Requiem: Hoofdstuk 47 (1e deel)









47



            Mijn vriendin, Satomi Kiyomizu, woonde niet zo ver weg. Het gebeurde zelf dat we om beurt, de ene week ik, zij de andere week, te samen van en naar het werk poolden. Sato was een lieve meid. We waren ongeveer in dezelfde periode in het boekhoudingkantoor begonnen. Zij een klein half jaar vroeger dan ikzelf. Ze had me toentertijd wegwijs gemaakt in de firma en mij een paar goeie tips gegeven in verband met de sociale omgang met de collega’s en de baas. We konden het gewoon goed met elkaar vinden. Twee gelijkgestemde zielen en we konden tijdens het werk onze frustraties en stress wat uitpraten als dat nodig bleek. Ook na het werk gebeurde het dat we eens iets organiseerden. Een bioscoopje of een avondje discotheek. Steevast een meevaller.
            Een kwartiertje later was ik ter plaatse. Via de deurtelefoon duwde ik op het knopje dat zich naast het naambordje van Satomi Kiyomizu bevond. Ik kreeg geen antwoord en probeerde het nog een paar keer. Misschien werkte het ding niet. Zou zeker niet de eerste keer zijn. Ik zag juist een oude dame die van plan was om naar buiten te komen. Ik deed het voorkomen alsof ik iets in de deurtelefoon sprak en juist op het moment dat zij buitenging, groette ik de oude dame vriendelijk en glipte langs haar heen, het gebouw binnen. Een oude truc die waarschijnlijk door vele mensen al voor was gebruikt.
            De lift bracht mij op de tiende verdieping waar mijn vriendin haar flat had. Toen ik aan haar deur kwam, zag ik dat die op een kier stond en er ging direct een alarm af in mijn lichaam. Ik had een bang vermoeden en voelde meteen aan dat er hier iets niet klopte. Door mijn opleiding reageerde ik direct op de situatie en nam een verdedigende houding aan terwijl ik met mijn voet de deur voorzichtig verder openduwde. Wat verder in de lege gang zag ik een vaas die in stukken op de tatami lag. Voor alle zekerheid keek ik door de kier van de deur om te vermijden dat er zich iemand daarachter schuil hield. Voetje voor voetje kwam ik het appartement binnen en probeerde zo min mogelijk lawaai te maken.
            Op het einde van de gang meed ik de scherven en keek even vlug de hoek om in de leefkamer. Het was een korte beweging geweest, maar ik had de situatie direct ingeschat. Hier had men gevochten. Er lagen stoelen om en er waren nog wat dingen gesneuveld. Was mijn vriendin Satomi hier nog? In mijn vlugge beschouwing van de situatie had ik iets gezien wat niet klopte. Iets in de normale schikking van haar living was veranderd. Nu ik binnen stond keek ik wat langer rond en zag dat de deur naar de slaapkamer gebarricadeerd was door een grote staande kast uit de leefruimte waarvoor nog een divan geduwd was.
            Ik nam die eerste stap waardoor ik mij in de leefruimte waagde. Mijn hart voelde ik als een razende kloppen in mijn keel. Als er nog iemand was, zou dit het moment zijn dat hij de aanval zou inzetten. Maar het bleef stil en niemand sprong tevoorschijn met een zwaard, knuppel of een ander wapen. Ik ademde weer en besefte  pas toen dat ik al een tijdje mijn adem had ingehouden. Wie zat er achter die deur? ‘Sato, ben jij daar?’ Eerst hoorde ik niets. Maar een plots gestommel zei me dat iemand achter die deur mij gehoord had.
            ‘Yukiko? Ben jij het. Ik ben overvallen en heb me hier ingesloten maar die engerd heeft de deur gebarricadeerd en ik krijg die meubels niet van hun plaats.
            Satomi kon soms heftig uit de hoek komen, maar was een tengere vrouw en ik begreep dat zij alleen deze twee meubelstukken niet van hun plaats zou krijgen. ‘Geef me wat tijd, ik krijg die wel weg.’ Ik sleurde de divan naar achteren, wat betrekkelijk gemakkelijk ging. Maar ik stond ook aan de juiste kant van de deur. Sato moest duwen tegen de kast én de divan en dat was misschien wel iets teveel voor haar. De kast was een ander paar mouwen. Uiteindelijk kon ik die een stukje verduwen zodanig dat ik in de reeds geopende deur mijn vriendin zag staan. Haar bloes was gescheurd en er ik zag bloed op haar mond en wangen. Haar ene hand hield ze met de andere vast, waarschijnlijk gebroken. Haar mascara was uitgelopen en haar rode lippenstift uitgeveegd over haar wang. Door de tranen was haar gezicht veranderd in een karikatuur van een trieste clown. Toch kon ik er niet mee lachen. ‘Wat is er gebeurd, Sato? Je zond me daarnet toch nog een bericht?’
            Ze keek alsof ik van een andere planeet was. Waarschijnlijk nog wat van de kook door de overval. Ik hielp haar uit de kamer. Toen ik per ongeluk haar hand aanraakte, kromp ze ineen van de pijn. Ja, daar was wel degelijk iets gebroken. ‘Vertel, Sato, wat is er gebeurd?’
