Requiem: Hoofdstuk 12 (2e deel)
Na een paar minuten stilte die
mij veel langer leken, kwam zijn reactie. ‘Nog zo’n onverstandig antwoord op
mijn vragen, Juffrouw Mitsukai en ik snij je mooie keeltje open van hier tot
hier,’ terwijl hij zijn knie hardhandig in mijn rug drukte, maakte hij met de duim
van zijn hand onder mijn hoofd een niet verkeerd te verstane beweging. Een
standbeeld zou vast nog wat kunnen leren van mijn plotselinge onbeweeglijkheid.
Ik wilde beleefd vragen wat hij van me wilde, maar ik hoorde mezelf mompelen:
‘mmm, hmmmm,mmmmrm’. Blijkbaar scheen ik toch verstaanbare universele geluiden
voor te brengen, een taal die geknevelde personen meestal spreken veronderstel
ik, want hij beantwoordde direct mijn
vraag. Evenwel juist nadat hij nog een extra pijnlijke por met zijn knie in
mijn rug had gegeven.
‘Ik
wil dat jullie je privéonderzoekje staken. Leg het stil, ga verder zonder om te
kijken. Ken je het verhaal van Sodom en Gomorra en de vrouw van Lot, mijn beste
Yukiko? Probeer je best te doen om aan de verleiding te weerstaan. Ga door en
kijk niet om. Een zoutpilaar worden is nauwelijks benijdbaar. De naam van de
vrouw van Lot word nergens genoemd in de bijbel, laat ze niet de geschiedenis
ingaan onder de naam Yukiko Mitsukai. Ik ben zeker dat je begrijpt wat ik
bedoel. Een lijk of een zoutpilaar, er is voor mij niet veel verschil, ze zijn
even dood!’
Ik voelde de
druk in mijn rug wegvallen en een verraderlijke stilte bleef in de ruimte
hangen. Nog zeker een kwartier bleef ik bewegingloos liggen, tot ik kramp in
mijn kuiten begon te krijgen. Toen wist ik zeker dat de man mijn kamer had
verlaten. Het duurde op zijn minst nog een half uur voor ik mezelf van mijn
boeien had bevrijd. Ik veronderstelde dat ik van geluk mocht spreken, ik zou
het kunnen navertellen. Maar aan wie? Was het de moordenaar van mijn ouders
geweest of was het iemand die er belang in had dat de moordenaar gewoon zijn
gang kon gaan en verder de toestand in de stad en omstreken destabiliseerde?
Hoe was hij in
hemelsnaam binnengeraakt? Ik controleerde de deur en zag dat die niet
geforceerd was. Daarna volgden de logbestanden van mijn veiligheidssysteem en toen
constateerde ik dat de indringer mijn code had gebruikt om binnen te geraken en
bepaalde bestanden had gewist! Ik kon hem niet identificeren. Hoe kon….?
Op hetzelfde
moment schoot me een herinnering door het hoofd van een of andere actiefilm die
ik ooit eens had gezien in de Megaskoop. Gangsters in die film gebruikten een
soort lampje om de meest aangedrukte toetsencombinatie te ontdekken. Een soort
van infraroodlamp of had het nu weer te
maken met fluorescentie of de slijtage van de toetsen? Gekko zou het antwoord
wel weten, maar dat maakte nu geen verschil meer uit. Als die kerel dacht dat deze
stunt mij zou tegenhouden en mijn onderzoek zou staken, dan kende hij Yukiko
Mitsukai nog niet.
……..
Bij de Sutimoto Bank & Insurance
Company werd Stephen March onthaald door de adjunct-directeur. De heer Ayumu was
klaarblijkelijk gebrieft door Ayaka Sato van de Fijutso Building
Company. Zodoende gingen gesloten deuren voor Stephen open als in het sprookje
uit ‘Duizend-en-één-nacht’. Sesam open u, dacht Stephen terwijl hij tegelijkertijd
dacht aan het kluisje en de sleutel die hij aan de heer Ayumu toonde.
‘Hajimemashite! Aangename
kennismaking! Meneer March, wilt u mij volgen. We gaan met de lift naar de
benedenverdieping waar de kluizenzaal is. Daar zal ik u de beschikking geven
over het kluisje die bij uw sleutel past.’
