Requiem: Hoofdstuk 11 (2e deel)
……..
Hij kwam wakker op een brits. Zijn
hoofd deed pijn en zijn zicht was troebel. Veel van wat er gebeurd was, herinnerde
hij zich niet. Op weg naar huis, na de keiko in de gevechtsschool werd hij
aangesproken door twee mannen in een zwart pak. Hij had hen nauwelijks
opgemerkt toen ze in een even zwarte autobot naast hem in de lucht bleven
zweven. Zoals gewoonlijk was hij onderweg naar huis, uittreksels van ‘Een Boek van Vijf Ringen’ aan het
opzeggen in zijn hoofd. Dit was het boek van de leermeester van Kenjutsu,
Miyamoto Musashi, het boek dat hij al zoveel keren had gelezen dat hij het
bijna helemaal uit zijn hoofd kon opzeggen.
De mannen in zwart en vooral hun
ogen, dat herinnerde hij zich. Ze waren koud en berekenend. Het waren ogen die
hij ’s ochtends ook altijd in de spiegel zag. Zonder bewijs wist hij dat dit
gevaarlijke mannen waren. De mannen spoten een goedje in zijn gezicht en toen werd
plots alles donker. Stemmen…af en toe stemmen, die in zijn half bewusteloze
toestand doordrongen van buitenaf. Daarna pijn. Weer stemmen en vreemde
geluiden, maar nu binnen in zijn hoofd. Dwingende stemmen!
Langzaam werd zijn zicht beter en
zag hij dat men hem had vastgebonden. Hoeveel hij ook aan zijn boeien wrikte of
trok, hij kreeg ze niet losser, integendeel ze sneden dieper in zijn polsen en
enkels. Ook rond zijn nek was een brede band bevestigd, zodat hij niet met zijn
tanden aan het infuus kon. Het infuus dat in zijn linkerarm was aangebracht,
waar druppel per druppel een onbekende vloeistof in zijn aderen verdween. Rond
hem stonden nog een aantal monitoren die via draadloze elektroden op zijn
lichaam zijn lichaamsfuncties aangaven in lijnen en flikkerende getallen. Hij
sloot vermoeid en verward de ogen en wachtte af. Ondertussen hoorde hij muziek,
een sombere melodie met stemmen die hem meetrokken in hun lied, steeds dieper
tot hij op een moment niet meer wist of hij sliep of nog wakker was.
Na een tijd, een uur of misschien wel
meer - hij had geen besef van tijd - kwam er een man binnen met een witte jas
en een steriel mondmasker over de onderkant van zijn gezicht . Hij antwoordde
niet op zijn vragen maar verwijderde het bijna leeggelopen infuus en de
elektrodes. Uit zijn jaszak haalde hij een injectienaald en een kleine flacon
waaruit hij een geelachtige vloeistof opzoog en vervolgens via de katheter de
aderen inspoot.
Het werd weer donker om hem heen en
hij hoorde enkel nog de woorden die de man met het mondmasker uitsprak.
‘Hij is klaar voor vervoer.’
Blijkbaar had iemand de dokter
gehoord want de deur zwaaide open en de twee mannen in zwart pak kwamen de
ruimte binnen en maakten de boeien van de bewusteloze man rond de nek, handen
en voeten los. Met hun beiden droegen ze hem naar buiten en deponeerden hem
zacht in een brancard die zich in de passagiersruimte bevond van de autobot die
na het sluiten van zijn deuren de nacht ingleed.
Enige uren later werd de verdoofde
van de brancard uit de autobot overgeladen in een speciale wagon van een
langeafstandstrein van Amtrak die razendsnel vertrok naar zijn bestemming.
Af en toe kwam hij weer half bij
bewustzijn en hoorde hij de stemmen.
Alles
komt goed. Je moet nu rusten. Wij zorgen voor jou. Jij zorgt voor ons. Alles
komt goed. Je bent uitverkoren. Luister goed en alles komt goed!
