Requiem: Hoofdstuk 13
13
Hij stond aan de overkant van Sutimoto Bank & Insurance Company. Verborgen in de
schaduw van een deurportaal keek hij recht voor zich uit. Iemand die hem per
toeval zou zien, zou denken dat hij voor de druilerige zure regen schuilde. Het
hoofd wat gebogen, de kap van zijn regenvest omhoog gezet zodanig dat zijn
gezicht in de schaduw van de regenkap ook minder duidelijk te herkennen was.
Gelukkig was hij ingeënt en nam hij regelmatig zijn dosis medicatie. Gezien hij zich volgens de normen tweemaal
per jaar liet checken op de dienst ‘Radiologie’ voelde hij zich betrekkelijk
veilig in de naoorlogse buitenlucht en de sluimerende gevaren die daaraan
gekoppeld waren. Er waren mensen die afstotingsverschijnselen kregen door de
medicijnen en die hadden minder geluk. Zij waren voor de rest van hun dagen
gekluisterd aan hun huis, want de inentingen zonder de medicijnen gaven een
vijftig op vijftig kans op kanker. Het was de samenwerking van de beide
behandelingen die het deed. Ja, deze mensen waren afhankelijk van de goedheid
van een ander. Goedheid, pfff! Zondaars waren het, die goed van kwaad niet
konden onderscheiden. Neen,…hij moest zich bedwingen!
Inderdaad. Kalmte is je beste raadgever. Er
komt wel weer een moment dat je de vloed van je wraak in woede mag omzetten.
Maar een Engel luistert naar zijn Meester! Luister naar mij. We zijn met velen
en je zult bij ons aanzitten als je je taak op deze aarde hebt volbracht.
De
stemmen leidden hem door dag en nacht. Hij voelde zich veilig maar niet stom.
Daarom ook wist hij dat Stephen March een bedreiging was. De stemmen hadden het
hem al verschillende keren verteld. Stephen March moest afgeschrikt worden en
als hij niet luisterde zou hij verdwijnen. men telde hem niet onder de zondaren.
Stephen March was geen onreine, maar wie niet horen wil….! Hij lachte
stilletjes in zijn vuist toen hij zich voorstelde hoe de heer March zou
reageren in de bank.
Hij had
geduld en veronderstelde dat de formaliteiten om de kluis te overhandigen wel
een tijdje kon duren en hij kraakte nog een Japanse walnoot uit het zakje dat
hij uit zijn vest haalde. Een harde noot om te kraken. Hij glimlachte om de
gedachte. Voor hem zou Stephen geen harde noot zijn om te kraken. Hij zou hem
om te beginnen al de noten van de toonladder van pijn laten zingen. Een
voorsmaakje voor wat kon volgen als hij goede raad niet kon waarderen.
Luister goed! Volg de man naar zijn
appartement. Daar mag je hem onze boodschap doorgeven. Pas daar, niet vroeger. Volg
onze bevelen op want jij bent onze Wrekende Engel, de begeleider van de zielen.
Wij zorgen voor jou, jij zorgt voor ons.
……..
Ik had mij met Ji Lang naar het huis
van Eagle Eye begeven dat zich aan de randstad van Sanctuary bevond. Het was
tevens het kantoor van het importexportbedrijfje ‘Afro-Art’ dat Eagle Eye en Ji samen uitbaatten. Na telefonisch mijn
wedervaren te hebben verhaald over mijn nachtelijke bezoeker hadden we bij
Eagle Eye afgesproken. Jérome’s optrekje was een ruim verlaten pand dat hij
volgens mij gekraakt had en naar zijn eigen smaak had ingericht. Hier ontdekte
ik de Afrikaanse roots van Jérome Shumbwa, nadat we via een krakkemikkige lift
naar de derde verdieping waren geschokt. Ik had ieder moment gedacht dat de
kabels of wat dan ook waar de lift aan vast hing zou knappen en we de dieperik
in zouden vallen, maar blijkbaar scheen het apparaat toch nog sterker dan ik
dacht.
