Bloeddorst: Hoofdstuk 14
14
Vladimir
Sango bekeek aandachtig de instorting. De blokken rots die voor hem lagen waren
niet echt een probleem voor hem. Hij had genoeg kracht om deze te verplaatsen.
Hij rook echter dat het geurspoor niet van achter de geblokkeerde gang kwam.
Eerder van zijn linkerkant waar hij een grote rotsblok tegen de wand zag
liggen. Een normaal mens zou deze nooit alleen kunnen verplaatsen of opheffen.
Hij duwde zonder echt veel inspanning te leveren tegen de steenmassa en wist
dat hij het bij het rechte eind had.
Er
kwam een opening vrij achter de rots die hij juist aan de kant had geduwd. Een
walm van ongewassen mensenvlees kwam hem tegemoet. Er was een accent in datgene
wat hij rook dat hem tegenstond. Vladimir wrong zich door de krappe opening en
begon op gehurkt verder te kruipen. Het bleek een korte verbindingstunnel te
zijn naar een andere gang. Daar kon hij weer rechtop staan. De weg daalde
langzaam en draaide in een spiraal naar rechts. Langzaam als een roofdier dat
zijn prooi ruikt, daalde hij het ruwe stenen pad naar beneden af.
De
wanden dropen hier van het water dat in kleine stroompjes naar beneden vloeide.
Vladimir keek goed waar hij zijn voeten zette. Niet dat hij bang was om zich te
kwetsen, zijn Oude Kracht zou hem daarvan behoeden of direct genezen. Maar hij
moest zich telkens indenken en vooral niet vergeten dat hij eruit zag als een
mens en ook gekleed was als een mens. Hij verwachtte straks ook weer buiten de
grotten te staan. Het zou heel vreemd overkomen als zijn kleren besmeurd en
gescheurd zouden zijn. Hij kon zich niet permitteren dat hij gezien werd. De
mensen zouden vragen stellen en hij hield niet van pottenkijkers.
Toen hij een tijd
gedaald had, leidde de gang naar een nieuwe grot. Een grot die zich ver
uitstrekte en die middenin uitgesneden was door een rivier waar het water met
een snelle stroming voorbij vloeide. Een normaal mens zou zich niet staande
kunnen houden in dit woelig water. Zijn eigen menselijk omhulsel zou
meegesleurd worden als hij zou proberen de rivier over te komen. Het spoor kwam
nochtans van aan de overkant. Hij zou een andere oplossing moeten vinden.
Zijn blik speurde door de donkere gewelven en
ontdekte op manshoogte aan de rechterkant een klein plateau waar de rivier het
smalst was. Hij zag ook een andere rotsblok dat aan dezelfde kant op een
afstand van een meter van de andere oever van de rivier lag. Hij berekende zijn
kansen en ontdekte dat het mogelijk was om op die manier ongeschonden aan de
overkant te raken. Terug via die weg zou niet gaan en hij zou bij zijn aftocht
de zaak moeten herbekijken.
Via een paar
uitsteeksels in de wand klauterde hij moeiteloos op het plateau. Vladimir
schatte even in hoe hard en hoog hij moest springen. Het plateau was een
tweetal meter lang en zijn aanloop was heel kort. Zijn bovennatuurlijke kracht
bracht hem na zijn sprong op de rotsblok waar hij even wankelde, zijn evenwicht
herwon en gemakkelijk naar de overkant sprong. Hij bekeek zijn kleding en zag
er hier en daar wel een vochtige plek was door het klimwerk. Dat was het minste
van zijn zorgen, dat zou wel drogen.
Plots had hij een
beweging opgemerkt aan zijn rechterkant. De kluizenaar had hem bemerkt. Eligo
wist nu dat hij er was en Vladimir ging langzaam in de richting waar hij hem
gezien had. ‘Eligo, n’ai pas peur, wees
niet bang. Ik wil je enkel wat vragen stellen.’ Hij luisterde even en hoorde
geen stappen meer. Eligo luisterde ook naar hem en stond stil. ‘Ik ken Abigor
die je het eeuwig leven heeft gegeven. Ik kan je misschien helpen om je tijd
van gevangene in deze grotten te beëindigen. Wil je niet naar buiten en je
krachten die je gekregen hebt van Abigor ontplooien? Wil je tot het eind der
tijden hier in het duister ronddwalen? Je kan een koning worden in de wereld
der mensen met wat Abigor je geschonken heeft en je rijk zal generaties en
generaties duren. Spreek met mij, Eligo en beantwoord mijn vragen en ik geef je
wat je altijd gewild hebt.’