De
bestemming van de trein was La
Guardia , de belangrijkste vlieg- en helihaven van New York
waar ze hem te samen met een nog een andere persoon op zijn draagbaar in zijn
volgende vervoersmiddel overbrachten. De speciale jet steeg ter plaatse een
aantal meter vertikaal op, plooide langzaam zijn vleugels uit en gezien de
piloot reeds toestemming had gekregen van de vluchtleiding, verdween hij met
een duizelingwekkende snelheid. De piloot programmeerde zijn bestemming in de
automatische piloot. Die had een van de mannen in het zwarte pak hem toegestopt
net voor het inladen van zijn vracht. De piloot kende deze heren omdat hij vroeger
nog enkele vrachtjes voor hen had vervoerd. Hij stelde geen vragen, de prijs
was goed en hij tikte onbewogen nog enige supplementaire gegevens in de
boordcomputer. Het toestel vloog in een grote boog over de skyline van de stad
New York en begon zijn lange vlucht richting Nieuwe Wereld.
……..
Ichirou Kato was adjunct-directeur
geweest van het Lucky Child Relocation toen de halfzus van Suzy Chang door zijn
organisatie werd geplaatst in haar nieuwe gezin. Stephen had deze informatie
nog doorgekregen van de virtuele Suzy. Nadien was zij van het scherm verdwenen
en hij vermoedde dat dit het laatste bericht was dat zij voor hem had
achtergelaten vooraleer zij gedood werd. Geen verdere uitleg over de twee
sleutels en hun bestemming.
Hij had terstond zijn diplomatieke
bronnen aangesproken om deze man op te sporen wat betrekkelijk gemakkelijk was
verlopen. Ondertussen had hij zijn thuisbasis verwittigd en de situatie omtrent
het overlijden van Suzy Chang uitgelegd. Vermoedelijk bleef hij wat langer
rondhangen om de familiezaken te behartigen, had hij aan zijn collega Reginald
Holt verteld. Zij zouden zonder hem moeten terugvliegen naar La Guardia New York. Terwijl
hij hen toch aan de lijn had, vroeg hij hen echter wel zijn visum te verlengen.
Gezien zijn status werd dit in een mum van tijd in orde gebracht. Stephen kreeg
drie weken extra om antwoorden te zoeken op al zijn vragen rondom de
mysterieuze dood van Suzy.
Hij had nu wel een naam maar Ichirou
Kato was een moeilijk te spreken persoon. Zelfs voor iemand als Stephen March
met al zijn diplomatieke invloed en zijn jarenlange ervaring bij de hoogste
vertegenwoordigers van de Nieuwe Wereld. Ichirou had LCR verruild voor een
directeurspositie bij de Fijutso Building
Company.
Verschillende telefoontjes vanuit
zijn ambassade naar de firma werden koel onthaald en hij had na veel aandringen
een afspraak kunnen regelen met de secretaris van Ichirou Kato. Men liet hem
een klein kwartiertje wachten in een comfortabele lounge waar een lieftallige oosterse
dame hem had achtergelaten met een frisdrankje.
Een kleine man, Ayaka Sato, het
stereotiepe figuur van een vooroorlogse Japanner groette hem beleefd en vroeg
hem te volgen naar zijn kantoor. Steven volgde hem door een doolhof van gangen
die één reclamebord waren voor de Fijutso Building Company. Het was een
vooraanstaande firma in de bouwwereld die miljardenprojecten afsloot in de Oude
Wereld en blijkbaar met een stevige ‘Return
On Investment’. Alles wees op de hoge rendabiliteit van de firma en was
luxueus en qua binnenarchitectuur volgens de laatste snufjes ingericht. Zo ook
op deze etage van de wolkenkrabber waar zich het hoofdkantoor van het FBC zich
bevond.
Op het grote bureaublad waarachter
de klein Ayaka Sato minuscuul overkwam projecteerden zich beelden van de
beurskoersen en nieuwsberichten. Hetzelfde systeem als in het appartement van
Suzy, maar dan nog wat meer gesofisticeerd en op grotere schaal. Ayaka nam een
afstandsbediening in zijn hand en de schermen maakten plaats voor een beeld van
een of ander exotisch strand met rollende golven. Het geluid werd gedempt tot
een stil ruisen op de achtergrond.
