Requiem: Hoofdstuk 8 (1e deel)














8



            Het lijk lag uitgestrooid op de parking van het belangrijkste bioscoopcomplex ‘Megaskoop’ aan de buitenrand van de stad Sanctuary. In een lange lijn van een twintigtal meter werden de verschillende menselijke lichaamsdelen die ooit één geheel hadden gevormd, door mensen van de technische dienst gefotografeerd en gefilmd. Men gebruikte een speciale camera zodat men vanuit alle hoeken foto's en beelden maakte van de plaats delict en het verspreidde slachtoffer. Men kon achteraf deze beelden via een speciaal procedé omvormen naar 3D-beelden.
Daarna werden de lichaamsdelen volgens de gebruikelijke voorschriften gelabeld en verpakt door de technische afdeling en naar het mortuarium vervoerd. De patholoog-anatoom van de forensische dienst zou later het puzzelwerk moeten verrichten om deze verschillende pakjes weer samen te leggen tijdens zijn onderzoek om zicht te krijgen op de identiteit en de doodsoorzaak van het slachtoffer. Vanwege een specifiek deel dat men ondertussen al had gevonden, kon men met zekerheid zeggen dat het hier om een mannelijk individu ging. Voor de rest tastte men letterlijk en figuurlijk in het duister. Het was  drie uur in de morgen.
            De nachtwaker van Megaskoop had de stoffelijke resten van het onfortuinlijk slachtoffer gevonden op zijn nachtelijke ronde. De man zelf had de veiligheidsdienst nog kunnen verwittigen, al was hij toen al danig van de wijs maar nadien was hij in shock gegaan en daarom opgenomen in het plaatselijke ziekenhuis.
Je zou voor minder, dacht hoofdinspecteur Norino Vastai. Hij was midden de nacht opgeroepen gezien de modus operandi van de zaak die hij behandelde, kaderde in de reeks van recente moorden op praktiserende leden van de Akai.
Hij herinnerde zich nog goed het eerste geval en dat was toch al een tijd geleden. Eerst werd in de richting van de ontaarde wezens uit de Catacomben van de Deeplands gedacht. Deze piste werd bijna direct verlaten, gezien deze meestal hun slachtoffers niet in stukken sneden. Het lichaam van de slachtoffers van de Kannibalen vertoonden immers altijd bijtwonden. Het ontbrak bij deze doden aan stukken vlees. De gedegenereerde moordenaars uit de Deeplands scheurden met hun vlijmscherpe tanden hapklare brokken  uit hun slachtoffers waarmee ze hun altijd hongerige magen vulden. Wat overbleef in die specifieke gevallen was een min of meer afgekloofd schepsel, maar waar duidelijk nog het figuur van een mens in zichtbaar was.
Shi Udesama, de adjunct van Norino Vastai,  kwam met beide armen zwaaiend aangerend van uit de strook met bomen die het complex omringden.
'Hoofdinspecteur, hoofdinspecteur, dit moet je zien, ik heb…’. De rest van de zin ging verloren in het geluid van een helibot van de pers die een grote honderd meter verder juist opsteeg. Zij hadden zich niet binnen een bepaalde perimeter van de plaats delict mogen begeven en dat had hen tegen de borst gestoten. Ze zouden waarschijnlijk nu nog een paar overzichtsbeelden van bovenaf maken en dan verdwijnen. Morgen stonden dan wellicht de kranten weer  bol van vermoedens en gissingen en vooral met verwijten aan het adres van de veiligheidsdienst en de politie omdat zij de seriemoordenaar nog niet hadden kunnen inrekenen. Venijnige mensen, waren het, die persmuskieten. De zaak was op sommige momenten beter gediend zonder hen dan met.
Zijn adjunct had een wit papiertje verpakt in een plastiekzakje in zijn handen. ‘Dit hing aan een boom vastgemaakt….’terwijl hij met zijn vinger in de richting van de bomen achter hem wees. ‘Ik heb de technische dienst al verwittigd die zone te onderzoeken op eventuele voetafdrukken of andere sporen, maar ik denk dat je dit wel direct wil lezen.’
Norino Vastai nam met een bang vermoeden het zakje over van zijn adjunct en probeerde met zijn een staaflampje de woorden te ontcijferen op het papiertje. Hij huiverde even. Niet vanwege de koude avondlucht die toch nog door zijn dikke vest drong. De inhoud was terug een Latijnse tekst. Norino herkende de speciale schriftstijl van het vorige briefje die hem overhandigd werd in verband met de dood op Suzy Chang.

Mors stubebit et natura,
Cum resurget creatura,
Judicanti responsura

De tekst was ondertekend: Rechter van dienst. Tot uw dienst, hoofdinspecteur!

