Chateau Rouge: Deel 10
10. Een gevaarlijke verklaring
Nadat François een lang telefoongesprek had gevoerd, zag Katarina dat er iets niet in orde was. Ze kende François al ietsje beter door dat hij de vriend was van haar tweelingzuster. Katarina kende de meeste van zijn gelaatsuitdrukkingen maar deze die hij nu opzette had ze nog nooit gezien. Het was er een van pijn, woede en tegelijkertijd van schaamte.
Hij gaf kort een teken dat ze hem moest volgen, zonder dat hij uitleg gaf. Ze veronderstelde dat hij niet vrij kon spreken in het gezelschap van zijn mannen of haar bedienden. Die kiepen nog altijd heen en weer in de vertrekken waar hen dat was toegestaan door de politie.
In het bureau van Katarina zelf aangekomen, deed hij de deur achter haar dicht. ‘Zet u even neer, Katarina.’ Hij tutoyeerde haar zoals ze hem dat al een tijdje had gevraagd. Hij was geen onbekende voor haar, gezien hij met haar zuster sliep en bij diverse gelegenheden de laatste tijd op het kasteel was geweest.
‘Commissaris Leclercq en Jean-Pierre zijn overvallen tijdens hun rit naar het hoofdkantoor.’
‘Jean-Pierre…!’ schreeuwde Katarina terwijl ze haar arm naar de adjudant uitstrekte in een vertwijfelde poging om het onheil te weren.
‘Neen, Jean-Pierre is volgens onze eerste indrukken niet gewond, echter…, Commissaris Leclercq is overleden tijdens zijn overbrenging naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Hij was dodelijk getroffen door een kogel in de buikstreek.’
Katarina hield haar adem in. Ze was enerzijds van de kook om dat die lieve man gestorven was, maar haar angst om Jean-Pierre was even groot. Ze schaamde zich te tonen dat ze innerlijk blij was dat de kogel Jean-Pierre niet had getroffen.
‘Het spijt me voor je baas, François, mijn diepste deelneming in je verlies. Maar hoe is hij? Is hij… is Jean-Pierre daar nog?’
Nu zag ze in zijn gezicht terug de glans van schaamte en keek hem vragend en bang aan. ‘Wat is er, François, zeg het me, waar is hij?’
François was duidelijk verveeld met de situatie, maar wou de zuster van zijn vriendin niet in het ongewisse laten. ‘Er is geen spoor van Jean-Pierre. We weten niet waar hij is. De Mégane van de Commissaris werd gevonden met enkel de bestuurder aan het stuur, Commissaris Leclercq dus.’
‘Maar hoe kan dit, waar is Jean-Pierre dan?’ Terwijl ze de vraag stelde, was ze al bezig het mobiel nummer van haar vriend te tikken, maar niemand antwoordde.
François stond wat bedremmeld te draaien. Hij moest blijkbaar nog iets meer kwijt en Katarina, in al haar vertwijfeling, merkte dit dan toch uiteindelijk op. ‘Er is nog iets anders, is het niet, François?’ Ze nam hem bij de armen en schudde even aan hem. ‘Vooruit ermee, zeg me alles, ik moet het weten.’
De adjudant schraapte zijn keel. ‘Vooraleer de Commissaris stierf, heeft hij nog iets gezegd aan de dokter van de ambulancedienst. Het kan natuurlijk van alles betekenen, maar ik moet van het ergste vanuit gaan, Katarina.’
‘Hoe bedoel je, je zei dat hij niet gewond was, wat kan er dan erger zijn?’
‘De commissaris zei dat de overvallers Jean-Pierre kenden. Dat was alles, maar als…’ Hij stopte zijn zin halverwege. François wist dat Katarina het niet graag zou horen, maar hij was eerst en vooral een politieman en dan pas vriend van Cecile, de zuster van Katarina. Hij zou de deze zaak leiden en voeren zoals zijn baas zou gedaan hebben. Hij was het hem verschuldigd en hij wou de daders, wie dan ook verantwoordelijk was, voor de rechter veroordeeld en achter de tralies.