Een tijdje hoorde
Vladimir niets, maar hij rook nog altijd de aanwezigheid van Eligo. De man was
aan het denken. Hij kon de man in het nauw drijven maar dan zou het moeilijker
worden om antwoorden te krijgen. Men vangt meer vliegen met honing dat met
azijn. Plots hoorde hij weer schuifelende stappen die naderden. ‘Bedankt,
Eligo, ik beloof het je, ik zal je bevrijden van je eeuwigdurende gevangenis.’
Vanuit het duister
kwam een man gekleed in rafelige kledij. Hij was uitgemergeld en onverzorgd,
maar boven zijn jukbeenderen schenen twee flikkerende ogen waar Vladimir het
Kwaad in kon zien. Zijn geur was bijna niet te harden. De man had zich
waarschijnlijk in jaren niet meer gewassen. In zijn hand had hij een stenen
knuppel die hij vermoedelijk als wapen gebruikte. Het zou niets uithalen tegen
Vladimir. Zijn kracht was ouder en sterker.
‘Étranger, vreemdeling,’ kraste Eligo’s
stem. Men kon horen dat hij moeite moest doen om te spreken. De jaren van
vereenzaming in de diepe grotten hadden hem het spreken bijna verleerd.
Gelukkig sprak
Vladimir tientallen talen perfect, zijn herinneringen bevatten zoveel levens in
zoveel werelddelen dat hij zich zonder moeite verstaanbaar kon maken in het
Frans. ‘Votre souffrance est enfin
presque finie, uw lijden is eindelijk bijna ten einde. In ruil voor wat
antwoorden zal ik je verblijf hier in deze gevangenis beëindigen. We dienen
dezelfde heren, Eligo. Dat zou je in mijn ogen moeten kunnen zien.’
De man tegenover
Vladimir keek hem aan. Zijn blik boorde zich in de ogen van Vladimir die
onbevreesd terugkeek. Hij voelde de onderzoekende blik hem aftasten en liet de
man toe om dit te doen.
‘Vous êtes du Diable aussi, je bent
ook van de Duivel.’ Het
was geen vraag maar een vaststelling. De man knikte hem toe en legde zijn
knuppel naast zich neer. Blijkbaar was hij overtuigd dat Vladimir geen gevaar
inhield.
‘Mijn beste Eligo,
ik zit met een probleem en ik denk dat jij mij kunt helpen. Mijn dankbaarheid
zal groot zijn en ik wil je redden van een eeuwig ronddolen in deze grotten. Ik
dacht niet dat dit de bedoeling was, wanneer je je ziel aan Abigor schonk.’
Vladimir wist de juiste woorden te spreken. Hij wou niet zeggen dat hij het
goed kon verkopen, dat zou negatief klinken. Hij wist echter wel dat een goed
einde van zijn zoektocht afging van de juiste woorden.
‘Ik wil de plaats
van een zeldzaam artefact te weten komen. Met dit artefact kan ook ik mijn
droom waar maken. Rijk worden, eeuwig leven. Zeg nu zelf, Eligo, het is een
droom die ieder mens najaagt.’ Hij wist dat Eligo of ieder mens een
gelijkgestemde ziel zou herkennen. Al was het dan een zwarte ziel, gevuld met
het Kwaad. ‘Ik wil de tweede doos van Pandora vinden. De doos die mij
onsterfelijk en rijk zal maken.’ Hij vertelde niet meer, maar het was genoeg om
Eligo te overtuigen. ‘Kan je me helpen? Heb je ook het vooruitzicht gekregen
van Abigor, kan je in de tijd kijken?’
