus. Ik weet dat ik zo’n bewijs
direct naar u moest brengen, maar ik had er geen benul van wat erop stond en
toen ik de mogelijkheid kreeg om de beelden te bekijken was ik volledig van de
kaart. Ik was gewoon kapot. Ik wil die beelden nooit meer zien, ze zullen voor
de rest van mijn leven in mijn dromen spoken. Er staat trouwens ook nog een
gelijkaardige waarschuwing op aan mijn adres gericht, net zoals op het briefje
aan de heer Ayumu. Ik begrijp het allemaal niet meer. Nu zit ik er met nog een
raadsel bij,’ en wees op de slide met de tekst over het ongeluk van zijn vader
en stiefmoeder. Stephen liet ontmoedigd de schouders hangen.
‘U bent een slimme man,
Meneer March en ik ben zeker dat het u ook is opgevallen dat er hoofdletters in
die tekst komen waar die niet hoeven te staan. Kan u daar iets van maken? Het
kan een naam zijn. Wij dachten aan MASOWA, WASOMA of SOMAWA of nog een paar
ander mogelijkheden. Kent u iemand met die naam die iets te maken zou kunnen
hebben met de moordenaar. Wij tasten hieromtrent in het duister.’
Loog de hoofdinspecteur
of wilde hij Stephen uit zijn tent lokken, hij wist het niet. Stephen moest hem
sowieso het antwoord schuldig blijven. Hij had inderdaad de hoofdletters niet
over het hoofd gezien. Maar eerlijk gezegd kende hij geen enkel persoon die aan
het anagram voldeed. Er schoot hem wel een idee door het hoofd wat hij er
eventueel nog mee zou kunnen doen maar dat hield hij wijselijk voor zich.
De hoofdinspecteur nam
de stick en maakte aanstalten om hem te bekijken maar Stephen stond recht en
vroeg, bijna smekend ‘Alstublieft, hoofdinspecteur, ik kan het absoluut niet
aan om nog eens naar die beelden te kijken. Je mag de stick houden, ik wil er
niets meer mee te maken hebben. Laat mij die gruwel bespaard blijven.’
Norino Vastai knikte.
‘Ik begrijp het, mijnheer March. Moest er u toch nog iets door uw hoofd
schieten, al denkt u dat het nog zo onbelangrijk is, u hebt mijn kaartje,
aarzel niet om mij op te bellen. Op dit moment kan alles van belang zijn. Ik
moet u wel vragen om ons grondgebied niet te verlaten. Kan u dat regelen met uw
ambassade? Ik duid er nog eens op, wij beschouwen u niet als verdachte en u
bent vrij te gaan en staan waar u wilt op dit moment…maar dan wel in de Nieuwe
Wereld! Als u Sanctuary verlaat zou ik graag hebben dat u ons een seintje geeft
met opgave van uw nieuwe bestemming. Beschouwt u zich maar als onze gast, je
kan trouwens eventueel een onkostennota indienen voor het ongemak die gepaard
gaan met uw verlengd verblijf. Ik zorg dan zelf wel dat die door onze
boekhouding betaald wordt.’
Stephen verliet met
gemengde gevoelens de thuisbasis van de Veiligheidsdienst. Hij had weer een
emotionele klap gekregen. Zijn vader en stiefmoeder vermoord? Waar zou dit
stoppen? Zou hij de moed blijven vinden om door te gaan? Hij moest. Voor al die
slachtoffers en speciaal voor zijn geliefde ouders. Hij hield een taxibot aan
en gaf het Oji op als bestemming. Hij had een ideetje dat hij wou uitproberen!
copyright Rudi J.P. Lejaeghere
26/06/2015
Reacties
Een reactie posten