Gekko was, niettegenstaande onze
overtuigende argumenten, niet meegekomen. Hij voelde zich nergens veiliger dan
tussen zijn vier beveiligde muren. Hij zou in verbinding blijven door middel
van een oortje die wij allen van hem hadden ontvangen. Via een verbinding met
het bionisch oog van Eagle dat hij in een mum van tijd had bedacht en in de
praktijk had uitgedokterd, met instemming van de eigenaar natuurlijk, kon hij ons ook visueel volgen waar wij ons
ook maar begaven. Tegen zo’n argumenten
en technische hoogstandjes konden wij als leken in het vak niet op. Daarom
was Gekko hier op zijn eigen eigenzinnige manier toch aanwezig.
Toen we de lift uitstapten kwamen we
direct in een grote ruimte die hier en daar door een steunpilaar was
onderbroken. Deze pilaren waren beschilderd met kleurrijke Afrikaanse motieven
en er hing een grote verzameling aan houten maskers en beelden aan deze betonnen
pijlers. Op de grond had Eagle Eye op diverse plaatsen dierenhuiden
opengespreid. Enkel waren zelfs afkomstig van
uitgestorven diersoorten. Hij vertelde ons dat hij geen enkel van deze
dieren, waarvan hij de huiden op de grond had liggen, zelf had gedood. Vele van
de dieren waren gestorven als gevolg of zelf uitgeroeid tijdens of na de Grote
Oorlog. Het was eerder een tribuut aan een stukje natuurlijke Afrikaanse
schoonheid die voorgoed verdwenen was. Ji zette zich neer op een van de zachte
kussens die verspreid lagen over een mooie zebrahuid. Hij voelde zich hier
schijnbaar thuis. Ik kuierde nog wat rond om alles in me op te nemen. Het was
teveel om op te noemen. Een gans andere cultuur die zuiderse warmte uitstraalde,
omringde me en veroverde me tegelijkertijd. Eagle Eye gaf met plezier wat meer
uitleg bij de ornamenten die hij verzameld had en die zijn leefruimte die
typische look gaven.
Hij wees me op een van zijn laatste
aanwinsten, een Dogon Horseman beeld
uit Mali, uiterst zeldzaam. Het was een paard bereden door twee ruiters, maar
gezien paarden zeldzaam waren in Afrika was hij fier dat hij deze aan zijn
verzameling had kunnen toevoegen. Er waren ook diverse maskers die allemaal een
andere naam hadden waaronder een Punu-
gezichtsmasker met een kap op uit Gabon en uit hetzelfde land een oud Afrikaans
Fang-masker met een soort verentooi
rond de bovenkant van het ornament. Er stond in een van de hoeken van de
leefruimte een groot stuk hout waarvan ik aan Eagle Eye vroeg of dit ook een
masker was of een of ander soort ceremonieel kleed. Hij vertelde met zijn
gekende hartelijkheid en geestdrift dat het hier ging over een Baga Nimba schoudermasker uit Guinea en
dat dit uit één stuk hout gesneden sierstuk op de schouders gedragen werd. De
vrouw die het voorstelde en de grote borsten verbeelden of symboliseerden de
grote vruchtbaarheid en werd meestal gedragen bij oogstfeesten of geboortes.
Aangezien de Bagastam een kleine stam was in Guinea beschouwde men dit stuk als
uiterst zeldzaam en was hij er apetrots op dat hij dat kunstwerk op de kop had
kunnen tikken. Hij had ook nog een Dogon
aapmaskertje uit Mali. Dat zag er heel grappig uit met het kleine aapje dat
bovenop op het masker zat en blijkbaar iets aan het eten was.