‘Je le peux, ik kan dat!’ De stem van
Eligo klonk al wat minder schor. ‘Maar alleen als je kan leveren wat je
belooft. Ik word het langzaam moe om hier opgesloten te zitten.’
Vladimir knikte.
‘Ik zal doen wat ik beloofd heb en meer zelfs. Je zal meegenieten van mijn
eigen kracht en mogelijkheden. Mijn rechterhand zal voor jou zijn.’
Eligo zag het
Kwaad in de ogen van Vladimir en begreep dat hij grote kracht had en er
waarschijnlijk nog meer zou hebben als hij hem zou helpen. Gelijkgestemde
zielen herkenden elkaar en moesten elkaar dan ook helpen om krachtiger te
worden en over de wereld te heersen.
Zonder dat Eligo
nog verder sprak, zag Vladimir dat zijn ogen omhoog draaiden en enkel het wit
van de oogbol nog zichtbaar was. ‘Wezens van de Nacht zullen over de dood heen
de Onderwereld betreden.’ Eligo’s stem klonk anders, dieper en ouder. De stem
van een ziener of misschien Abigor zelf? Het kon Vladimir niet schelen, als hij
maar de goede antwoorden kreeg. ‘Ze zullen reizen over de Styx en Charon
betalen. Reizen naar het centrum van de rivieren van de Onderwereld, waar het
antwoord op je vraag te wachten ligt.’
‘Hoe kan ik de
onderwereld betreden en terugkeren, Eligo?’
Hij wist dat er
een mogelijkheid moest zijn. Als de vijand dit kon, dan moest er minstens één
middel zijn om dit ook te kunnen.
‘Jouw ziel kan
enkel reizen op die van een vers gestorven ziel. Herinner je waar je de
Onderwereld binnenkomt en daar zal je ook weer buiten kunnen. Drink eerst van
je eigen bloed en dan van dat van de pas gestorven ziel en je zal het rijk van
de Onderwereld betreden.’
‘Dank je Eligo,
voor je woorden en je hulp. Ik zal je nu alles geven wat je gevraagd hebt. Zie
je eigen toekomst aan en je zal weten dat ik de waarheid hebt verteld.’
Vladimir kon een grijns niet verbergen.
Eligo’s ogen
keerden zich weer en trokken zich in schrik open. Hij had het inderdaad gezien.
Vladimir was in één sprong bij hem en scheidde met een slag van zijn
rechterhand het hoofd van Eligo van zijn lichaam. Zoals hij had beloofd was
zijn rechterhand voor Eligo geweest en had zijn leven van eeuwig dwalen in de
grotten beëindigd.
Vladimir beet in
zijn pols en likte het bloed dat direct uit zijn aderen vloeide. Zonder wachten
nam hij het afgeslagen hoofd in zijn handen en likte met verwachting het bloed
van Eligo op. Het duurde amper een paar seconden. Hij hoorde zijn eigen bloed
ruisen in zijn oren en voelde zich duizelig worden. Toen er een waas voor zijn
ogen kwam, wist hij dat hij op weg was naar de krochten van de Onderwereld.
……….
Mercedes
had haar vriend Marcel Thibodaux voorgesteld aan Diana en Julius. Van het eerste
moment had Julius hem niet gemogen. Hij was van natuur al niet echt een fan van
het weerwolvenvolkje, maar Marcel had iets over hem, dat hij niet kon wijzen.
Iets dat hem tegenstond. Toen hij zag dat Diana daarentegen beter overweg kon
met hem dan met Mercedes, voelde hij zich jaloers. De man was breedgeschouderd
en met zijn baard had hij meer weg van een Viking, was zijn haar dan wat
lichter van kleur geweest. De roodbruine behaarde reus paste trouwens meer bij
Mercedes dan bij Diana, dacht hij. Hij wist echter dat ze hem nodig hadden en
plooide daarom zijn afkeuring om in een lijdzame toegeving aan de noodzaak.
‘Mag
ik vragen, Mercedes, hoe de overgang naar de Onderwereld zal gaan? Het heeft
geen nut naar daar te gaan om niet meer terug te kunnen. Ik weet dat ik mezelf
herhaal, maar draait het wel om.’ Julius wou wraak en daarom wilde hij zeker
zijn dat hij terugkwam.