            Tussen het gesnik door kon ik verstaan dat ze deur opengedaan had voor iemand die zich voordeed als van de Veiligheidsdienst. Blijkbaar had die man een insigne gestolen of nagemaakt want op het moment dat hij binnenkwam, probeerde hij Satomi vast te grijpen. Ze had zich kunnen lostrekken, waarbij haar bloes was gescheurd. De man had de achtervolging ingezet en zij was zonder verder te kijken het huis ingevlucht. De vaas was gesneuveld op het moment dat de man haar bijna voor de tweede keer vast kreeg. Hij had haar een mep verkocht tegen haar gezicht waardoor zij de kamer in viel en verkeerd op haar hand was terechtgekomen. Ze had zichzelf met alles wat ze kon verweerd, niettegenstaande de pijn van haar gebroken pols. Ze had de overvaller met haar voet kunnen raken, wat haar wat tijd gaf. Wat ze maar in handen kreeg smeet ze met haar goede hand naar het hoofd van de overvaller. Uiteindelijk had ze zich in haar slaapkamer verschanst, die als paniekkamer was omgebouwd.
De deur was van staal en had een speciaal slot die niet zomaar gekraakt kon worden. Niettegenstaande de structuur kon men ze door op een knop binnenin de kamer te drukken, deze vliegensvlug sluiten. Vele flatbewoners hadden zo’n kamer, gezien de stijgende criminaliteit en de ongekende brutaliteit van sommige van die straatgangsters. Ze volgden je onopgemerkt, keken waar je woonde en kwamen met dezelfde truc die ik gebruikt had het appartementsblok binnen. Dan deden ze zich voor als onderhoudsman, of iemand van de elektriciteit- of gasmaatschappij.
In dit geval was het iemand van de Veiligheidsdienst en je kreeg wat Mace in je gezicht gesproeid als je geluk had. Sato had minder geluk gehad en een bruut voor haar gehad die met een goed gerichte slag zijn slachtoffer naar dromenland wou sturen. En dan verdween je laptop, je sleutels, je autobot, geld en alles wat er men geld aan kon verdienen.
Verdomme, waarom werden alle mensen om me heen gemolesteerd. Er was iets wat uit de diepe krochten van mijn herinneringen naar boven kwam. ‘Gelukkig dat je mij een berichtje doorgaf, anders zat kon je hier nog een tijdje opgesloten zitten en met die gebroken pols. Laat ons maar direct naar het ziekenhuis rijden om…’
            Sato nam me verbaasd met haar goede hand bij de arm. ‘Je sprak zonet ook al over een bericht. Welk bericht? Ik heb je geen bericht gestuurd. Ik had mijn mobieltje niet bij me. Dat moet die man meegenomen hebben. Ik ben mijn volledige handtas gestolen, met mijn sleutels van mijn voertuig en al mijn identiteitspapieren en ook mijn mobieltje.’
            Het zweet brak mij langs alle kanten uit! Ik was in een valstrik gelopen, dit ging niet om Sato maar om Stephen. Men had mij weggelokt van Stephen March. Wie kon dit anders zijn dan Michael. Hij moet het gevecht met zijn tegenstander overleefd hebben. Of anders was het zijn tegenstander die dezelfde opdracht had. Verdomme! Waarom had ik niet eerst opgebeld en…Het had geen zin om mijn naïviteit in deze zaak te verwensen. Nu was het toch te laat om dit ongedaan te maken. ‘Sato, sorry, het is een zaak van leven en dood. Men wil mijn vriend vermoorden en daarom hebben ze me weggelokt van hem door met jouw mobieltje een vals bericht te sturen. Hij moet van onze vriendschap geweten hebben.’
            Sato schudde haar hoofd. ‘Ik begrijp het niet, wie…’ Voor haar was het waarschijnlijk koeterwaals maar ik had geen tijd om mijn vriendin naar het ziekenhuis te voeren. Ik belde direct een ambulance en gaf het adres op waar ze mijn vriendin konden vinden. ‘Vertel hen het verhaal dat je mij verteld hebt, vertel echter niet van het bericht die ik gekregen heb. Ik moet nu weg. Sorry Sato, ik leg het je later uit.’
            Niettegenstaande ik met pijn in het hart mijn vriendin moest verlaten, wetende dat ze ook in nood was, vloog ik de gang door. Direct zou de dokters van de ambulance haar helpen en ik zou het goedmaken met haar…als ik nog de kans kreeg. In mijn haast gleed ik bijna uit en klopte als een razende met mijn vuisten op beide liftknoppen om te dalen en te stijgen. Een minuut moest ik wachten, het maakte me bijna gek van de zenuwen! Tien verdiepingen naar beneden en de lift stopte nog twee keer om mensen binnen te laten. Mijn tanden knarsten van ongeduld en ik wrong me heel onbeleefd steeds vooraan in de lift. Toen ze openschoof maakte ik me fijn en al waren de deuren nog niet totaal open ik flitste erdoor. Op weg naar mijn autobot die ik een eind weg had geparkeerd liep ik hard in op minstens vier mensen. Ik mocht geen tijd meer verliezen. Automatische riep ik gans de tijd maar sorry en ik hoopte dat de mensen niet gekwetst waren. In mijn autobot zette ik de besturing op manueel en scheerde  als een wegpiraat in de richting van mijn appartement. Ik wist niet of Stephen daar nog was of reeds vertrokken was naar mijn ouderlijk huis. Hij antwoordde niet op mijn vruchteloze pogingen om hem te bereiken met mijn mobieltje.



