De vrouw in het rood: Deel 23










23.

            Het was Jean-Pierre die het eerst bijkwam en een man hoorde roepen. Hij keek verdwaasd door de gebroken zijruit van de wagen. Een man in een overall en een pet op maakte gebaren die hij niet verstond. Hij schudde zijn hoofd en begreep dat de mans Frans sprak.
            ‘Ca va, monsieur? Vous êtes blessé? Gaat het meneer, bent u gewond ?’ Hij knikte naar de man en probeerde zich te bewegen. Dat ging moeilijk. De airbag zat in de weg en toen zag hij dat Katarina ook begon tekenen van leven te geven.
            ‘Gaat het, Katarina?’ Jean-Pierre zag dat ze lichtjes bloedde aan het hoofd. Het zag er niet echt ernstig uit, maar hij was geen dokter. Voor hetzelfde geld had ze een zware hersenschudding of erger. Ze keek naar hem zonder goed te begrijpen wat hij gevraagd had. Daarna keek ze rond haar. De airbag had ook voor haar de grootste slag opgevangen.
            ‘Wat is er gebeurd…ik herinner me…oh, shit ja, we hadden een botsing. Nu weet ik het weer.’ Ze bewoog haar armen en voeten, blijkbaar was ze er ook net als Jean-Pierre met de schrik vanaf gekomen.
            Ondertussen was de man met de overall aan het bellen. Waarschijnlijk naar de politie of om een ambulance. Zowel Katarina als Jean-Pierre begrepen dat ze in de penarie zaten. Wat zou er gebeuren als de politie hen herkende? Misschien was er een opsporingsbericht voor hen, ten gevolge van de razzia op het kasteel. Dat zou je de poppen aan het dansen hebben.
            ‘Kom,’ zei Katarina, we moeten hier weg.
            Maar de man die zag dat ze wilden uitstappen, probeerde hen dat enigszins te beletten. ‘Si vous êtes blessé, ne vous déplacez pas. C’est dangereux peut-être,’. De man was bang dat ze ernstig gekwetst waren en dat ze beter zouden blijven zitten tot de hulpverleners kwamen.
            Ondertussen hoorden Jean-Pierre in de verte een ambulance afkomen. Ze kropen beiden onhandig uit de auto. Katarina keek rond zich en zag dat de auto van de man waarop ze gebotst hadden, even verder stond.
            ‘Geen vragen stellen, Jean-Pierre, lopen naar die auto en hopen dat de sleutels erop zitten.’ Ze gaf het goede voorbeeld en rende op de voeten gevolgd door Jean-Pierre naar de SUV.
            De bestuurder keek hen allebei verbaasd na. Hij had natuurlijk niet begrepen wat Katarina had gezegd. Toen ze beiden in zijn wagen kropen, begreep hij dat ze de plaats van het ongeluk wilden ontvluchten. Maar toen was het te laat. Hij had door de schok van het ongeluk, de sleutels laten zitten en met piepende banden stoof Katarina en Jean-Pierre in de wagen weg.
            ‘Zie je politie achter ons, Jean-Pierre?’ vroeg Katarina terwijl ze het bloed van haar voorhoofd veegde. Ondertussen was de kleine wonde gestopt met bloeden.
            Jean-Pierre draaide zich om en keek door de achterruit of ze achtervolgd werden. ‘Neen, er staat juist een ambulance bij de man, maar ik veronderstel dat de politie daar ook gauw zal zijn. We kunnen niet blijven rijden in deze auto. Die zal geseind zijn.’
            Katarina sloeg een weg in. Jean-Pierre had nog juist het bordje ‘Gare’ zien staan. ‘Gaan we naar het station rijden?’ vroeg hij aan Katarina. Hij zag dat ze afremde en de auto links van de baan achter een hoop struiken reed.
            ‘Van hier af gaan we lopen, je hebt gelijk, deze auto gaat teveel opvallen. Als ik het goed voorheb is het ongeveer een half uurtje goed doorwandelen naar dat station. Laat ons maar voortmaken.
            Jean-Pierre zette er goed de pas in, maar moest toch even vertragen, want Katarina kon op haar damesschoenen zo geen snelheid halen. Als je alles op voorhand zou weten dan zou je sportschoenen hebben aangedaan, maar ja, ze hadden geen kristallen bol.
            Zijn partner had gelijk gehad, net iets na een half uur bereikten ze de ingang van het station. ‘We kopen geen kaartje aan het loket, dat doen we op de trein, op die manier kan niemand van het station ons identificeren. We nemen de eerste trein die arriveert, het geeft niet waar naartoe, als we maar van de politie verlost zijn. Dan kunnen we eens goed nadenken wat we zullen doen.’
            Jean-Pierre schudde verbaasd het hoofd. ‘Wat kunnen we doen, we zijn voortvluchtig en we zien er op dit moment niet uit. Mijn kleren zijn op verschillende plaatsen gescheurd en de jouwe zien er niet veel beter uit.’
            Katarina knikte. ‘Je hebt gelijk, maar ik zie hier op de uurregeling dat de eerste trein in de richting van een plaats gaat waar ik een heel goede vriendin heb. Een geluk bij een ongeluk. Daar is hij al, laten we instappen. De grond wordt hier te heet onder mijn voeten. We moeten het geluk niet meer tarten dan het nodig is.
            Jean-Pierre en Katarina stapten op en verlieten samen met de trein het verlaten perron.


© Rudi J.P. Lejaeghere
16/10/2014


Reacties

Populaire posts van deze blog

My first e-book edition!!!!

Chateau Rouge: Deel 12