‘Ik
heb onderweg voor de nodige zaken gezorgd. Ik moet een paar bevriende medici
hiervoor bedanken. Gelukkig hebben we daar ook bondgenoten. Je moet namelijk
weten dat we bloed van overleden mensen nodig hebben. Jullie nachtwandelaars,
hebben bloed nodig van …nou ja, laten we er niet omheen draaien, we zijn wat we
zijn. Het bloed van iemand van je eerste generatie die zelf nog geen bloed van
mensen heeft gedronken. Is dit voorhanden?’ Ze keek naar Julius om een antwoord
op haar voorzichtig gestelde vraag.
‘Geen
probleem, zowel Diana als ik hebben twee nieuwe familieleden die nog niet
hebben gedronken.’ Julius belde even met zijn mobieltje met het order om hen
twee buisje bloed te brengen van twee specifieke nachtwandelaars. ‘Zo is
gebeurd. Geld dit dan niet voor jullie? Zijn heksen en weerwolven anders als
het gaat om bloed?’
Mercedes
keek even opzij naar Marcel Thibodaux. ‘Het bloed heeft zijn eigen leven en
kenmerken. Bezweringen kunnen daar niet om heen. Marcel en ik hebben ergens
dezelfde genen. Daarom ben ik even bij een bevriende medicus geweest die zich
specialiseert in een specifiek onderzoek. Hij maakt namelijk een onderzoek aan
de familiebanden tussen de echte wolf, de ‘Canis
Lupus’ en onze soort. Zowel ik als Marcel hebben daar al een milde gift
gedaan van ons levensvocht om zijn onderzoek te steunen. Zijn wederdienst, echt
wolvenbloed, is op dit moment voor ons beiden de sleutel naar de Onderwereld.’
‘Maar
hoe gaat het werkelijk zijn gang. Het is toch niet zo, dat we door het drinken
van dat bloed, nachtwandelaarsbloed of wolvenbloed, we zomaar die Onderwereld
binnenstappen of toch?’ Diana was nog niet echt overtuigd of dit zou werken. Ze
had niet veel vertrouwen in Mercedes hoewel ze wel overtuigd was van haar
kracht.
‘Neen,
zo eenvoudig is het niet. Eerst en vooral moeten je je afzonderen op een plaats
waar er een beschermingsspreuk over uitsproken wordt. Zoals deze kamer die ik
voorgesteld had. Het lichaam, het omhulsel blijft achter in deze wereld en is
in de toestand dat het zal verkeren, heel kwetsbaar. Je moet vermijden dat
iemand, gelijk wie, dit levenloze object waar je in terug moeten keren, niet beschadigt
of zelf vernietigt. Daarna moeten je een aantal druppels van je eigen bloed
drinken. Daarop drink je van het bloed van je kroost, wij van onze voorvaderen.
Als laatste stap drinken jullie van het gif dat ik jullie zal geven.’
‘Wat,
gif! Ben je gek, ik wil geen zelfmoord plegen.’ Diana had het weer
uitgeschreeuwd. Ze nam elke gelegenheid te baat om voorstellen van haar
vrouwelijke tegenpool af te kraken. ‘Welke zekerheid geef je, dat je ons niet
echt wilt vergiftigen en dat we nooit meer een oog opendoen?’
Mercedes
zuchtte. ‘Oké, Diana, wat wil je? Ofwel doen we het op deze manier ofwel wacht
je maar tot je vijand een einde maakt aan de nachtwandelaars en alles op aarde
vernietigd die hem voor zijn voeten loopt. Aan jou de keus!’
Diana
zag er slechtgemutst uit. Ze had gewoon geen keus en ze wist het. ‘We doen het
op jou manier, maar ik wil na jou gaan en wee je als jij niet dood bent en onze
twee andere reisgezellen wel. Ik verzeker je dat je wolventrucje je niet zal
helpen.’