Er stonden ook een paar
uitzonderlijke beelden die de leefruimte afbakenden waar hij ook graag wat meer
uitleg over gaf. Eenmaal Eagle Eye over zijn roots vertelde, was hij blijkbaar
niet meer te stoppen. Een van die uitzonderlijke beelden was een Dogon-beeld
uit Mali. Het stelde de eerste voorouders van een volk voor. Het was een
beeldje dat men meestal in een nis zette en waarvoor de stam of volk een
diepgewortelde eerbied had. Bij gebrek aan een nis had Jérome het op een houten
driepoot gezet om het meer tot zijn recht te laten komen. Het stelde twee
gelijke personen voor, uitgesneden in hout en met beide armen hoog in de lucht
geheven. Mijn aandacht ging daarna naar een kunstig in hout uitgesneden beeld
dat een combinatie was van een antiloop, aardvarken en een gordeldier. Jérome
vertelde met de nodige details en ruime gebaren dat dit beeld symbool stond
voor de agrarische voorspoed en dat het afkomstig was van de Bambarastam uit
Mali. Daar heette men het een Chiwara.
Eagle Eye was een kleurrijk persoon.
Dat wisten we allen maar nu bemerkten we dat ook in zijn verzamelde kunstwerken
en in de kleuren die hij in zijn leefruimte had gebruikt. Zelfs die waren niet
zomaar lukraak gebruikt. ‘Bijvoorbeeld in Congo,’ legde hij uit, ‘ was een
masker ‘kifwebe’. Deze term doelde op
de geest die het voorstelde. Afhankelijk van de streek was het voorzien van
witte of zwarte strepen. Het masker belichaamde de bovennatuurlijke kracht. De
kifwebe-gemeenschappen gebruikten die maskers om rampen en bedreigingen te bezweren. Ze werden gebruikt
samen met een lang geweven soort kostuum en een grote baard gemaakt van
bewerkte raffia.
Maskers, kleuren en kostuums, alles
had een symbolische waarde bij de Afrikaanse stammen. De kleuren op de maskers
waren ook van belang. Het gebruik van witte kleuren duidde op positieve
krachten als de maan en het licht, zuiverheid en vrede, rood daarentegen werd
geassocieerd met de kleur van het bloed en vuur, kracht en moed maar ook met
gevaar en het kwaad.
Gelukkig voor ons overheerste het
wit en andere kleuren dan rood, met name geel, oker en andere bruintinten in
deze ruimte. Er was teveel om op te noemen. Ik ontdekte bij iedere stap die ik
deed iets nieuws en begon de goedlachse en ietwat buitenissige verschijning van
Eagle Eye met een gans ander oog te bekijken. Ik glimlachte binnensmonds om de
woordspeling.
Eagle Eye vertelde ons ook dat in
hun bedrijf Ji voor de contacten zorgde waar hij de Afrikaanse kunst aan de
juiste prijs kwijt kon. Hijzelf had contacten in vele Afrikaanse landen waar
hij zijn koopwaar op de kop kon tikken. De mooiste en zeldzaamste stukken hield
hij wel voor zichzelf. We waren hier allemaal getuige van zijn goede smaak.
‘Hoe staat het met ons onderzoek,
Ji,’ vroeg ik, niettegenstaande ik nog graag wat meer had gehoord over de kunstwerken
en de voorouders van Eagle Eye. Een andere keer misschien? We waren allemaal
onder de indruk van het verschil in cultuur niettegenstaande we er een positief
gevoel aan overhielden. Afrika was een warme streek, waar de inwoners, als zij
maar enigszins op Jérome Shumbwa geleken, even hartverwarmend waren als hun levensstijl
en cultuur.
‘Nou ja, veel hebben we niet kunnen
opsteken van de commentaren of reacties van de familieleden van Myo en Dakai.
Het verhaal heeft altijd hetzelfde stramien. Het slachtoffer of hier in dit
geval de slachtoffers worden ontvoerd, op een of andere manier bij de
ontvoering of via een list tijdens het vervoer verdoofd en daarna in diverse
stukken teruggevonden, meestal op de plaats waar ze ontvoerd werden,’ legde Ji
Lang uit. Hij was teleurgesteld, Ji had er meer van verwacht naar de uitdrukking
op zijn gezicht.