……..




            ‘Iléna, hoor je me?’ Gekko had de resultaten van de query die hij losgelaten had op het personeelsbestand van De Kelder. Hij had een match met het gezicht dat Iléna in de parkeergarage had gezien.
‘           ‘Jawel, ik hoor je, ben blij nog “iets” te horen, het wordt hier wel wat eentonig. De mensen slapen op dit moment Gekko, dus moet ik mijn best doen om zelf niet in slaap te vallen. Ik ben maar overgestapt van water naar koffie. Gelukkig heeft onze Peter Jackson beschikking over zijn eigen koffieautomaat.’     
            Gekko probeerde haar tirade te stoppen, maar eens Iléna sprak, zwegen de meeste mannen. Gekko was nu natuurlijk niet ieder man. ‘Zwijg nu even een minuutje, lieve Iléna, en luister!’ Iléna slikte de laatste woorden in die ze nog wou zeggen. ‘Het zou straks wat minder eentonig kunnen worden. De persoon waarvan je een close-up hebt en die uit die “privaatdeur” kwam is Philip Collins, een doctor in de biogenetica. Dus een wetenschapper in dienst van “De Kelder”, op zich geen direct gevaar hoor ik je denken. De man doet wat overuren en gaat nu naar huis. Maar ik heb voor alle zekerheid zijn transponder op zijn autobot gescreend en er een volgbot op gezet. Wat blijkt? Hij rijdt niet richting “home sweet home” maar volgens de route die hij volgt moet hij binnen een kwartier aan de voordeur van de Old World Highest staan. Die man heeft volgens mij daar niets te zoeken, dus heeft hij op een of andere manier lont geroken. Ik weet niet hoe maar dat is een probleem dat jij gaat moeten verhelpen!’
            ‘Oké, Gekko, bedankt om de mond te snoeren,’ lachte ze, ‘ik ratel soms nogal door, heb graag het laatste woord, je kent dat wel. We zullen proberen die kerel te verschalken met mijn vrouwelijke charmes en als dat niet lukt, misschien dan op een wat pijnlijker manier. Tot straks!’
            Iléna schoot direct in actie. Ze trok de verdoofde Peter Jackson wat verder uit het zicht achter de balie. Trok hem zijn vest uit en probeerde zijn kepie even. Het was allemaal ietsje te ruim, maar van op een afstand zou men toch de indruk hebben dat een vrouwelijke nachtwaker de huidige shift draaide. Gelukkig was ze niet al te tenger gebouwd en zou ze niet uit haar rol vallen door de te ruime kleding. En dan nog, wie zegt dat een nachtwaker een modepop moet zijn. De man was dus een wetenschapper, wat had die hier te zoeken? Normaal gezien was dit niet het werk van een wetenschapper in de bio-ingenieurwetenschappen.  Misschien had Gekko het verkeerd en moest die kerel per toeval in de omgeving zijn. De heer Philip Collins kon ook een vriendinnetje hebben die hij nog even wou opzoeken. Of misschien zocht hij wat vertier in een of andere bar in de omgeving. Ze wist natuurlijk dat je van het ergste moest uitgaan, dan was je goed voorbereid.
            Ze speurde, terwijl ze tegelijkertijd de schermen in het oog bleef houden, af en toe even de omgeving af of ze iets verdachts zag. De straat langs de toren zag er tamelijk rustig uit op dit uur. Alhoewel binnen een paar uur de vroege morgenspits op gang zou trekken. Op dat moment zou alles achter de rug moeten zijn. Iléna ondervond op dat moment de relativiteit van de tijdservaring. De minuten die volgden leken haar uren te duren en het gebeurde niet veel, maar ze voelde zich niet echt op haar gemak. Ze hoopte dat zij niet aan de basis zou liggen van een mislukking van de missie. Hoe kalm ze ook overgekomen was op Gekko, toch was ze tot het uiterste gespannen. Wachten! Als een spin in haar web…of was zij de vlieg?



……..



copyright Rudi J.P. Lejaeghere


Reacties

Populaire posts van deze blog

My first e-book edition!!!!

Chateau Rouge: Deel 12