‘Geen
probleem, Diana. Maar wacht niet te lang. Hoe langer je wacht hoe verder je
terecht komt van de plaats waar wij terecht komen. We moeten samen blijven, ook
na het ritueel als we in de Onderwereld zijn. Het is van alle belang dat we
binnen de tijd dat de kring oplost terug in onze lichamen zijn. Anders…’
Iedereen begreep dat er geen toekomst zou zijn als dit gebeurde. ‘Hoe lang?’
vroeg Marcel. ‘Hoeveel tijd hebben we om te zoeken en terug te keren?’
‘Sommige
bronnen zeggen een week, andere spreken van enkele dagen, maar stel jullie even
de vraag of dit wel werkelijk een rol speelt. Als we niet weten waar de doos
zich bevindt, dan is het over en hebben we zelf geen reden meer om terug te
keren naar dit aardse bestaan.’
Het
gezelschap schrok uit hun concentratie toen ze een klop op de deur hoorden van
de kamer waar ze hun vergadering hielden. Het bleek de twee buisjes bloed voor
Diana en Julius te zijn. Na deze te hebben overhandigd verliet de boodschapper
weer de ruimte.
Mercedes
haalde uit een binnenzak van haar vest twee kleine buisjes met bloed. ‘Hier heb
ik het wolvenbloed voor Marcel en mezelf. Zoals ik gevraagd had staan hier vier
bedden. Laat ons plaatsnemen en het ritueel beginnen. Ik laat jullie weten wat
jullie juist moeten doen.’
Elk
van hen nam plaats op een bed, terwijl Mercedes een kring rond de bedden trok.
Eerst met zout en dan met en ander poeder dat geel kleurde en bij aanraking met
het zout een brandende streep trok in de vloer die praktisch direct weer
uitdoofde. Terwijl ze dit alles deed, prevelde Mercedes vreemde woorden.
Spreuken die afstamden uit een ver verleden, oud en beproefd zweefden de
woorden hun oren binnen en door de mantra van woorden werd iedereen rustig.
‘Drink
nu jullie eigen bloed.’ De twee nachtwandelaars beten hun eigen pols open en
dronken even van hun eigen bloed. Zowel Mercedes als Marcel sneden in hun hand met
een mes en deden hetzelfde met hun bloed.
‘Nu
het bloed van onze familie.’ Mercedes gaf een flacon aan Marcel en Diana en
Julius ledigden de twee flesjes die bij hen bezorgd waren.
Rondom
hen begon de kring langzaam te roken. Het proces was ingezet.
‘Nu
het laatste ingrediënt. Uit dezelfde binnenzak haalde ze een groen buisje en
opende het. Ze gaf het eerst aan Marcel die met een eerste aarzeling er
voorzichtig van nipte. Ogenblikkelijk begon het hem te duizelen en hij hoorde
zijn hart vertragen. Hij hoorde de slagen bonken in zijn oren, trager en trager
en hij legde zich neer op het bed. Langzaam vielen zijn ogen toe en hij ademde
niet meer.
Diana
en Julius hadden met verbazing de vlugge werking van het vergif aanschouwd.
Mercedes bood het groene glaasje nu aan Julius aan. Die keek even naar Diana en
maakte een proostend gebaar naar zijn vriendin voor hij er een slok van nam.
Ook bij hen werkte het goedje heel vlug. Mercedes knikte naar Diana. ‘Goed, ik
neem eerst een slok en geeft het je vlug, voor ik vertrek van deze wereld. Voel
gerust aan mijn lichaam of ik de waarheid spreek, Diana, maar wacht niet te
lang.’ Daarna nam ze het gif tot zich.
Voor ze omver kon
vallen had Diana het buisje al in haar handen. Toen Mercedes niet meer ademde,
controleerde Diana haar polsslag en luisterde daarna naar haar hart. Ze knikte
verbaasd. Mercedes was dood. Ze keek nog even naar het buisje en slokte de rest
van het gif naar binnen. Net als bij de andere kwam de dood vlug aangesprongen
als een roofdier uit de duisternis, die haar meesleepte zonder dat ze de
mogelijkheid had om zich te verweren.
© Rudi J.P. Lejaeghere
16/05/2015
Reacties
Een reactie posten