‘Myo en Dakai waren mensen met een
brede culturele bagage,’ legde hij uit, ‘niet zomaar boefjes uit een of andere
straatbende. Ze waren ook Akai, en als de moordenaar het voorzien heeft op de
Akai, dan weet ik niet wat er bij hem stoort in de leer van de vredelievende
Akai. Myo en Dakai hadden vorig jaar met een wedstrijd nog een reis gewonnen
naar de Oude Wereld. Ze hadden een maand lang op kosten van een
verbroederingsorganisatie de
belangrijkste steden van de Oude Wereld bezocht. Ze werden vergezeld door een
overheidsfunctionaris die er goed op lette dat alles in goede banen liep en dat
de belangen van de Oude Wereld op geen enkel moment werd geschonden. Myo en
Dakai vertelden achteraf aan hun familie dat die man gelukkig erg meeviel. Hij
ging eerder mee voor de vorm en genoot evenveel van de reis als henzelf. Het
was een gebeuren waar ze bij iedere gelegenheid nog graag over spraken.’
Er klonk een hese klank door in Ji’s
stem, zijn verdriet stond in zijn ogen geschreven en ze zag een gelijkaardige
uitdrukking in het gezicht van Eagle Eye. Het waarom ontsnapte hen steeds.
Ergens bleef er in mijn achterhoofd iets hangen waar ik niet direct de vinger
kon op leggen. Of het belangrijk was of niet, ik kon met de beste wil niet
zeggen wat mij aan deze gevallen opviel. Ik veronderstelde dat het ten gepaste
tijde boven zou komen te drijven. Maar tijd was iets kostbaars en in deze
optiek was het belangrijk om zo vlug mogelijk een goede link naar de moordenaar
te vinden. Ieder slachtoffer was er een te veel.
‘Helaas is de delegatie van Stephen
March vertrokken,’ deelde ik hen mee. ‘Ik had graag nog even met meneer March
gesproken over zijn halfzus Suzy Chang. Misschien dat hij nog andere elementen
naar voor had kunnen brengen waar wij geen weet van hebben. Hij is een
invloedrijk persoon in beide Werelden en weet misschien iets meer uit eerste
hand of kon hij in ieder geval onze informatie over de moorden aanvullen.’ Ik
ging met mijn hand in een gefrustreerd gebaar door mijn haar. ‘Net iets voor
die westerlingen, om de plaat te poetsen, wanneer het te heet onder hun voeten
word.’ Dat was misschien niet eerlijk dacht ik direct, Stephen March had ook
iemand verloren. Ik voelde het schaamrood op mijn gezicht. Ja, je zou voor
minder van de kook geraken en de verkeerde woorden uitspreken.
Een luide stem in mijn linkeroor
deed mij opschrikken. ‘Gekko, iets stiller’ riep ik, ‘kan je het volume wat
aanpassen, ‘ik weet dat we op dit moment voor dovemansoren spreken maar dat wil
niet zeggen dat je ons met dit apparaatje het oorsmeer uit onze oren moet doen springen
van de schrik. ‘Oké, zo is het beter,’ voegde ik eraan toe. Gekko had
waarschijnlijk een of andere instelling aangepast en nu was zijn stem heel wat
minder lawaaierig.
‘Mijn beste Yu, je stelt steevast de
verkeerde vragen,’ begon hij. Dat was nu niet direct hetgeen ik wou horen.
‘Luister, mijn beste Gerekko,’ zijn
officiële naam gebruikende om te duiden dat ik mijn geduld aan het verliezen
was, ‘Onegai, alsjeblieft, als je iets te zeggen hebt, zeg het dan zonder
beschuldigingen of misplaatste arrogantie, we weten allemaal dat we niet kunnen
tippen aan je superbrein en je geniale invallen, dus kom op, wat ben je te
weten gekomen?’