Een nieuwe opdracht voor zijn vertaler. Norino Vastai vroeg aan zijn adjunct de tekst door te zenden aan het hoofdkantoor. Deze kweet zich zoals altijd als een gedreven rechercheur in zijn opdracht en scande met zijn mobieltje de tekst in en zond die naar de betreffende persoon terug met de mededeling ‘Dringend’. Nog geen vijf minuten later kwam het antwoord. Vastai was niet verwonderd dat het weer een uittreksel was uit het Requiem van Mozart. Hij zou dringend zijn muzikale kennis moeten bijschaven. Met ontzetting las hij de vertaalde tekst

De dood en de schepping zullen verstomd staan,
Wanneer de schepselen zullen herrijzen
Om zich voor de Rechter te verantwoorden

            Dat verwaand schepsel eigende zich de titel van ‘Rechter van dienst’ toe. In het vorige briefje was er ook al sprake van een rechter. Tot uw dienst! Hoe arrogant en…. De hoofdinspecteur slikte even om zijn woede en onmacht weg te werken en zijn kwade gedachten op een ander spoor te zetten. Op die manier kwam men niet tot oplossingen. Woede was de slechtste raadgever van een onderzoeker. Hij moest zich distantiëren van zijn persoonlijke gevoelens. Op die manier alleen kon hij een klare kijk krijgen op de zaak. Een onbevoordeelde opinie en een rationele benadering van de feiten was de enige manier om tot oplossingen te komen. Dat had hij geleerd door de jaren heen. Anders zou hij zich zoals de meeste mensen verliezen in emoties en daarmee was de zaak niet gediend.
            Hij viste zijn memoblok uit zijn binnenzak. Het was een interessant stukje hardware waar hij alle belangrijke feiten van de lopende zaak in opsloeg. Getuigenverslagen, ondervragingen, rapporten van de patholoog-anatoom, zelfs foto’s van de plaats delict en van de lijkschouwing kon hij met enkele bewegingen terughalen en raadplegen. Het bezat een intelligent geheugen en kon via draadloze verbinding met de databanken van de veiligheidsdienst info via kruisreferenties opzoeken uit andere gelijkaardige dossiers.
            Ondertussen las hij een aantal zaken nog eens door. Het zou over een paar weken juist op de kop af twee jaar zijn dat ze het eerste slachtoffer van de Akai-moorden hadden aangetroffen. De eerste gevallen bevonden zich dichtbij de Catacomben. Het duurde echter niet lang voor de seriemoordenaar driester werd en de stoffelijke overschotten tot aan de randstad van de beide steden Sanctuary of Tokio achterliet. Vastai had het gisterenavond nog in een gesprek met zijn adjunct Shi over de wijzigingen in de MO van de dader.
            ‘Wat denk jij, Shi,’ had hij gevraagd,’ is hij nu onvoorzichtiger geworden of moeten we een andere denkpiste gaan volgen.’
Shi was iets groter dan hoofdinspecteur Norino en wat gespierder zonder naar het pezige te neigen. Lichamelijk bijna het tegenovergestelde van de wat zwaarlijvige hoofdinspecteur. Met zijn zwarte haardos en zijn zwart pak had Shi’s uiterlijk wat weg van een ninja uit vorige eeuwen, dacht Norino Vastai.
Shi was nog betrekkelijk nieuw bij de veiligheidsdienst. De tienjarige loopbaan van de jongeman tegenover de dertig jaar dienst die Vastai er al had op zitten, maakte een groot verschil. Dat betekende niet dat Shi niet geschikt was voor zijn job, verre van. Hij was als primus uit de politieacademie overgestapt naar de veiligheidsdienst op vraag van de hoofdinspecteur. Hij kon zich geen betere hulp indenken. Wat Shi nu nog miste aan ervaring maakte hij ruim goed door zijn inzet en gedrevenheid. Norino had ook nog een tweede adjunct, maar die maakte op dit moment in het bureau het nodige papierwerk af.
            ‘Ik denk het niet, chef. Als we uitgaan van de kenmerkende psychologie bij seriemoordenaars is het hun wens om ooit gevat te worden. Maar hij wil het ons niet gemakkelijk maken. Wij moeten hem verdienen. Hij acht zich slimmer en wij moeten zijn spel meespelen en volgens zijn regels.’ Shi had hier duidelijk al goed over nagedacht. ‘Ik denk dat we hier met een intelligent maar ook uiterst gevaarlijk heerschap te maken hebben. Hij is klassiek geschoold, mogen we veronderstellen, gezien de Latijnse tekst die hij schrijft. Hij laat geen sporen achter. Tot nu toch niet!’
Inspecteur Vastai knikte bevestigend en tikte nog enkele opmerkingen bij in zijn memoblok.
‘Het is niet zoiets dat hij die teksten maar klakkeloos overschrijft’ ging Shi verder. ‘Het heeft voor hem betekenis, niet dat dit ons al wat dichter heeft gebracht, maar ja,’ merkte zijn adjunct cynisch op en krabde vertwijfeld even door zijn korte haar, ‘we weten ook dat hij zijn actieradius vergroot heeft zonder dat wij maar een centimeter dichter geraken bij een oplossing of zonder dat we enig bruikbaar spoor hebben. Dat wijst nog maar eens op zijn vernuft moet ik toegeven, maar ik vermoed dat het niet lang meer zal duren vooraleer hij een fout maakt. Er komt altijd een moment dat ze te ver gaan en hun hand overspelen.’
            ‘Laten we dát vooral hopen’, antwoordde Vastai,’en hoe vlugger hoe liever ik het heb. Zullen we het hier afronden, Shi? Ik zie dat de plaats delict afgesloten is en dat de technische dienst ook al vertrokken is. Probeer nog een paar uurtjes slaap mee te pikken vooraleer we voor de zoveelste maal nog eens onze kop breken over al deze dossiers. Slaap ze, Shi’.
            ‘Oké chef, tot binnen een paar uur,’. Norino en  Shi verlieten als laatste de parking van het bioscoopcomplex Megaskoop. Het was ongeveer zes uur in de morgen.




……..

Reacties

Populaire posts van deze blog

Chateau Rouge: Deel 12