Ze stapten in een lift die zo groot
was, dat men minstens met een tiental mensen in die ruimte een feestje kon
bouwen. Een licht muziekje maakte onze afdaling ‘iets’ aangenamer.
Niettegenstaande de heer Ayumu de ganse tijd een quasi beleefde glimlach op
zijn gezicht toverde, twijfelde Stephen aan de oprechtheid van deze man.
Nou ja, bankiers, een volkje apart,
ook in de Oude Wereld. Ze lagen aan de oorsprong van de destabilisatie van de
economie in de 21e eeuw waarvan de ‘Grote Oorlog’ een van de
voornaamste gevolgen was. Ze maakten de armen armer en naaiden de rijkelui met
net zo’n glimlach op hun gezicht. Ze hadden veel meer gezichten dan de God
Janus uit de Romeinse mythologie.
De lift stopte en Stephen kreeg even
een wee gevoel in zijn maag en ingewanden. Wat zou hij ontdekken? Hij volgde de
nog steeds glimlachende bankier door de gang. De Heer Ayumu schoof een deur
open en duidde op een ruimte aan zijn rechterkant.
De
ruimte contrasteerde met het moderne design in de inkom van de bank. Hij zag een
klassiek Japans ingerichte kamer in Sukiyastijl
met uitschuifbare fusamadeuren die
aan beide zijden beplakt waren met niet- transparant papier. Binnenin was de
ruimte ingericht met tatamimatten van
geperst rijststro en een tokonoma,
een belangrijk focuspunt in een Japanse kamer. Vroeger, vele eeuwen terug,
werden in de Japanse huizen, in zo’n tokonoma, een altaartje opgericht. In de
21e eeuw was dit geëvolueerd naar een ingebouwde nis, waar men er een
speciaal voorwerp in plaatste, een weloverwogen uitgekozen object. Hier was het
een sculptuur van aardewerk dat de naam ‘Veiligheid’ droeg. Een toepasselijke
naam voor het gevoel dat een goede bank aan de belegger moest geven.
Gewoonlijk werden zo’n ruimtes afgesloten
door shojideuren die enkel het licht
filterden. Zo’n deuren waren hier minder geschikt, omdat die voor minder
privacy zorgden dan de fusamadeuren. Shojideuren bestonden immers uit een soort
houten rasterwerk die enkelzijdig beplakt was met transparant papier. De Heer
Ayumu vroeg mij hier even te wachten en ik zette mij neer aan de lage teburu, de traditionele Japanse lage
tafel. Het deed Stephen ergens denken aan de Japanse ceremoniële theeceremonie.
Straks kwam de glimlachende man met een dienblad met twee kopjes en een
kannetje thee in plaats van met de kluisbox zoals hij hoopte.
Het duurde amper een tiental minuten
en de Heer Ayumu verscheen terug met een langwerpige metalen doos in de vorm
van een balk met een lengte van ongeveer veertig centimeter en een hoogte en
breedte van vijftiental centimeter. Aan de voorkant bevonden zich twee kleine
ronde glazen oogjes ter grote van het topje van een sleutel met de RFID-tag.
Stephen haalde zijn sleutel boven en richtte die naar de linkse uitsparing
waarboven het woord ‘huurder’ stond gedrukt. De Heer Ayumu gebruikte een
gelijkaardige sleutel voor de tweede holte. Of het zo moest of niet, Stephen
hoorde een klikje en het voorste paneel kwam los.
‘Ik laat u hierbij in uw privacy,
Meneer March, als u mij terug verwacht gelieve uw hand op de sculptuur te
leggen. Die zal een elektronisch signaal doorgeven zodanig dat ik weet dat u
klaar bent.’ Met die eeuwige glimlach op
zijn Aziatisch gezicht verwijderde de man zich in buigend in een groet
de kamer.
Stephen aarzelde een moment. Zou hij
uiteindelijk een antwoord krijgen op zijn vragen. Wie was de zus van Suzy?
Waardoor was zij zo in moeilijkheden gekomen dat het haar het leven koste? Zijn
hand trok de binnenkant van de doos uit.
Reacties
Een reactie posten