‘Meneer March, mag ik u in naam van
het FBC onze welgemeende deelneming aanbieden in uw verlies. Een mensenleven is
maar een kleine korrel zand op het strand, maar op zich uniek en onvervangbaar.
Ik hoop dat de golven van de zee uw verdriet en gemis mogen verzachten en helen
zoals het water van de zee het zand keer op keer weer effen strijkt.’
Stephen knikte kort als teken dat
hij het apprecieerde wat de secretaris hem met uitgestreken emotieloos gezicht
toewenste. ‘Doomo Arigato Gozaimasu,’ beantwoordde
Stephen hem in zijn eigen taal. Hij wou met een positieve toon het gesprek
beginnen. Een antwoord in de secretaris’ moedertaal zou misschien de ijdelheid
van de man bespelen. Hij sprak geen vloeiend Japans maar deze woorden had hij
de laatste tijd toch al heel wat moeten gebruiken: ‘Heel erg bedankt.’ De ogen
van Ayaka Sato reageerden inderdaad op zijn bedanking.
‘Doo
Itashimashite. Welkom! Waarmee kan ik je van dienst zijn Meneer March. Zoals ik
u al telefonisch heb gemeld is de directeur Ichirou Kato verhinderd en
biedt u zijn diepgemeende excuses aan voor zijn afwezigheid. Ik heb de
bevoegdheid en ook de beschikking over alle informatie die de heer Kato-sama u
kan verschaffen,’ vertelde Ayaka Sato aan Stephen die
aan de overkant van het bureaublad met zijn een meter tweeënnegentig neerkeek
op de heer Sato. Sato was dus wel degelijk ondergeschikt aan Ichirou Kato
anders zou hij niet het Japans achtervoegsel sama gebruikt hebben.
Stephen
schoof wat dichter bij het bureaublad en met de ellebogen voorover geleund en met
de handen in elkaar gestrengeld maar met de beide wijsvingers wijzend op de
heer Sato stelde hij resoluut zijn eerste vraag: ‘ De Heer Ichirou Kato was
eertijds adjunct-directeur van het LCR, het Lucky Child Relocation. Hij heeft
bemiddeld in de adoptie van een familielid van mijn overleden zus Suzy Chang.
Het gaat over haar halfzus, kind van Kathy Chang. Ik had graag in contact
gekomen met het geadopteerde meisje, ondertussen natuurlijk al een volwassen
vrouw. Gezien het overlijden van haar biologische moeder en het feit dat ik
bepaalde documenten heb die haar misschien kunnen interesseren of van nut zijn,
had ik graag haar huidig adres bekomen.’ Een betere smoes had hij niet kunnen
verzinnen. Hij hoopte op het medeleven van de Japanner, maar vreesde het ergste
toen hij bij zijn laatste woorden de man al ontkennend zag reageren.
‘Meneer
March, u moet begrijpen dat die informatie uiterst confidentieel is. De heer
Ichirou Kato heeft toentertijd gehandeld volgens de voorschriften van het LCR
en het is niet omdat deze organisatie is ontbonden, dat wij ons niet moeten
houden aan de letter van de wet van de adoptie. Het kan voor de geadopteerde
negatief zijn om terug in contact te komen met zijn biologische ouders of
familieleden na een leven in een nieuw gezin.’
Natuurlijk
had Stephen dit enigszins verwacht. Zonder slag om stoot zou hij die info niet
boven water krijgen maar hij probeerde verder te vragen: ‘Als u nu, ter wille
van de goede relaties tussen de Oude en Nieuwe Wereld, eens zou polsen of de
vrouw in kwestie weet dat ze geadopteerd is. Misschien is het wel haar wens om
te weten wie haar biologische moeder was. Wij kunnen ons natuurlijk moeilijk in
haar plaats stellen, maar op een bepaald moment in ieders leven zoeken we naar
de bron van ons bestaan. We hebben allemaal onze wortels waaruit we verder zijn
gegroeid. Als we ’s morgens in de spiegel kijken zien we in onze ogen onze
moeder, in onze lach onze vader. Wat als we in de spiegel kijken en een
onbekende vrouw of man zien en ons afvragen: Wie ben ik, waar kom ik vandaan?’