‘Oké, oké Yu. Sumimasen, sorry! Wat
ik bedoel met de verkeerde vraag is, je hebt mij verteld dat je vroeg of de
Westerse delegatie vertrokken was en dat is ook zo. Maar….Stephen March is niet
mee vertrokken. Die is achtergebleven en ik denk om dezelfde redenen waarvoor
wij ons groepje hebben gevormd.’
Van verbazing zette ik mij bijna
neer op het Dogon-beeld uit Mali dat op de driepoot stond tentoongesteld. Een
kreet van Eagle Eye kon mij nog net verhinderen dat ik het stuk omstootte. ‘Hoe
bedoel je, hoe weet jij….?’ Ik hoorde Gekko op de achtergrond geamuseerd
lachen. ‘Oké, Gekko, moet ik het uit je mond trekken of wil je het zo ook vertellen’.
Mijn geduld was echt op!
‘Ik had, als voorzorg,’ vertelde men
in mijn oor, ‘een zoekertje op de persoon Stephen March geplaatst, zoals op nog
een aantal andere personen,…hm…van de veiligheidsdienst bijvoorbeeld. Iedere
persoon heeft een bepaald gezichtspatroon. Als die personen zich verplaatsen
dan geven bepaalde databanken en ook de
vaste camera’s mij een seintje dat de personen in kwestie bijvoorbeeld hun huis
verlaten of bijvoorbeeld dat een zekere Stephen March zijn appartement, waar
hij nog altijd huur voor betaald, had verlaten en op dit moment bij de Sutimoto Bank & Insurance Company op bezoek is. Ik heb
geprobeerd om het intern cameranet van de bank te hacken, maar dat is me
onmogelijk op zo’n korte tijd.’
Dat was nu
toch iets positiefs. Ik moest die westerling uit de Oude Wereld vanavond maar
eens een bezoekje brengen. ‘Bedankt, Gekko, ik hoef het niet te zeggen, maar je
bent de beste’. Ik hoorde een bevestigend gesnuif in mijn linkeroor.
……..
Stephen staarde naar de inhoud van
de box. Een rode videostick lag eenzaam en alleen in de box. Wat betekende dit?
Had Suzy hem een simpele videostick achtergelaten. Hij had eerder specifieke
documenten of iets concreets verwacht met aanwijzingen naar haar zus of
misschien in het beste geval een spoor naar haar moordenaar. Stephen voelde
zich enigszins teleurgesteld maar nam de stick uit de doos en stak die in zijn
binnenzak. Hij hield de doos nog even ondersteboven om zeker te zijn dat hij
niets had gemist, porde met half zijn arm in de doos om te voelen of er geen
zaken aan de binnenkant waren gekleefd. Maar allemaal tevergeefs. Die stick was
het enige dat Suzy hem als aanwijzing had nagelaten. Hij sloot terug de
kluisdoos en legde zijn hand op de sculptuur met de naam ‘Veiligheid’ in de
tokonoma. Het duurde amper een aantal minuten of de heer Ayumu kwam groetend
binnen en Stephen overhandigde hem terug de doos, bedankte hem waarna hij met dubieuze
gevoelens over hetgeen Suzy hem had achtergelaten, de bank verliet.
……..
Daar was hij! Blijkbaar oordelend naar
de blik op het gezicht van de heer March was hij niet echt tevreden. Niet
gevonden wat je verwachtte, dacht hij terwijl hij zich nog verder in het
portaal terugtrok? Hij wachtte nog een moment en daarna volgde hij Stephen
March aan de overkant van de straat ervoor zorgend dat hij op een veilige
afstand bleef. Toen Stephen een taxibot opriep aan de gele standaardpaal, riep
hij op zijn beurt zijn vervoersmiddel op door een paar toetsen op zijn touchpad
aan te tikken. Een muisgrijze autobot kwam van om de hoek en nadat hij was
ingestapt en in het trajectprogramma een beeld van Stephens taxi had ingescand
zorgde de instelling volgmodus voor
de rest. Hij leunde met een zelfzekere glimlach achteruit in zijn zetel en ging
in de achtervolging van zijn prooi.
Reacties
Een reactie posten