‘Als de overvallers Jean-Pierre kenden, Katarina en als Jean-Pierre niet verwond werd tijdens het schieten, dan moet dan moet ik de mogelijkheid incalculeren dat Jean-Pierre mogelijks van die overval wist of op een of andere manier die mensen kon verwittigen.’
‘Neen, François, hoor jezelf nu, dat kan toch niet. Je kent Jean-Pierre toch ook. Die zou zoiets nooit of nooit van zijn leven doen. Hij is geen gangster en hij zou niet toelaten dat men een politiemand doodt. Hij is door die mensen om de een of andere manier als gijzelaar meegenomen. Ze willen…, ik weet niet wat ze willen, maar ik kan niet aanvaarden dat Jean-Pierre in de zaak maar een greintje schuld heeft. En jij weet dat ook!’
François keek echt beschaamd om zijn bewering, maar ging toch verder met zijn uitleg. ‘Ik ben een politieman, Katarina en ik vermoed ook dat Jean-Pierre hier geen schuld aan heeft. Maar met de laatste woorden van de Commissaris en met de moord hier op het kasteel waar zijn sjaal om de nek van de conciërge hing, moet ik alle mogelijke pistes nagaan. Zelfs de meest onwaarschijnlijke. Voor onze vriendschap spijt me dat ten zeerste en wil ik me op voorhand verontschuldigen.’
Een van de onderzoekers riep op dat moment François bij hem. Het liet Katarina de tijd om alles op een rijtje te zetten of toch op zijn minste wat te bekomen van deze verontrustende tijding. Zou de moord op het kasteel een verband hebben met de overval op de wagen van de Franse politieman? Hoe kwam het dat die mannen haar vriend kenden? Het duizelde in haar hoofd van zoveel vragen die bij haar opkwamen. Ze wist niet wat haar overkwam maar ze wist wel wie naar haar zou luisteren.
Ze tikte een telefoonnummer in dat ze van buiten kende. Een paar seconden later hoorde ze een bekende stem. ‘Met Cecile, hoi Katarina, hoe is het daar op het kasteel? Vorderen de voorbereidingen voor het feest?’
Toen Cecile Katarina hoorde snikken wist ze dat er iets ergs gebeurd was. Katarina vertelde haar in horten en stoten de gebeurtenissen van de laatste uren. Ze had nog niet eens de kans gezien om haar zuster op de hoogte te stellen na de brand van de conciërgewoning, de ontdekking van de moord in de Chambre Rouge en de overval op de wagen en de ‘ontvoering’ van Jean-Pierre. Want in haar binnenste wist ze dat Jean-Pierre niet goedschiks meegegaan was met de overvallers.
‘Katarina, blijf waar je bent, ik spring in mijn wagen en ik kom direct af. Regel het met François dat ik binnengelaten wordt, want ik veronderstel dat de misdaadplaats afgeschermd is. Hou je kranig, zus, hier moet je niet alleen door, ik kom eraan.’
Toen ze het gesprek afduwde, voelde Katarina zich ietsje beter. Ze wist dat ze op haar zus kon vertrouwen en dat ze veel aan elkaar hadden. Samen zouden ze een oplossing vinden voor al deze onwaarschijnlijkheden en wat Jean-Pierre zou vrijspreken van hetgeen hem mogelijks ten laste werd gelegd.
Ze zag François met een nog mogelijk langer gezicht naderen.
‘Sorry, Katarina, ik heb zojuist van een van de technici gehoord dat ze een leeg blik brandversneller in jullie gezamenlijke slaapkamer hebben gevonden, weggestopt in een van de kassen achter wat rommel. Dat maakt…’
Katarina werd woedend. ‘Zie je niet dat dit opgezet spel is, François. Als dat blik er is, dan kan ik ook de schuldige zijn, het is ook mijn kamer en niet die van Jean-Pierre alleen. Neem mij dan maar in voorarrest, misschien ben ik ook een grote crimineel.’
François knikte ontkennend. ‘Neen, Katarina, jij hebt dat blik niet aangeraakt en ik weet dat omdat we het getest hebben op vingerafdrukken en de enige die erop staan zijn die van Jean-Pierre!’
© Rudi J.P. Lejaeghere
7/01/2016
Reacties
Een reactie posten