Stephen was niet aan zijn proefstuk, had dikwijls als met delegaties van de
Oude Wereld gesproken, kende hun sterkte maar ook hun zwakkere punten.
Ayaka Sato
dacht na, plooide zijn handen tegen elkaar voor zijn gezicht in een bijna
religieus gebaar. ‘Ik begrijp het allemaal wel. Maar de wet…,’ hij begon toch
tekenen te vertonen dat het pleidooi van Stephen March hem ergens had weten te
raken. Hij nam plots van onder het tafelblad een mobieltje waar hij na het
nummer ingetoetst te hebben in een niet te volgen Japans het een en ander
vertelde. Stephen hoorde af en toe zijn naam en die van Suzy en Kathy vallen.
Ayaka Sato bleef na een uitvoerige uitleg aan de telefoon een tijdje stil en
knikte verschillende malen alsof de persoon zelf aan de andere kant van de lijn
voor hem stond. ‘Hai, Doomo Arigato Gozaimasu, Kato-sama.’
Stephen
hield zijn adem in. Dat was een rechtstreekse verbinding geweest met de
directeur in kwestie. Nu zou het komen. Nu zou het afhangen van het antwoord of
hij zijn zoektocht verder kon zetten. Hai was ‘Ja’, maar ja voor wat? Voor het
wel of het niet geven van verdere informatie.
‘De heer
Ichirou Kato wil voor één enkele keer een uitzondering maken. Maar daar is een
voorwaarde aan verbonden. Enkel in het geval u als erfgenaam van Suzy Chang een
veiligheidssleutel met een RFID-tag in uw bezit hebt die op een locker past van
een kluisje van de ‘Sutimoto Bank & Insurance Company kan ik u verder
informatie verschaffen.’
Stephen
haalde de sleutelbos boven en toonde triomfantelijk de sleutel met de RFID-tag.
Ayaka Sato knikte bevestigend. Dus Suzy had deze sleutel van die bank op een of
andere manier in haar bezit gekregen, misschien via haar moeder. Het was het
bewijs en ook het voorrecht dat ze blijkbaar ook aan Suzy hadden verschaft om
in het kluisje te komen.
De kleine
Japanner glimlachte voor het eerst. ‘Jawel, meneer March, uw zus heeft ook bij
ons dezelfde vragen komen stellen. Zij had natuurlijk, gezien haar
rechtstreekse band met Kathy Chang nog iets meer overtuigingskracht om de
toegang tot de kluis te verkrijgen. Wij hebben inderdaad ook eerst gepolst bij
de ouders van de geadopteerde of de vrouw in kwestie op de hoogte was van haar
adoptie. Dat was zo. Volgens de heer Ichirou Kato heeft hij hen de sleutel overhandigd
die toegang gaf tot een kluisje waarin meer informatie beschikbaar was over het
geadopteerde meisje. Wij hebben verder niets meer gehoord hoe het allemaal is
afgelopen, of zij haar dan heeft teruggevonden of niet. U mag niet vergeten dat
dit gegevens zijn van de locatie van bij het begin van de adoptie. Gezien de
ontbinding van het LCR is de situatie niet meer verder opgevolgd door de heer
Ichirou Kato en kan het zijn dat de familie verhuisd is. Het is niet mijn
bedoeling u te ontmoedigen, maar ik wil u ook geen valse hoop geven.’
Stephen
stond recht en groette Ayaka Sato met het hand op het hart. Nu stak Ayaka zijn
kleine hand uit. ‘Ik hoop dat uw zoektocht beloond wordt. Sayonara’. Het
vaarwel van de heer Ayaka Sato betekende dat hij verder geen informatie meer
zou krijgen. Dat was het en daarmee zou hij het moeten doen. Stephen was
benieuwd wat hij in de kluis zou vinden en indien dit hem zou helpen om Suzy’s
zus op te sporen.
Reacties
Een reactie posten